François Levrau

‘Wat voor Europese manier van leven wil de Europese Commissie precies beschermen?’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

‘De Europese waarden worden door toenemende migratie uitgedaagd’, schrijft François Levrau (UAntwerpen). Hij argumenteert dat het antwoord daarop van de politieke rechterzijde problematisch is, maar dat de antwoorden die de linkerzijde formuleert, ook allesbehalve evident zijn.

Ursula von der Leyen, toekomstig voorzitter van de Europese Commissie, bedacht onlangs een nieuwe migratieportefeuille met de naam ‘Bescherming van de Europese Manier van Leven’. Critici verweten haar dat ze teveel de framing van extreemrechts overnam. Ik ben het met die kritiek eens. Er bestaat geen gedeelde Europese manier van leven. Wat wel bestaat zijn een aantal universele, verlichte principes en kernwaarden die overheden ertoe verplichten burgers met een vergelijkbare vorm van respect en zorg te bejegenen. Net door de implementatie van die kernwaarden krijgen mensen de vrijheid te leven zoals ze dat zelf wensen – wat in de feiten leidt tot een diversiteit van levensstijlen die nauwelijks kan worden gevat middels de idee van een gemeenschappelijke (Europese) manier van leven.

Wat voor Europese manier van leven wil de Europese Commissie precies beschermen?

Wanneer extreemrechts geregeld stelt dat migratie de Europese manier van leven bedreigt, dan lijkt von der Leyden met de naamkeuze te bevestigen dat er inderdaad iets van die strekking op het spel staat. Nomen est omen. Migratie stelt uiteraard iets op scherp, alleen gaat het erom goed te duiden wat er precies wordt bedreigd. Wat dat betreft heeft zowel ‘politiek-links’ als ‘politiek-rechts’ een probleem. Beide termen zijn natuurlijk slechts in algemene zin van toepassing – Europa is dermate heterogeen dat, om maar één voorbeeld te geven, Franse socialisten niet zomaar kunnen worden vergeleken met Deense socialisten.

In de afkeer voor migratie ziet ‘politiek-links’ gewoonlijk evidentie voor de mate waarin leden van de meerderheidsgroep zich onvoldoende hebben ‘aangepast’ aan de universele rechtsprincipes en Europese waarden die ook in legio grondwetten zijn verankerd. Niet iedereen heeft zich er kennelijk bij neergelegd, want wie voor ‘gelijkheid’ en ‘vrijheid’ is, die moet aanvaarden dat de rechtsstaat die ‘gelijkheid’ en ‘vrijheid’ voor iedereen en in eenzelfde mate opbrengt. Of nog, als leden van de meerderheid het recht opeisen hun leven te leiden volgens bepaalde opvattingen, dan moeten zij aanvaarden dat anderen (vb. moslims) dat ook wensen. Integratie in de liberale rechtsstaten geldt in die zin voor iedereen; ook leden van de meerderheidsgroep moeten zich blijven betrokken voelen. Daarin schuilt een opdracht gezien de abstracte principes dermate veel van de burger kunnen vragen dat het maatschappelijk skelet dat door de principes wordt gevormd op termijn verkalkt.

Mensen kunnen het (om heel wat redenen) immers moeilijk hebben met de aanwezige etnisch-culturele en religieuze diversiteit. Meer nog, de neutrale overheid die diversiteit mogelijk maakt, staat net toe dat mensen indifferent of zelfs (tot op zekere hoogte) intolerant zijn. Niemand wordt bijvoorbeeld gevraagd het met de islam eens te zijn, niemand wordt verplicht naar Turkse winkeltjes te gaan en niemand wordt verondersteld blij te worden bij het zien van een hoofddoek in de straat.

Een neutrale rechtsstaat impliceert dus niet noodzakelijk de aanwezigheid van ’tolerante’ burgers – maar wanneer er teveel ‘intolerante’ burgers zijn, dan komt de neutrale rechtsstaat met haar grondwettelijke cultuur in gedrang omdat het principe van tolerantie verdwijnt eens de meerderheid niet meer tolerant wenst te zijn. Of nog, een liberaal-democratische samenleving biedt haar burgers dermate veel vrijheid dat ze haar eigen behoud eigenlijk niet zomaar kan afdwingen.

Het probleem van politiek-links is dus dat de universele principes en Europese waarden mogelijks als de Ouroboros zijn, de mythologische slang die in haar eigen staart bijt en zichzelf op termijn helemaal opvreet. Politiek-links moet daarom een sterker discours ontwikkelen teneinde de rechtsstaat bij haar burgers te blijven legitimeren. Lukt haar dat niet, dan zou het kunnen dat die rechtsstaat langzaam onder het gewicht van haar eigen principes bezwijkt.

Het probleem van politiek-rechts: wat is een gedeelde levensstijl

‘Politiek-rechts’ ziet in de afkeer voor migratie een bewijs voor het feit dat sommige leden van de meerderheidsgroep het betreuren dat de rechtsstaat het idee van ‘Eigen volk eerst’ onmogelijk heeft gemaakt. Het kader dat de samenleving vormgeeft, zo wordt het voorgesteld, wordt niet enkel door het skelet van de abstracte principes gevormd, maar ook en vooral door het vlees van een particuliere manier van leven. Integratie geldt dan enkel voor nieuwkomers (en hun nazaten) die zich cultureel moeten aanpassen. Het principe van vrijheid wordt alleen dan als richtinggevend aanvaard als ‘het vlees’ er niet wordt door bedorven. De islam wordt bijvoorbeeld niet alleen bekritiseerd omdat het op voet van spanning zou staan met de verlichte waarden (vb. vrouwenonderdrukking), maar ook omdat het niet past in het straatbeeld van de Vlaamse, Belgische, (west)-Europese samenleving. Wat politiek-rechts dus betreurt is dat een woord als ‘Belg’ thans enkel nog verwijst naar een groep personen die op het Belgische grondgebied is geboren of de Belgische nationaliteit heeft verkregen en niet langer naar een aparte etnisch-culturele groep die over een aantal rechten beschikt om het behoud van bepaalde culturele elementen, praktijken en tradities af te dwingen.

Het probleem van politiek-rechts heeft betrekking op het vruchteloos najagen van een bepaalde culturele identiteit. Datgene wat ze zo graag wil afdwingen, namelijk het voortbestaan van een eigen identiteit is illusoir. Er is geen gedeelde manier van leven en er is niet zoiets als een aparte Vlaamse/Belgische of zelfs Europese identiteit/levensstijl die als een culturele eenheid netjes kan worden afgebakend en beschermd. Wie meent dat het wel bestaat, moet vooral zaken excluderen (vb. islam). Een dergelijke houding wringt echter langs alle kanten met de Europese waarden, waardoor elke regering die zich op die manier profileert buiten de krijtlijnen van de grondrechten kleurt. Het is daarom zaak niet al te veel mee te gaan in de gedachte dat migratie een gedeelde manier van leven op het spel zet.

Welke culturele bescherming?

Dat mensen door de globalisering en migratie menen dat bepaalde elementen van hun culturele identiteit onder druk staan is begrijpelijk. Het is daarom zaak na te denken wat ‘culturele bescherming’ eigenlijk inhoudt.

Naar het mij voorkomt moet er daarom met vier culturele/identitaire niveaus worden rekening gehouden.

De eerste culturele identiteit is verknoopt met de constitutionele cultuur. Op Europees niveau gaat het over de Europese waarden en op nationaal niveau over de grondwet die er een particuliere vertaling van is. Het is belangrijk dat dit anker overeind blijft, bijvoorbeeld via (burgerschaps)onderwijs, inburgering en doordacht migratiebeleid.

De tweede culturele identiteit betreft een romantisch Europees/nationaal cultuurconcept. Eerder dan dat die beschrijft wat ‘wij’ zijn, gaat het over wat ‘wij’ denken te zijn, wat ‘wij’ hopen dat anderen over ons denken, of over wat ‘wij’ hopen dat anderen idealiter worden wanneer ze hier zijn. Deze beschrijving veronderstelt gewoonlijk een selectieve beschrijving (een aantal positieve figuren en gebeurtenissen worden benadrukt terwijl de donkere bladzijden niet/minder aan bod komen). Van nieuwkomers kan/mag men echter niet verwachten dat ze iets kennen/kunnen wat nogal wat leden van de meerderheid zelf niet bemeesteren. Nieuwkomers kunnen, bijvoorbeeld via inburgering, enkel kennis maken met een aantal culturele en historische figuren en gebeurtenissen en, sensu lato, met hoe de samenleving functioneert. Voor de meerderheidsgroep vormt dit een opportuniteit voor zover er kan worden nagedacht over een ‘canon’ – een manier om iedereen te doen beseffen hoe complex en weinig eenduidig de ‘eigen’ cultuur, identiteit en geschiedenis eigenlijk zijn.

De derde culturele identiteit betreft een antropologische identiteit en verwijst dus naar hoe ‘wij’ Europeanen/Belgen de dingen zien, doen, begrijpen en organiseren op het werk, in de familie, in de vrije tijd, etc. Het gaat over een geheel van gebruiken, gewoonten, opvattingen, etc. Deze culturele identiteit is echter diffuus omdat ze niet door iedereen op dezelfde manier wordt gedeeld. Denk bijvoorbeeld aan de verschillen tussen mensen die op het platteland en in de stad leven, tussen de hoger- en lageropgeleiden, tussen de jonge en oudere generaties, tussen Noren en Grieken. Nieuwkomers kunnen opnieuw slechts in algemene zin op de hoogte worden gebracht van de gebruiken, tradities, gevoeligheden en gewoonten. Opgemerkt dient dat tradities en volksgebruiken hun vitaliteit in het dagelijkse leven bewijzen en in de regel geen rechtsobjecten vormen.

Een vierde niveau betreft de taal en de sociale integratie. Van mensen kan worden gevraagd en verwacht dat ze, tot op zekere hoogte, de landstaal kennen en moeite doen die ook te gebruiken, alsook dat ze het sociale contact niet moedwillig tegengaan. Zeker het laatste kan men niet afdwingen, maar men kan het via sociale mix wel sterk promoten. Mensen willen met elkaar kunnen praten en willen het gevoel hebben dat er een zekere samenhorigheid is. Dat zit vaak in de kleine dingen. Bij ons in Vlaanderen zijn ‘Taal’, ‘sociale cohesie’ en ‘sociale mix’ daarom alvast drie elementen waarop kersvers Vlaams minister van Samenleven, Bart Somers, in zijn legislatuur sterk kan/moet inzetten.

Von der Leyen had zich overigens op Somers kunnen inspireren, door voor een duidelijker functieomschrijving te kiezen voor de nieuwe portefeuille in haar commissie, en bijvoorbeeld te kiezen voor de term: ‘Bescherming van de Europese Manier van SamenLeven’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content