Rik Van Cauwelaert meets Jules Destrée

Guido Lauwaert over Rik Van Cauwelaerts ‘Ils nous ont pris la Flandre’: over Waals socialisme en Belgische illusies, van Jules Destrée tot Elio Di Rupo.

De kwestie Jules Destrée en zijn brief aan de koning, Albert I, is de voorbije maanden in Knack verschenen. De auteur, de voormalige hoofdredacteur-directeur Rik Van Cauwelaert, heeft ze gebundeld. Uitgeverij Pelckmans zag een uitgave wel zitten en kijk, het juweeltje ligt in de boekhandel en op de boekenbeurs.

Het geschrift heeft niets meer van een bundeling. Het boek leest als een politieke thriller. En lijkt, met een beetje goede wil, op een rondeel. Maar dan een prozaïsch. Het vangt aan in het jaar 1963 en eindigt in 2012. Een periode waarin altijd met dezelfde hamer op dezelfde spijker werd geklopt. Soms werd ernaast geklopt, een andere keer sloeg de spijker flink scheef, zodat alles van voor af aan herbegonnen moest worden. Met een andere spijker, maar met dezelfde hamer en hetzelfde gaatje, namelijk Brussel, het lelijke eendje van Vlaanderen en Wallonië. Aanvang: ‘Eind 1963 verzamelde het Mouvement Populaire Wallon (MPW) 645.400 handtekeningen, 112.764 in Brussel alleen al, onder een petitionnement voor een grondwetswijziging.’ Slot: ‘Bovendien zijn de naschokken, veroorzaakt door de brief die hij (Jules Destrée – GL) in 1912 aan Albert richtte, haast dagelijks te voelen in de Brusselse Wetstraat.’

Niet zozeer de gevolgen van de naschokken van haast een halve eeuw staan centraal in dit vlot lezend historisch werk maar de oorzaak ervan. Zij is het gevolg van een goed oog van politicus Destrée voor de fundamentele economische wijziging van het land, namelijk een zieltogende Waalse staalindustrie en een opbloeiende Vlaamse economie, met in haar zog een politieke bewustwording en een culturele fierheid meesleurend. Economie, politiek en cultuur vormden aldus een machtig leger, waartegen de slapende reus Wallonië niet opgewassen was. Op het gevaar dat de reus van de slaap in de dood zou belanden, waarschuwde Jules Destrée. Hij riep niet zozeer op tot het wakker schudden van de reus, maar het temmen van het Vlaamse leger.

Museum zonder suppoost

Dat Destrée wel gehoord werd, maar de reus niet wilde ontwaken, en nog steeds de hartenkreet van de Waalse politicus wel hoort maar niet wil begrijpen, maakt Rik Van Cauwelaert aan het eind van zijn historisch strijdplan ook duidelijk: ‘Wie vandaag in Charleroi het Musée Jules Destrée wil gaan bezoeken, op de derde verdieping van het stadhuis, moet wachten tot een begeleider kan worden gevonden. Want doorgaans blijven de deuren van het museum gesloten, bij gebrek aan geïnteresseerden.’

Rik Van Cauwelaert schrijft, en velen zullen dit beamen, met een kroontjespen die nu eens naar links en dan weer naar rechts overhelt. Het levert proza op met een groteske trek. Er ging haast geen week voorbij of zijn Standpunt vooraan in Knack bracht me Paul van Ostaijen voor de geest, en in het bijzonder zijn satanisch verhaal ‘De stad der opbouwers’. De politieke leiders zijn, en nu komt de Pol aan het woord, ‘fanatiekers van het opbouwen en – het scheen ze een noodzakelijk korrelaat – vijanden van elke afbraak.’ De imaginaire havenstad Creixcroll van de Pol lijkt politiek België wel. Er moet opgebouwd worden zonder dat er ook maar iets afgebroken wordt. Maar hoe kan je opbouwen zonder af te breken? Hoe dat bizarre spel van geven zonder nemen en nemen zonder geven van de laatste vijftig jaar gegroeid is, maakt Rik Van Cauwelaert duidelijk, zo helder als een bergmeer (Lake Tahoe is een goed voorbeeld) door de brief aan de koning te ontleden en de directe gevolgen in de hofkringen en wandelgangen van het parlement stap voor stap te schetsen.

Ruïne

In wezen is dit miniatuur een verwijt aan alle huidige politieke strekkingen, inclusief de generatie die eraan voorafging. Samengevat stelt Rik Van Cauwelaert via een omweg dat Vlaanderen de afbraak van België niet en nooit gewild heeft, maar dat Wallonië de (verdere) opbouw altijd heeft geboycot, door zijn eigen regio te laten vervallen tot een ruïne, om de schuld hiervan de opbouwers te verwijten. Ze hadden beter hun geld in Wallonië gestopt, want Vlaanderen zou wel welvarend worden door de kracht van het Vlaamse boerenverstand en de gulzige werklust van de kleine burgerman.

Het verklarend exposé van Rik Van Cauwelaert wordt gevolgd door de vertaalde open ‘Lettre au roi’, voor het eerst verschenen in de Revue de Belgique, 15 augustus 1912. Achteraan, in de Literatuurlijst, geeft Van Cauwelaert nog mee dat de definitieve tekst in 1913 als boek is uitgebracht, maar, zo besluit de auteur, ‘Jammer genoeg is dit boek alleen nog in de antiquarische handel te vinden, want nooit herdrukt.’

Door zijn initiatief, historische schets en vertaling van ‘de brief’ (door Marc Vanfraechem), heeft Rik Van Cauwelaert een schande ten dele uitgewist. Een aanrader is het zeker. Niet enkel voor wie de geschiedenis genegen is, maar ook voor de huidige economen, politici, moraalridders van links en rechts, en ja zelfs de vaste badgasten van de cultuur. Want om wat vandaag gebeurt te begrijpen, moet men het verleden kennen, om de toekomst te kunnen uitzetten, terwijl men al afbrekend opbouwt. Rik Van Cauwelaert heeft niet de eerste, maar wel een veel belangrijker steen hiertoe gelegd.

Guido Lauwaert

‘Ils nous ont pris la Flandre’ – Waals socialisme / en Belgische illusies. / Van Jules Destrée tot Elio Di Rupo – Rik Van Cauwelaert – uitgeverij Pelckmans – ISBN 978-90-289-6832-5, 13,50 euro

Partner Content