Vakmensen, waar zijn jullie? Hoe ons misprijzen voor tso en bso in ons gezicht is ontploft (video)

© Getty Images/Westend61
Jeroen de Preter

Van elektriciens tot verplegers: de samenleving smeekt om gekwalificeerde mensen. Het tso- en bso-onderwijs vechten tegen hun reputatie, en tegen politiek gestuntel.

Wat is de grootste bezorgdheid van Vlaamse ondernemers? Werkgeversorganisatie Voka stelde de vraag eind vorig jaar aan haar leden. Niet de stijgende loonkosten of de energieprijzen, zo bleek, wél ons onderwijs blijkt de grootste zorg. ‘Dat verraste me wel wat’, vertelt Julie Beysens, onderwijsexpert bij Voka. ‘Al valt het ook wel makkelijk te verklaren. Negen op de tien ondernemers hebben grote moeite om de vacatures in te vullen. Beterschap is alleen te verwachten als we ons onderwijs nog beter afstemmen op de arbeidsmarkt. Daarbij komt nog het hardnekkige watervalsysteem. De keuze voor een arbeidsgerichte opleiding is helaas vaak een negatieve beslissing. Pas als het niet lukt in het algemeen secundair onderwijs (aso), wordt er aan een opleiding in het technisch secundair (tso) of beroepssecundair (bso) gedacht.’

30 kinderbegeleiders studeren aan de Spectrumschool. Door de nieuwe wetgeving zouden er maar 6 afzwaaien.

Christine Hannes, directrice van de Spectrumschool in Deurne, kent het probleem als geen ander. De lijst van opleidingen die haar school aanbiedt, lijkt wel een kopie van de lijst met knelpuntberoepen van de VDAB. Samen met de gewezen Antwerpse stadsdichter Ruth Lasters startte Hannes onlangs de ‘Losgeld-campagne’, waarmee ze meer respect voor ‘praktisch geschoolden’ vragen.

We ontmoeten Hannes en Beysens in Technopolis, het Mechelse ‘doe-centrum’ voor wetenschap en technologie. Hier begint Voka na de paasvakantie met een ‘Talentcenter’, een door onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) ondersteund project dat jongeren warm moet maken voor meer arbeidsgerichte opleidingen. Beysens: ‘We vonden inspiratie in het Oostenrijkse Graz, waar de Kamer van Koophandel al sinds 2016 zo’n centrum heeft. Klassen van het zesde leerjaar en de eerste graad middelbaar onderwijs leggen een halve dag allerhande tests af die peilen naar hun talenten en competenties. Op basis van de resultaten wordt dan een rapport opgesteld dat leerlingen en ouders moet helpen om een studiekeuze te maken die daarbij aansluit.’

Christine Hannes: Zo’n initiatief kan ik alleen maar toejuichen. Al weet ik niet of het iets zal veranderen aan de mentaliteit en dus ook de praktijk. Stel dat er binnenkort een klas uit de Latijnse komt testen, en vijf leerlingen blijken ook uit te blinken in technisch inzicht. Ik denk niet dat een klassenraad vervolgens zal zeggen: die moeten echt iets met dat talent gaan doen. Nee, ze zullen zeggen: dat zijn slimme koppen, die kunnen beter in de Latijnse blijven. Helaas is dat ook de mentaliteit van de meeste ouders.

Julie Beysens: Zeker. Al is het behalve een kwestie van mentaliteit soms ook een kwestie van onvoldoende kennis. Ouders die zelf uit het aso komen, hebben vaak geen of een vertekend beeld van technische of beroepsopleidingen. Ook daar willen we met ons Talentcenter iets aan doen: wij willen ouders en de leerlingen een bredere waaier aan studiekeuzes tonen.

Al jaren promoot de overheid STEM- opleidingen, maar dat heeft blijkbaar weinig effect.

Beysens: In het aso zien we wel een toename van het aantal leerlingen in STEM- richtingen (science, technology, engineering and mathematics, nvdr). Helaas is dat in het tso minder en in het bso niet het geval. En jammer genoeg zien we ook geen enkel effect op meisjes, op wie veel van de campagnes nochtans gericht waren.

© FRANKY VERDCIKT

Met typische STEM-beroepen zou je een goed belegde boterham kunnen verdienen. Toch zijn het knelpuntberoepen.

Hannes: Dan kom je weer uit bij die mentaliteit. Ik merk het weer aan de reacties op onze campagne. De teneur daarvan leert dat ook een positieve keuze voor een opleiding zoals elektriciteit nog heel vaak op onbegrip stuit. ‘Maar uw zoon kan toch veel meer dan dat!’ klinkt het dan. En intussen maar klagen dat we geen stielmannen meer vinden. (lachje) Daarbij komt nog dat ook de regelgeving sommige leerlingen en ouders afschrikt. Ik doe vaak schoolbeurzen. Al zeg ik het zelf, de stand van onze school – een beetje Technopolis in het klein – is meestal de leukste en populairste. Toch zal een leerling uit de A-stroom wel even nadenken voor hij zich bij ons inschrijft voor pakweg technologische wetenschappen. De regelgeving bepaalt dat die leerling niet altijd zomaar terug kan, mocht het toch niet zijn of haar ding blijken. Omgekeerd kan bijvoorbeeld iemand uit het aso met een b- of c-attest wel zonder problemen instappen in het vijfde jaar elektriciteit. Dat is absurd: in het vijfde jaar moeten ze al stages volgen. Bedrijven zullen zo iemand graag zien komen.

Werknemers in de bouw verdienen relatief goed. Toch raken de vacatures ook in die sector al jaren niet ingevuld.

Beysens: In het geval van de bouw heeft het, vermoed ik, ook met een perceptieprobleem te maken. Mensen hebben er een verouderd beeld van. Ze denken aan ruige mannen die de godganse dag muren metselen. Terwijl het tegenwoordig veel meer kan inhouden. Ga maar eens kijken op een werf: er komt veel nieuwe technologie bij kijken.

Hannes: Maar er moeten nog altijd muren worden gemetseld.

Mevrouw Hannes, u vertelde onlangs aan Gazet Van Antwerpen dat nog welgeteld 6 jongens de opleiding bouw volgen.

Hannes: Het is inderdaad geen populaire richting. Wat Julie zegt klopt natuurlijk. Er is een imagoprobleem. Dat probleem bestaat trouwens ook omgekeerd. Waarom is de opleiding kantoor zo populair?

Geen idee, eerlijk gezegd.

Hannes: Jongeren beginnen eraan met het idee later manager te worden. Kantoor is de enige opleiding die we zelf afgebouwd en gestopt hebben. Te veel leerlingen begonnen eraan met foute verwachtingen.

Beysens: Ik vermoed dat veel scholen die opleiding aanbieden omdat het een populaire richting is. Veel inschrijvingen betekent veel inkomsten voor de scholen. Of de arbeidsmarkt op die profielen zit te wachten is dan weer een andere vraag. De afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt kan nog veel beter, ook beleidsmatig. We hebben twee verschillende ministers van Werk en Onderwijs. Waarom zouden we die beide bevoegdheden in de volgende regering niet toevertrouwen aan één minister?

Pas als er iemand uit de praktijk mee aan de knoppen zit, krijg je de problemen van het tso en bso opgelost.

Christine Hannes

Is ‘meer geld’ een oplossing om opleidingen zoals bouw en elektriciteit populairder te maken?

Hannes: Misschien wel. De opleiding bouw heeft in elk geval dringend een actieplan nodig. Wat mij betreft beginnen we er al in de lagere school mee, op het ogenblik dat het imagoprobleem nog niet bestaat. Maar laten we de dingen bij hun naam noemen: het is meestal zwaar, vrij gevaarlijk werk. Het is ook niet raar dat ouders andere dromen hebben voor hun kinderen.

Dat geldt, helaas, voor veel knelpuntberoepen.

Beysens: Dat is waar, maar ook daar zitten de problemen toch ook soms in de hoofden. Veel van die beroepen worden onaantrekkelijk geacht omdat ze vlak zouden zijn. Maar is dat wel altijd zo? Een goede bouwvakker kan zich opwerken tot ploegleider, of zijn ervaring te gelde maken in het onderwijs.

In de lijst met knelpuntberoepen vinden we geen politologen of historici. Kiezen te veel jongeren voor de universiteit?

Beysens: Voor de welvaart van een samenleving is een hoge scholingsgraad cruciaal, dus nee, op zich is dat niet het probleem. Wat wel veel beter kan, is de oriëntering. De vraag is: hebben al die jongeren die aan de unief beginnen wel de juiste keuze gemaakt? Daarom is het goed dat er is beslist dat studenten binnen de twee jaar alle studiepunten van het eerste jaar moeten hebben behaald. Zo kunnen ze niet eindeloos blijven hangen in een richting die hen niet past.

Hannes: Als het over het bso gaat, wordt vaak gesproken over de ongekwalificeerde uitstroom, maar de echte ongekwalificeerde uitstromers zitten volgens mij in het aso.Een leerling die zes jaar in het aso zat en daarna een paar universitaire richtingen zonder succes uitprobeert, is niet meteen een gewild profiel op de arbeidsmarkt. Iemand die er in het deeltijdse bso niet in slaagt om zijn onderwijskwalificatie te behalen, zal vaak wél zijn beroepskwalificatie hebben gehaald. Dat zijn mensen die meteen aan de slag kunnen. Kunnen ze metselen? Elektriciteit leggen? Top, laat maar komen.

Bij sommige knelpuntberoepen speelt wellicht ook het slechte loon een rol. Denk maar aan kinderbegeleider.

Beysens: Als we mensen aan het werk willen houden, heb je kinderopvang nodig. Dus moeten we dringend kijken hoe we de voorwaarden kunnen verbeteren. Een van de problemen hier is dat er de laatste jaren extra geld is geïnvesteerd in het kleuteronderwijs. Die job is aantrekkelijker geworden, en zuigt mensen weg uit de crèches.

© FRANKY VERDCIKT

Hannes: En het tekort zal door de modernisering alleen maar stijgen. Wij leiden nu ongeveer 30 kinderbegeleiders op in het systeem van het deeltijds beroepsonderwijs. Het gaat om jongeren die uit het buitengewoon onderwijs komen, nieuwkomers, of leerlingen die meer tijd nodig hebben voor hun algemene vorming. Voor hun algemene vorming zitten ze dikwijls nog in de tweede graad, maar ze hoeven voor dat gedeelte niet te slagen om, zodra ze 18 zijn, te beginnen. Dat betekent in de praktijk dat ze op hun 18e allemaal als kinderbegeleider starten. Dat is niet langer mogelijk in het nieuwe, veel rigidere systeem van duaal leren, waarbij ze pas mogen beginnen als ze de derde graad hebben gehaald. Het gevolg zal zijn dat wij straks 6 in plaats van 30 kinderbegeleiders kunnen afleveren.

En dat probleem zullen we niet alleen daar krijgen. Het helaas afgeschafte systeem van deeltijds beroepsonderwijs was perfect voor jongeren die een ander tempo nodig hadden voor hun algemene vorming. Natuurlijk zie ik ze graag hun beroeps- én onderwijskwalificatie behalen. Maar als dat niet gelijkloopt, en dat is bij de meesten in dit systeem het geval, heb je toch op z’n minst die beroepskwalificatie. In het nieuwe systeem zullen er veel meer leerlingen met lege handen de school verlaten.

Wat is de logica achter de afschaffing van het bestaande systeem?

Hannes: Ongetwijfeld zitten er goede bedoelingen achter. Het probleem is dat de mensen die dergelijke beslissingen nemen te weinig voeling hebben met de realiteit. Ga maar na. Wie zit er in de parlementaire commissies? Zit daar iemand tussen die op een school als de mijne heeft gewerkt of er les heeft gevolgd? Nee. Als je de praktijk niet van binnenuit kent, is het niet makkelijk om er goed beleid rond te voeren. Ik ben ervan overtuigd: pas als er iemand uit de praktijk mee aan de knoppen zit, krijg je de problemen van het tso en bso opgelost.

Moet levensbeschouwing wel de basis zijn waarop je je onderwijs organiseert?

Julie Beysens

Onderwijsexpert Dirk Van Damme gelooft dat je veel van die problemen kunt oplossen door de leerplicht weer te verlagen naar 16 jaar. Hij betoogt dat met name veel leerlingen in het beroepsonderwijs gedemotiveerd en schoolmoe zijn, wat de reputatie van dat onderwijs schaadt.

Beysens: Ik kan zijn redenering wel volgen. De verlenging van de leerplicht is in de jaren 1980 ingevoerd om, in tijden van hoge jeugdwerkloosheid, zo veel mogelijk jongeren aan een kwalificatie te helpen en ze zo aan het werk te krijgen. Vandaag zien we dat het niet altijd lukt. Een leerling van 16 die al enkele keren moest zittenblijven per se tot zijn 18e op school houden, biedt geen garantie op een kwalificatie. Ondanks de leerplicht stroomt nog altijd 9 procent ongekwalificeerd uit. Er bestaan manieren op een 16-jarige buiten de school om alsnog op weg te zetten naar zo’n kwalificatie. We staan open om daar het debat over te voeren. En het zál ook gevoerd worden.

Hannes: Ik vind het een slecht idee. Het gaat over de moeilijke doelgroep, de jongens en de meisjes die nu voornamelijk in dat deeltijds bso zitten en nog geen kwalificaties hebben behaald. Mijn vraag is dan: wie zal de regie over hen nemen? Ze hebben méér begeleiding nodig, niet minder. En denk vooral niet dat de arbeidsmarkt op hen zit te wachten. Het gaat om leerlingen zonder enige beroepskwalificatie, soms zelfs zonder basisgeletterdheid. Wij krijgen in onze school ook 15-jarige, analfabete Afghaanse jongeren binnen. Dat is niet makkelijk, maar we gaan met hen aan de slag. En niet zelden met succes. Vaak hebben ze in hun thuisland al leren metselen of elektriciteit leggen, en behalen ze hier met verve hun beroepskwalificatie.

© FRANKY VERDCIKT

Technologieën evolueren razendsnel. Met kennis van de auto- of verwarmingstechnieken van tien jaar geleden kun je nauwelijks nog iets aanvangen. Hoe zorg je ervoor dat het onderwijs niet achterblijft?

Beysens: Onder meer daarom moeten onderwijs en arbeidsmarkt heel dicht bij elkaar aansluiten. Dan heb ik het ook over apparatuur. Voor scholen is het vaak onmogelijk om telkens de nieuwste apparaten of machines te kopen. Terwijl de bedrijven ze gewoon hebben.

Hannes: Wij zijn absoluut vragende partij. Veel praktijkervaring bij een bedrijf is ook heel nuttig om leerlingen een realistisch beeld te geven van een job. Ik zou ze het liefst al in het vierde middelbaar op stage sturen, al begrijp ik ook wel dat niet alle bedrijven dat zien zitten. Het zijn nog pubers, en hun machines zijn soms erg duur. (lacht) Nu is het ook niet zo dat leerlingen het vak alleen op een werkvloer kunnen leren. Neem mechanica. Voor die opleiding hebben we op school machines staan die even oud zijn als ik. Ze zijn veel beter dan de nieuwste, die vaak al na tien jaar stukgaan. En aan de basis is niets veranderd. Ze moeten leren draaien en frezen. Nu gebeurt dat met computergestuurde machines, maar als je de basis niet kent, sta je nog altijd nergens. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat wij ons aanbod niet moeten veranderen. We hadden hier niet zo lang geleden nog een zevende jaar diesel en lpg. Nu is dat een zevende jaar auto-elektriciteit geworden. Maar ook hier zie je dat de regelgeving is opgesteld door mensen die ver van de praktijk staan. Jongens die in de derde graad van de opleiding auto zitten, moeten sinds de modernisering ook elektriciteit volgen in de tweede graad.

Beysens: Terwijl het daar niet over auto- elektriciteit gaat?

Hannes: Precies. Die leerlingen moeten daar kabelgoten leren kappen. Je kunt je wel voorstellen hoe gemotiveerd die jongens daar zijn. Het is trouwens ook demotiverend voor onze leerkrachten. Zij zeggen: ‘Aan die klas wil ik geen les meer geven. Daarvoor heb ik mijn job in de privé niet opgegeven.’ En ze zijn weg.

Dat brengt ons bij nog een ander knelpuntberoep.

Beysens: In zo goed als alle sectoren is er een probleem, dus ook in het onderwijs. Je kunt je wel afvragen of er in Vlaanderen echt te weinig leerkrachten zijn. In vergelijking met andere Europese landen hebben we hier minder leerlingen per leraar. Bovendien presteren ze hier ook minder uren. Tegelijk blijkt uit enquêtes dat hun werklast groter is dan gemiddeld. Dat wil zeggen dat er iets niet klopt.

9 procent van de scholieren stroomt uit zonder enige kwalificatie.

Hannes: De belangrijkste verklaring ligt bij ons onderwijssysteem. In de meeste landen zijn er maar twee netten: een publiek en een privé. Hier heb je alleen al in Antwerpen katholiek, stedelijk, provinciaal en gemeenschapsonderwijs, en die beconcurreren elkaar met overheidsgeld. Dat is waanzin.

Beysens:(knikt) Al die scholen hebben leerkrachten nodig, voor klassen met soms maar een paar leerlingen. Hier moet dringend netoverschrijdend over nagedacht worden. De vrijheid van onderwijs zit verankerd in de Grondwet, maar kan die vrijheid niet anders ingevuld worden? Moet levensbeschouwing de basis zijn waarop je je onderwijs organiseert?

Hannes: In Antwerpen bieden wij, het stedelijk en het katholiek onderwijs een opleiding technologische wetenschappen aan. De invulling is niet helemaal dezelfde, maar mechanica is mechanica. Ik zou voorstellen om toch minstens binnen het officiële net naar een eenmaking te gaan. Vandaag is er stedelijk, gemeentelijk, provinciaal en gemeenschapsonderwijs. Is dat écht nodig?

Christine Hannes

In 1979 geboren in Schoten.

Master in de rechten (Universiteit Antwerpen).

Van 2003 tot 2012 leerkracht Engels en Nederlands, daarna GOK-coördinator in de GO! Spectrumschool in Deurne.

Sinds 2012 directeur van de Go! Spectrumschool.

Julie Beysens

In 1987 geboren in Dendermonde.

Master politieke wetenschappen (UGent) en internationale politiek (ULB).

Was raadgever onderwijs bij de ministers Turtelboom, Tommelein en Somers.

Sinds 2022 senior advisor onderwijs bij het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka).

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content