Kerk zonder subsidies? Nederland bewijst dat het kan

© Belga
Jeroen de Preter

In de nasleep van de veelbesproken documentaire reeks Godvergeten willen verschillende politieke partijen het mes zetten in subsidies voor de kerk. Evident is dat niet, vertelt Leni Franken, auteur van een boek over geld en levensbeschouwing.

De maatschappelijke verontwaardiging over het seksueel misbruik in de kerk resulteerde de afgelopen dagen in een opstoot van politieke creativiteit. Zo wil Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers (Open VLD) een aanpassing van het eredienstendecreet, dat steden en gemeenten verplicht om mee op te draaien voor het onderhoud van (kerk)gebouwen. Vlaams Parlementslid Hannelore Goeman (Vooruit) stelde dan weer voor om een belastingvoordeel – de vrijstelling van onroerende voorheffing – af te schaffen. Eerder was er al een voorstel van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) om de lonen van geestelijken die zich aan misbruik schuldig hebben gemaakt niet langer te laten betalen door de overheid.

De verschillende voorstellen maken meteen ook duidelijk dat de katholieke kerk op veel verschillende manieren wordt gefinancierd.

‘Daarom is het moeilijk om heel precies te berekenen hoeveel de totale subsidie bedraagt’, zegt Leni Franken, auteur van Geld voor je God?, een boek over de financiering van levensbeschouwingen. ‘De enige gedetailleerde cijfers die me bekend zijn, komen van de Waalse socioloog Jean-Francois Husson en dateren al uit 2008. Van de federale overheid kreeg de kerk toen iets meer dan 80 miljoen euro, van de gemeenten, provincies en gewesten samen meer dan 110 miljoen. De katholieke kerk was daarmee met ruime voorsprong de best gesubsidieerde eredienst in ons land. Ongeveer 85 procent van het totale budget voor erkende levensbeschouwingen ging naar de kerk. Dat is een bijzonder hoog percentage, dat al lang niet meer spoort met het reële aantal katholieken in het land.’

Daar is een eenvoudige verklaring voor. In tegenstelling tot de subsidies voor andere erediensten en levensbeschouwingen worden die voor de katholieke kerk niet bepaald volgens het aantal leden maar op basis van het aantal inwoners per parochie. Vanwaar die verschillende benadering?

Leni Franken: Dat is historisch zo gegroeid. In België hoorde ooit zo goed als iedereen bij de kerk, dus was het ook niet onlogisch dat iedereen er mee voor betaalde. Een zelfde systeem voor alle levensbeschouwingen zou natuurlijk een stuk eerlijker zijn. Maar nog liever zou ik het artikel 181 uit onze Grondwet geschrapt zien. Dat artikel bepaalt dat de lonen van bedienaars van alle erkende levensbeschouwingen door de overheid worden betaald. Ik zie geen goeie reden waarom dat grondwettelijk verankerd zou moeten zijn. Die verankering is er bijvoorbeeld ook niet voor cultuurverenigingen of sportclubs.

(Lees verder onder de preview)

Hoe is dat artikel in onze Grondwet terecht gekomen?

Franken: Dat is een erfenis van de Franse Revolutie, en de jaren die erop volgden. In die periode werd een heel agressief beleid tegen de kerk gevoerd, met vervolging van priesters en kerken die geconfisqueerd werden door de staat. Om de rust te laten weerkeren heeft Napoleon in 1801 een akkoord gesloten met de paus. Dat bepaalde dat de katholieke kerk niet langer de staatsgodsdienst was. Tegelijk zou de staat, als een soort compensatie voor het leed dat de kerk was aangedaan, de bezoldiging van de geestelijken op zich nemen.

Die regeling is in 1831 ook opgenomen in onze Grondwet, ook vanuit het idee dat religie een publiek goed is. In het België van 1831 viel daar zeker iets voor te zeggen, vandaag al veel minder. Door de secularisering kennen we vandaag veel andere manieren om zin aan het leven te geven, om deel te nemen aan het gemeenschapsleven of om ‘scharniermomenten’ in het leven te vieren.

Pogingen om artikel 181 uit de Grondwet te krijgen zijn al eerder ondernomen. Zou de huidige consternatie ervoor kunnen zorgen dat het nu wél lukt?

Franken: Evident is het zeker niet. In Vlaanderen is er nu inderdaad veel consternatie, maar die is er nauwelijks in het Franstalige landsgedeelte. En de Grondwet wijzig je natuurlijk niet zomaar. Eerst moet er gestemd worden om de Grondwet open te stellen voor herziening. Pas dan – maar dan zijn we al in de volgende regeerperiode – zou een wijziging eventueel kunnen.

Vandaag krijgt de kerk ook financiële en belastingvoordelen om haar patrimonium te onderhouden. Is het wel zo’n goed idee om daarin te snoeien? Het gaat hier tenslotte over erfgoed.

Franken: Die vraag brengt ons bij de hele discussie over de herbestemming van kerken. De kerken lopen leeg en worden in veel gevallen nauwelijks nog gebruikt. We moeten de vraag stellen of er vandaag niet veel te veel zijn. Trouwens, ondanks de financiële steun zijn veel kerken al verloederd. Steden en gemeenten zijn gewoon niet meer in staat om de tekorten bij te passen. Ook mogen we niet vergeten dat gebedshuizen die als monument erkend zijn sowieso subsidies kunnen krijgen.

(Lees verder onder de preview)

Kunnen godsdiensten zonder subsidies overleven?

Franken: Nederland bewijst dat het kan. Ooit stond daar een vergelijkbaar artikel in de Grondwet, maar geleidelijk werden subsidies afgebouwd. In 1983 is de grondwettelijke subsidiëring geschrapt en heeft de overheid een soort afkoopsom betaald. Sindsdien moeten de godsdiensten en levensbeschouwingen hun eigen boontjes doppen. Alleen voor uitzonderlijke gevallen, zoals geestelijke en morele begeleiding in gevangenissen, is er nog subsidie.

Een ander alternatief is de Duitse Kirchensteuer. Die komt erop neer dat je er als belastingbetaler voor kunt kiezen om een surplus te betalen voor een levensbeschouwing naar keuze.

En dan is er nog de Italiaanse variant, waarbij de belastingbetaler kan kiezen tussen een bijdrage voor een erkende religie of een bijdrage voor een goed doel.

Partner Content