Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

Hij is er: de eerste in Vlaanderen uitgegeven roman van een zwarte Afrikaanse. Is ‘De feniks’, de debuutroman van de Nigeriaanse Turnhoutse Chika Unigwe, ook nog om andere redenen het opmerken waard?

INFO : Chika Unigwe, ‘De feniks’, uit het Engels vertaald door Hans van Riemsdijk, Meulenhoff/Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 212 p., euro 17,95.

‘D e feniks is een prachtboek. Het is een verhaal dat pijn doet in zijn scherpte en opvalt door Unigwes erg krachtige zinnen, een dwingend ritme en rake beelden.’ Aldus een krankzinnig beroemd Vlaams auteur op de website www.nobelprijsvoordeliteratuur.nl van uitgeverij Meulenhoff. En je zou nu denken, als zo’n krankzinnig beroemd Vlaams auteur het zegt, dan kan het niet volstrekt bezijden de waarheid zijn. Toch?

Helaas. Er is geen reden om Chika Unigwe’s romandebuut vanwege bovenstaand citaat met speciale gestrengheid te benaderen, maar hopelijk voor Erwin Mortier heeft hij zich de uitspraak laten ontglippen zonder De feniks langer dan 43 seconden te hebben ingekeken. Pracht? Pijn? Krachtig, dwingend, raak? Wie zulks in ernst zou beweren heeft een even heldere kijk op de zaak als een diepzeevis op Goethes kleurenleer.

De feniks vertelt het verhaal van Oge, een Nigeriaanse vrouw van 28, die met haar echtgenoot Gunter, een Kempenzoon, is terechtgekomen in het stadje Turnhout. Tussen beiden is er grote, oprechte liefde, en Oges geluk kan helemaal niet op als ze al snel een kind krijgen, een jongetje dat ze Jordi noemen. Maar op zijn vijfde heeft Jordi de wraakroepende pech te overlijden aan de gevolgen van een dom ongeluk op de kleuterschool. Als een jaar later, tijdstip waarop het boek begint, bij Oge ook nog borstkanker wordt vastgesteld, stort haar wereld helemaal in.

Over deze bergen van leed die beklommen dienen te worden dadelijk meer, maar eerst iets anders. Misschien is het Unigwes bedoeling geweest om een pleidooi voor zo groot mogelijke ruimdenkendheid in haar relaas van een interculturele relatie te laten meeresoneren. Wie weet, maar dan heeft ze dat wel ten koste van haar hoofdpersonage gedaan.

Oge is namelijk een vat vol zouteloze clichés over België en het Westen, en het lijdt voor haar geen twijfel dat België/het Westen in alles wat ook maar enigszins met menselijk samenleven te maken heeft beter een voorbeeld aan Nigeria zou nemen. De mensen hier zijn zoals het klimaat: koud, de eenzaamheid is endemisch, bezit het enige wat telt, spontaniteit schier onbestaande, Belgen komen nooit bij elkaar over de vloer zonder dat weken van tevoren al in hun agenda’s te hebben vastgelegd, enzovoort, enzoverder. Ongetwijfeld bestaan er mensen met zulke karikaturale denkbeelden, maar je voert ze niet ongestraft op als hoofdpersonage van een roman. Of Oge is domweg een spreekbuis van de auteur, een hypothese die gewoon beledigend is voor Unigwes intellectuele vermogens, óf ze moet, op averechtse wijze, de geestelijke knevelarij die een etnisch-cultureel bord voor de kop met zich meebrengt aan de kaak stellen, maar dan zaagt de schrijfster van wel héél dik hout planken.

Het leed, ondertussen. Dat krijgt veel aandacht, maar jammer genoeg zonder dat het oplopende aantal eraan bestede pagina’s ook de zeggingskracht van het meegedeelde vergroot. Want hoewel bij Unigwe een enkele keer inderdaad een ‘raak beeld’ uit de pen vloeit, een groot stiliste is ze bepaald niet, waarbij de dingen nog eens verergerd worden door haar vertaler. Zo wordt het ogenblik waarop Gunter Oge voor het eerst ziet aldus beschreven: ‘Toen belandden zijn ogen bij jou en vertikten ze het je los te laten. (…) Ze pinden zich op jou vast en waren niet van plan ook maar een duimbreed te wijken.’ Vertikkend vastgepinde ogen, geen duimbreed wijkend. Enige pagina’s verderop staat er, over een overleden vriendin uit Oges Nigeriaanse tijd: ‘Angel had zich in je hoofd genesteld en toen ze daar wortel had geschoten, wilde ze je niet loslaten.’ Wortel schietende nesten – dit moet literatuur zijn, dat kan niet anders.

Weer een ander probleem is het vertelstandpunt dat Unigwe heeft gekozen. De feniks begint in de eerste persoon, gaat dan over op de tweede persoon, en besluit met drie hoofdstukken waarin respectievelijk een hij, een jij en een ik optreedt. Dat is op zich al stunteliger dan wenselijk, maar veel erger is de keuze van die jijvorm in driekwart van de hoofdstukken.

Wilde Unigwe afstand bewaren tot Oge om zo iedere sentimentaliteit de pas af te snijden? Daar is ze dan al te goed in geslaagd: deze jij-verteller richt zich immers exclusief tot zichzelf, daarbij de lezer buitensluitend, met als gevolg dat het die lezer ten slotte koud laat wat deze jij zichzelf te vertellen heeft.

Het is niet de enige verkeerde keuze in deze roman. Er staan ook te veel bijzaken in: de aan Shell verkochte Nigeriaanse regeringspolitiek, de dwaze Vlaamse treinreizigsters die als kippen zonder kop het eerste én het laatste hoofdstuk volkakelen, de eigenaardigheden van de Nigeriaanse rouwadvertentie… Op de laatste pagina is er ondanks alles uitzicht op heropstanding – vanzelf, het boek heet toch De feniks? Maar die titel waarmaken doet de roman nauwelijks.

Hiermee wil overigens ook weer niet gezegd zijn dat Unigwe meteen maar tot de categorie der hopeloos ongetalenteerden moet worden gerekend (nu we het dáár over hebben: iemand de laatste jaren nog iets van het genie Wolf Hexen vernomen?). Maar ze heeft een veel strengere redacteur nodig.

Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content