Na de val van Utrecht (1672): ‘Bijna spraken we allemaal Frans van Halle tot Groningen’

Een standbeeld van Lodewijk XIV aan het Louvre in Parijs. © iStock
Ewald Pironet

De val van Utrecht (1672) en de aankomst van Willem I in Schevingen (1813) lijken veeleer thuis te horen in een Nederlandse historische canon. Toch tonen die gebeurtenissen aan hoe binnenlandse ontwikkelingen ooit afhankelijk waren van buitenlandse krachtsverhoudingen.

De alternatieve canon: terwijl de regering-Jambon een Vlaamse canon voorbereidt, kijktKnack weg van de alom bekende ankerpunten. Welke feiten en gebeurtenissen zijn onbekend maar onontbeerlijk voor wie de geschiedenis van Vlaanderen écht wil kennen?

Voorgesteld door: Rolf Falter

Waarom? Omdat de Europese grootmachten geen vuist wilden of konden maken, wordt in Vlaanderen (en Nederland) geen Frans of Engels maar Nederlands gesproken.

‘Er zijn twee data uit de Nederlandse nationale geschiedenis die niet aangeleerd worden in Vlaamse schoolboeken, maar waarvan de gebeurtenissen essentieel zijn geweest voor het bestaan van Vlaanderen en België’, zegt Rolf Falter. ‘De eerste is de val van Utrecht op 21 juni 1672. Dat militaire succes bracht Lodewijk XIV, de Franse Zonnekoning, op een zucht van de verovering van heel Nederland.’ In Nederland hoort die val zowat bij de parate historische kennis, in Vlaanderen is er veel minder bekend over een militaire gebeurtenis die ook onze geschiedenis totaal had kunnen veranderen.

Als je de geschiedenis puur vanuit nationaal perspectief bekijkt, krijg je een vertekend beeld – wat blijkt in schoolboeken in heel Europa.

In ‘het rampjaar’ 1672 wordt de omsingelde Republiek van de Verenigde Nederlanden tegelijk aangevallen door Engeland, Frankrijk en een paar Duitse bondgenoten. Vooral het Franse leger van Lodewijk XIV maakt indruk. Zijn ruim 120.000 manschappen (toen een van de grootste legers aller tijden) trekt vanuit het zuiden plunderend op naar het noorden van het land. Op 12 juni 1672 valt Utrecht, de Franse legers staan op amper 35 kilometer van Amsterdam. De invasielegers lijken aan de winnende hand en Lodewijk stelt zijn eisen: het hele land ten zuiden van de Waal zal aan Frankrijk toekomen, Engeland krijgt wat kuststeden en de Duitse bondgenoten een aantal oostelijke gebieden. Lodewijk verblijft in Utrecht terwijl hij wacht tot de instortende Republiek zijn condities aanvaardt. Maar dat gebeurt niet. De val van de belangrijke stad Utrecht roept namelijk een sterke reactie op. Het anti-Oranjekamp bindt in: legeraanvoerder Willem III wordt benoemd tot stadhouder en verenigt in zijn persoon dus het hoogste militaire en politieke gezag. Die combinatie geeft hem de macht om verder te gaan met het creëren van de Waterlinie: het onder water zetten van grote delen van de polders in Holland. Dat houdt de Fransen weg van Amsterdam. En uiteindelijk verslaan de Nederlanders zowel de Engelse vloot, de Franse vloot als het Franse landleger. Rolf Falter: ‘Als die reactie er niet was geweest, dan spraken we nu, van Halle tot Groningen, Frans in het noorden van de Franse Republiek.’

Soms lijkt de geschiedenis zich te herhalen. Falter: ‘Het had anderhalve eeuw later ook Engels kunnen zijn. Was het niet dat op 30 oktober 1813 de zoon van de laatste stadhouder, Willem V, na twintig jaar ballingschap van de Oranjes weer voet aan wal zette in Scheveningen. Voortaan zou die Willem VI zich “koning Willem I” noemen. Belangrijk detail: Willem landde aan boord van een Engels schip.’ Als passagier van het fregat The Warrior werd Willem I het symbool van het feit dat de toenmalige grootmachten (in de eerste plaats Engeland) niet meer geïnteresseerd waren om de Nederlanden zelf in te lijven: in 1815 zou een internationale coalitie Napoleon zijn definitieve nederlaag toedienen in Waterloo. In die slag mocht de Nederlandse kroonprins Willem, de latere koning Willem II, optreden als een van de bondgenoten van de Britse opperbevelhebber, de zegevierende hertog van Wellington.

Falter: ‘Engeland wilde de Lage Landen, die al drie jaar waren geannexeerd door Frankrijk, zien herleven en weer een bestaan gunnen. De Engelsen hadden het gebied kunnen annexeren, maar dat interesseerde hen niet. Beide gebeurtenissen bewijzen hoe nationale geschiedenissen, van elk land in West-Europa, vaak beslissend bepaald werden door gebeurtenissen in de buurlanden. Als je de geschiedenis puur vanuit nationaal perspectief bekijkt, krijg je een vertekend beeld – wat blijkt in schoolboeken in heel Europa.’

Rolf Falter is licentiaat geschiedenis, Europees ambtenaar en voormalig journalist bij o.a. De Standaard en De Tijd. Hij schreef onder meer België: een geschiedenis zonder land (2012) en De geboorte van Europa: een geschiedenis zonder einde (2017).

De alternatieve canon

Partner Content