Jasmine Malekzadem

‘Repressie in Iran neemt alleen maar toe: een jaar na de dood van Mahsa Amini is er niets veranderd’

Jasmine Malekzadem Advocaat aan de Gentse balie en wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven

‘Wereldwijd was er vreedzaam protest, maar in Iran bougeerde er weinig. Is dit dan alles? Ja, voorlopig wel’, zo vreest advocate Jasmine Malekzadem een jaar na de dood van de Mahsa Amini, de jonge vrouw die door de Iraanse politie gedood werd omdat ze zich niet aan de strenge kledingvoorschriften had gehouden.

Komt er verandering voor Iran? Eerlijk gezegd, weet ik het niet. Wie heeft er een hapklaar antwoord op een totalitair regime dat al decennia aan de macht is?

Ook in de Iraanse diaspora weten we niet hoe het verder moet. We zijn geboren in Iran, van kinds af aan geconfronteerd met onderdrukking, en ondertussen klinken we als native speakers, en maken we hier in het Westen stuk voor stuk de samenleving mooier.

Velen zijn ons voorgegaan, maar je kan niet zeggen dat hun strijd gelukt is. Ik ben geen mensenrechtenactivist, niet religieus geïnspireerd en evenmin politiek geëngageerd, maar ooit heb ik geschreven dat ik “10% activistisch” ben als er structurele wijzigingen nodig zijn. En deze problematiek behoeft structurele wijziging. We kunnen niet langer aan de zijlijn blijven staan.

Er is namelijk al 44 jaar een structurele discriminatie van vrouwen in Iran door de Hijab-regelgeving. Artikel 638 van het Iraanse Wetboek van Strafrecht bepaalt dat elke handeling die beledigend is voor de openbare zeden onder meer met 74 zweepslagen wordt bestraft. Eenzelfde straf geldt voor vrouwen die in het openbaar worden gezien zonder sluier. De wet geldt voor meisjes vanaf 9 jaar, maar in de praktijk viseren de autoriteiten meisjes vanaf dat ze schoolplichtig zijn (7 jaar). Deze bepaling is aangesterkt door tal van religieus gevoede regels waardoor de ordetroepen bij machte zijn vrouwen willekeurig te arresteren en op te sluiten wegens het tonen van hun haar.

Nochtans is Iran lid van diverse Internationale Verdragen die de bescherming van de mensenrechten beogen. In 1975, vóór de Islamitische revolutie in 1979, heeft Iran het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten geratificeerd (BUPO). De gelijkheid van vrouwen is in het BUPO ingeschreven. In het verleden is ontelbare keren gebleken dat de Islamitische Republiek een loopje neemt met deze verplichtingen.

De schending van de vrouwenrechten in Iran werd wereldnieuws met de dood van Mahsa Amini; een jonge Iraanse vrouw (22 jaar), die op 16 september 2022 in Teheran overleed nadat ze door de “zedenpolitie” was opgepakt, omdat ze haar hoofddoek niet correct zou hebben gedragen. In Iran brak hevig protest uit. Volgens mensenrechtenorganisaties zouden 500 demonstranten, waaronder minstens 70 kinderen, gedood zijn en naar schatting 20.000 mensen gearresteerd. Amnesty International verzamelde bewijs van het onwettige gebruik van geweld tegen demonstranten. Dit excessief gebruik van geweld is strijdig met enerzijds het recht op vrije meningsuiting en anderzijds het recht op vreedzame vergadering en vrijheid van vereniging.

(Lees verder onder de preview.)

Ook de Iraanse Justitie met haar revolutionaire rechtbank handelt resoluut strijdig met de minimumgaranties van recht op verdediging. Vanzelfsprekend is het berechten van demonstranten zonder dat zij over voldoende tijd of faciliteiten beschikken om hun verdediging voor te bereiden, zonder de mogelijkheid tot bijstand door een zelfgekozen advocaat, of op basis van gedwongen bekentenissen tegen zichzelf, volstrekt onrechtmatig. Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling door een bevoegde, onafhankelijke én onpartijdige rechter.

Belangrijke kanttekening: vrouwen mogen geen rechter zijn in Iran. Advocaten die demonstranten en vrouwen zonder hoofddoek willen verdedigen, worden zelf vervolgd en veroordeeld tot gevangenisstraffen.

Een jaar later na haar dood is er weinig tot niets veranderd.

De repressie neemt alsmaar toe. Zo zouden de straffen op het niet dragen van een sluier worden opgetrokken tot een gevangenisstraf van 10 jaar en geldboetes tot 8.000 EUR. Alles wordt steeds in een doofpot gestoken. De families van de slachtoffers riskeren hun eigen leven als ze overwegen om enige berechting te zoeken. De mensenrechten worden blijvend geschonden. Naar aanleiding van de herdenking werd streng toegezien dat de mensen zich niet op straat of op begraafplaatsen zouden verenigen om hun ongenoegen te uiten. De wereld kijkt toe, maar doet wederom weinig.

Uiteraard waren er hier en daar stemmen die om aandacht vroegen. Zo was er de Nederlandse politicus, Thijs Reuten, die zich in het Europees Parlement tot de Revolutionaire Garde richtte en zei: “de dappere Iraniërs zullen niet stoppen en wij zullen niet stoppen hen te steunen”. In België vond ik de boodschap van de Voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies, Peter Callens, het sterkste signaal in die richting: “Dit sublieme land dat ik bezocht in 2017 kreunt nog steeds onder de gruwelijke tirannie van een verwerpelijke, tot op het bot corrupte kleptocratie die religie als voorwendsel gebruikt om haar misdaden toe te dekken”. Opnieuw, wereldwijd was er vreedzaam protest, maar in Iran bougeerde er weinig. Is dit dan alles? Ja, voorlopig wel. Zolang de Internationale gemeenschap met de VN op kop geen structurele acties onderneemt, verandert er niets. Nochtans besliste de Mensenrechtenraad van VN op 24 november 2022 om een onafhankelijk onderzoek te starten naar de manier waarop de Islamitische Republiek de protesten in het land onderdrukt. Wat is daarvan geworden?

De inbreuken stapelen zich alleen maar op net als het verdriet om zoveel mensenleed. Als ik u één ding mag vragen, wees dan niet onverschillig. Het is juist. Ik ben zelf jarenlang hierover stil geweest, ingegeven door schrikbewind, maar genoeg is genoeg. Hierover moet worden gesproken, geschreven en gedebatteerd. Openlijk en hartelijk. Het moet ruimte krijgen binnen de media, want nu is het onderbelicht. Alleen dan is er voldoende publieke betrokkenheid en kan het zo op de agenda komen van de Internationale organisaties. Alles staat of valt met de eerbiediging van de mensenrechten en met de scheiding van kerk en staat. Hierover moet worden gewaakt en dat kan van hieruit, vanuit het Westen, door u en ik.

Jasmine Malekzadem is advocaat aan de Gentse balie en wetenschappelijk medewerker aan KU Leuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content