Koen Aerts (UGent): ‘Een canon is misbruik van de geschiedenis in het kwadraat’

De grafsteen van Cyriel Verschaeve. © belga
Ewald Pironet

Verzet tegen de plannen om een canon van de Vlaamse geschiedenis op te stellen, zegt Koen Aerts, heeft niets te maken met identitaire zelfhaat. Ook een canon van een linkse Vlaamse regering of een Belgische regering zouden niet op bijval kunnen rekenen. Ik zeg nee tegen een canon, uit liefde voor het metier.

De alternatieve canon: terwijl de regering-Jambon een Vlaamse canon voorbereidt, kijkt Knack weg van de alom bekende ankerpunten. Welke feiten en gebeurtenissen zijn onbekend maar onontbeerlijk voor wie de geschiedenis van Vlaanderen écht wil kennen?

In zijn symbolische 11 julinummer van 1950 publiceert het flamingantische jezuïetenblad De Vlaamse Linie de resultaten van een peiling onder lezers naar de belangrijkste Vlaming van dat moment. Op nummer één staat Cyriel Verschaeve. Dat hoeft niet te verbazen van een opinieblad dat bij zijn oprichting twee jaar eerder pleitte voor een wederopname van ‘de zogenaamde zwarten in de Vlaams volksgemeenschap en de Belgische staatsgemeenschap’. Cyriel Verschaeve past in dat plaatje, maar niet ‘zogenaamd’. De priester-dichter ontpopte zich tijdens de Eerste Wereldoorlog als de geestelijke gids van de Vlaamse Beweging, radicaliseerde tijdens het interbellum en gaf zich tijdens de bezetting volledig over aan de collaboratie met de bezetter. Het Belgische gerecht veroordeelde hem tot de doodstraf, maar hij ontvluchtte zijn verantwoordelijkheid en stierf in 1949 een vredige dood in Oostenrijk. Een jaar later prijkte hij bovenaan de lijst van De Vlaamse Linie. Het is een bijzonder leerrijke casus die waarschuwt voor de gevaren van canonisering, om verschillende redenen.

Eén: hoe een politiek-ideologische bevraging van het verleden, van rechts tot links, blind kan zijn voor de historische kennis, democratische waarden en de authentieke ervaring van de meerderheid van de samenleving. Kiezen is verliezen: waar staan de namen van verzetsvrouwen en -mannen? Waar is de stem van Jan en Jeanne Modaal, die te lijden hadden onder de bezetting en collaboratie? De selectie ontmaskert wie selecteert, maar vertekent en negeert de complexiteit van het verleden.

Twee: hoe een identitaire interpretatie de geschiedenis op een rechte lijn zet, alsof het verleden een dwingende richting heeft. Alsof alles zo is moeten lopen, alsof Vlaanderen automatisch en als vanzelfsprekend tot stand moest komen. In de grillige gang van het project dat vandaag Vlaanderen heet, is de rol van Verschaeve eerder een om- dan binnenweg geweest. Zijn nazistische, Groot-Germaanse verraad heeft het Vlaamse streven geen goed gedaan. Zelfs het Vlaams Nationaal Verbond, de collaboratieconcurrent van de DeVlag, vond hem – samen met onder anderen August Borms – een volksverrader. En waarom het venster van ‘de Vlaamse volksgemeenschap’ of ‘de Belgische staatsgemeenschap’? Andere identiteiten, categorieën en pasmaten zijn net zo relevant en zo mogelijk belangrijker om het verleden te analyseren en te begrijpen. De verhouding tussen kapitaal en arbeid heeft bijvoorbeeld een langere stamboom dan het concept van de natie.

Geschiedenis is geen steriele bezigheid. Historici zijn evenmin waardevrij.

Drie: hoe processen van canonisering altijd en overal in alle kampen en strekkingen aanwezig zijn en precies daarom beter geen officieel karakter kunnen krijgen. Het kan een leuke oefening zijn voor uitgeverijen, weekbladen, tv-programma’s, particuliere organisaties en verenigingen. Medewerking van historici is dan geen kwade zaak. Het is wel gevaarlijk als de opdracht komt van overheden. Als deze canon een blauwdruk was geweest voor het geschiedenisonderwijs vanaf de jaren vijftig, zouden verschillende generaties een volbloednazi als voorbeeldige Vlaming camoufleren.

Vier: hoe processen van canonisering de complexe historische werkelijkheid dreigen te reduceren en formatteren tot bordkartonnen figuren, gebeurtenissen en ontwikkelingen in de programmeertaal van degene die regisseert. Het verarmt het historisch denken over context, structuren en causale ketens en negeert de essentie van geschiedschrijving: een open proces van voortdurende kennisverwerving, correctie en herziening.

Vijf: hoe die canonisering het belang illustreert van één van de speerpunten van de bestaande eindtermen: het herkennen van mythevorming en misbruiken van het verleden.

Zes: hoe de medewerking van historici bij canonisering allerminst een garantie is op voldoende historisch-kritische duiding. De hoofdredacteur die verantwoordelijk tekent voor die ‘wedstrijd’ is de jezuïet en historicus Karel Van Isacker, later professor geschiedenis aan de universiteit van Antwerpen. In zijn monumentale Mijn land in de kering heet het hoofdstuk over bestraffing van de collaboratie ‘Een feest van de haat’ en heeft hij amper een goed woord veil voor het verzet. Geschiedenis is geen steriele bezigheid. Historici zijn evenmin waardevrij.

Dat geldt net zozeer voor ondergetekende, maar deze kanttekeningen zijn van kennistheoretische aard, uit liefde voor het metier. Het heeft niets te maken met identitaire zelfhaat. Ook een canon van een linkse Vlaamse regering of een Belgische regering zouden niet op bijval kunnen rekenen. Zouden de huidige supporters dan even enthousiast reageren? Ex-VU-senator Lode Claes, veroordeeld collaborateur en voormalig medewerker van De Vlaamse Linie, wist waar hij het over had toen hij in 1983 in zijn boek Het verdrongen verleden waarschuwde voor de neiging van nationale emancipatiebewegingen om het verleden te sublimeren en op te hemelen. ‘Meer dan over de selectie van historische feiten waarmee de wetgevende macht zich meent te moeten bezighouden, kan men vragen stellen over de doelstellingen die ze ermee nastreeft’, zo luidt het twintig jaar later in een opiniestuk voor De Standaard. De pen is van de historicus Bart De Wever, die toen al lid was van het partijbestuur van de kakelverse en piepkleine N-VA. Onder de kop ‘Maak geen misbruik van de geschiedenis’ waarschuwt hij voor het gebruik ervan in functie van hedendaagse belangen: ‘De cirkel is dan rond: de geschiedenis is weer in het jurkje van dienstmaagd gestoken.’ De historicus van weleer corrigeert dus de politicus van vandaag.

Precies daarin zit de laatste, ultieme les, een parafrase van George Orwell in 1984: wie het verleden beheerst, beheerst de toekomst. En, belangrijk, wie de macht heeft over het heden, heeft de macht over het verleden. Als mensen hun huik naar de wind hangen als het hun uitkomt, als ze zelf de kaarten delen, is de cirkel inderdaad rond: misbruik van de geschiedenis, maar dan in het kwadraat.

Koen Aerts is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Universiteit Gent. Hij is (co)auteur van boeken als Kinderen van de repressie (2018) en werkte als bedenker en wetenschappelijk adviseur mee aan de VRT-series Kinderen van de collaboratie (2017) en Kinderen van het verzet (2019).

De alternatieve canon

Partner Content