16e eeuw: Vlaamse vrouw maakte furore als hofschilder bij de Tudors

Elizabeth I © Wikimedia Commons
Ewald Pironet

Vlaanderen is een land van beeldende kunstenaars, en daar moet nadrukkelijk ‘(m/v)’ aan toegevoegd worden. Naast Luc Tuymans staat bijvoorbeeld Berlinde de Bruyckere. Net zoals in de zestiende eeuw Pieter Bruegel en Levina Teerlinc in één adem werden genoemd.

De alternatieve canon: terwijl de regering-Jambon een Vlaamse canon voorbereidt, kijkt Knack weg van de alom bekende ankerpunten. Welke feiten en gebeurtenissen zijn onbekend maar onontbeerlijk voor wie de geschiedenis van Vlaanderen écht wil kennen?

Voorgesteld door: Jonas Roelens

Waarom? Ook eeuwen voor de vrouwenemancipatie konden vrouwen al volwaardige mannelijke beroepen uitoefenen.

Vlaanderen is terecht trots op zijn rijke culturele verleden. Onvermoeibaar zetten we de Vlaamse meesters als merk in de verf. De promotie van die Vlaamse schilderkunst wordt zelfs een volwaardig onderdeel van ons cultuurbeleid, althans volgens de regeerverklaring van de huidige Vlaamse regering-Jambon. Dat heel wat plaatselijke artistieke helden in feite economische migranten waren die zich aangetrokken voelden tot het gunstige culturele klimaat gecreëerd door lokale overheden, wordt daarbij minzaam onder de mat geveegd. De Bruggeling Hans Memling werd geboren in het Duitse Seligenstadt en Rogier van der Weyden kwam uit Doornik: een kniesoor die daarop let. Die gulle ondersteuning van de kunsten resulteerde in een indrukwekkende canon van – mannelijke – kleppers zoals de gebroeders Jan en Hubert van Eyck, Pieter Bruegel en Peter Paul Rubens, die al eeuwen wereldwijd geprezen worden.

Jonas Roelens: ‘Veel minder bekend is dat het huidige Vlaanderen in de vroegmoderne tijd ook een regio was waarin vrouwelijke kunstenaars zich ten volle konden ontplooien. Dat gat in ons collectieve geheugen is best verbazend als je weet dat de talenten van die vrouwelijke schilders door tijdgenoten tot in het buitenland geprezen werden. In de rest van Europa was het namelijk veel minder vanzelfsprekend dat vrouwen het penseel opnamen en zelfstandig een artistieke carrière uitbouwden.’

Dat vrouwelijke kunstenaars furore maken in het buitenland heeft een lange voorgeschiedenis.

‘In vergelijking met het buitenland waren vrouwen in de toenmalige Zuidelijke Nederlanden veel beter in de samenleving geïntegreerd. Heel wat meisjes gingen naar school en kregen een basisopleiding. Ook hun juridische positie zag er rooskleuriger uit dan voor vrouwen in het buitenland. Ze waren daardoor in veel gevallen economisch onafhankelijk. Ze verwierven een belangrijke rol in de handel en konden “mannelijke” beroepen, zoals dat van schilder, uitoefenen. Volledig vrij in hun beroepskeuze waren ze niet: de meeste vrouwelijke schilders waren dochters of vrouwen van mannen die hun strepen al verdiend hadden als kunstenaar.’

Toch valt het onafhankelijke traject van sommigen onder hen op. Neem de Brugse Levina Teerlinc, alias Levina Bening (circa 1510/1520-1576). Zij stamde uit een schildersfamilie. Haar vader was Simon Bening, de laatste befaamde Brugse miniaturist. Via haar moeder was ze verwant aan schilder Hugo van der Goes, een van de belangrijkste Vlaamse primitieven. Maar Levina Teerlinc maakte werk van een eigen carrière en vestigde haar eigen naam. In 1545 verhuisde ze met haar man George Teerlinck naar Londen. Daar maakte ze furore als hofschilder van de beruchte Tudors. Ze schilderde voor Hendrik VIII (de vorst met de zeven vrouwen), Eduard VI, Mary I en ten slotte voor de legendarische queen Elizabeth I.

Een van haar bekendere en nog altijd bewaarde werken is een groepsportret…. Op amper zesenhalve centimeter hoog schilderde deze ‘meesteres van de miniatuur’ tientallen figuren: hofdames omringen koningin Elizabeth I op de rituele voetwassing op Witte Donderdag of Maundy Thursday. Haar miniatuurportretten en schilderijtjes vielen zozeer in de smaak dat ze een hoger jaarloon kreeg dan veel mannelijke collega’s. Ze verdiende bijvoorbeeld meer dan haar voorganger, de wereldvermaarde Hans Holbein de Jonge.

Roelens: ‘Ook Catharina van Hemessen, Susanna Horenbout, Mayken Verhulst en anderen werden volop geprezen door buitenlandse auteurs zoals Lodovico Guicciardini en Giorgio Vasari, de beroemdste kunsttheoreticus van zijn tijd. Vandaag gelden vrouwelijke kunstenaars zoals Berlinde De Bruyckere, Miet Warlop of Anne Teresa De Keersmaeker als culturele ambassadeurs van Vlaanderen. Dat vrouwelijke kunstenaars, onder invloed van gunstig socio-economisch beleid, furore maken in het buitenland heeft een lange voorgeschiedenis. Helaas is die voorgeschiedenis vergeten.’

Jonas Roelens is als doctor in de geschiedenis verbonden aan de Universiteit Gent. Hij doceert kunstgeschiedenis van 1400 tot 1750 aan KASK/School of Arts in Gent.

De alternatieve canon

Partner Content