‘Mijn dochtertje woont liever in België dan in Kiev’: de getuigenis van een Oekraïense burger (Mensen van het jaar)

Joelija Jesipenko. ‘Wie niet wil vechten, vindt volgens mij altijd een manier om het niet te hoeven doen.’ © Savka Design
Jeroen Zuallaert

Door de Oekraïense burgers als Mens van het jaar uit te roepen, brengt Knack hommage aan hun weerbaarheid, inventiviteit en moed. Joelija Jesipenko, wier familie sinds 2014 in het bezette Loegansk woonde, getuigt.

Toen Joelija Jesipenko in juni 2014 haar thuisstad Loegansk ontvluchtte, kon ze niet vermoeden dat ze niet meer terug zou keren. ‘Het was heel verwarrend. Plotseling waren er overal explosies in de stad. Niemand snapte wat er aan de hand was. Ik ben gevlucht met een klein zakje zomerkledij. Ik ging ervan uit dat alles snel zou kalmeren.’

Diezelfde oorlogsgeluiden hoorde ze acht jaar later, wanneer ze rond halfvijf wakker schrok in haar appartement in Kiev. ‘Niemand in mijn omgeving geloofde dat er oorlog zou komen. Op mijn werk lachten mijn collega’s me uit dat ik de week voordien al mijn documenten had verzameld. Er stond een koffer klaar voor als de oorlog zou beginnen. Ik wilde niet nog eens onvoorbereid zijn om te vluchten.’

‘De eerste drie nachten heb ik met mijn vijfjarige dochtertje in een schuilkelder geslapen. Het was er koud en smerig. We zaten dicht opeengepakt. Mensen hadden hun huisdieren meegenomen: katten, honden, konijnen, papegaaien. Er was geen radio, geen internet, geen manier om aan informatie te komen.’

Natuurlijk snappen mannen dat ze als kanonnenvoer dienen, maar wat kunnen ze doen?

Op de derde dag van de oorlog slaagde ze erin om het treinstation te bereiken. ‘Het was een grote chaos. Iedereen rende door elkaar. Kinderen die hun ouders kwijtgeraakt waren in de massa, riepen om hun moeder.’ Met veel moeite wist Joelija met haar dochter in een trein te raken naar Oezjgorod, aan de Slowaakse grens. Tijdens een korte stop in Boedapest kwam ze via Facebook in contact met een gezin uit Bornem, dat haar en haar dochter een slaapplek aanbood. ‘Ik was aanvankelijk van plan om naar Warschau te reizen. Maar toen ik in Boedapest was, hoorde ik van vrienden dat er in Warschau nauwelijks plaats was. En dus leek België, een land waarover ik helemaal niets wist, lang geen slecht idee.’

In Bornem kwam Joelija erachter dat het niet meevalt om voor onbepaalde tijd bij een wildvreemd gezin in te wonen. ‘Mijn gastfamilie heeft mij in het begin echt geholpen. Ze hebben vliegtuigtickets voor mij en mijn dochter gekocht, en ze hebben me geholpen om mijn papieren in orde te krijgen. Maar na verloop van tijd was ik een soort babysit voor hun zoontjes. Het is uiteindelijk misgelopen. Toen de man erachter kwam hoeveel uitkering een vluchteling kreeg, vroeg hij plotseling 600 euro huur voor de kamer. Dat wilde ik echt niet betalen.’ Joelija vond al snel een nieuw gastgezin. ‘Ik ben hen enorm dankbaar. Ik ben echt verbaasd over hoe vriendelijk en behulpzaam veel Belgen zijn. Had ik zo veel behulpzame mensen maar in Oekraïne ontmoet.’ Ondertussen deelt ze met een ander Oekraïens gezin een huisje in Gent.

Joelija’s moeder en broer wonen nog steeds in Loegansk, onder Russische bezetting. ‘Het is heel moeilijk om contact te houden.’ Waar de bevolking van de zogenaamde Volksrepublieken door veel Oekraïners meewarig wordt bekeken, toont Joelija vooral begrip. ‘De mensen in Loegansk leven al acht jaar in voortdurende onzekerheid. Zij zijn al blij als ze een dak boven hun hoofd hebben en er niet geschoten wordt. Ze hebben hun hele leven gewerkt om een huis te hebben. Het is toch logisch dat je dat niet zomaar opgeeft.’

Voor mannen in Loegansk dreigen andere gevaren dan inslaande raketten. ‘Een ex-klasgenoot van mij vertelde dat ze zag hoe mannen op straat worden meegepakt en naar een militair kantoor werden gebracht. Het gebeurt voortdurend. Natuurlijk snappen mannen dat ze als kanonnenvoer dienen, maar wat kunnen ze doen? Zou jij weigeren om mee te gaan als je een geweer op je gericht krijgt?’ Ze vertelt dat ook haar broer onder dwang gemobiliseerd werd, maar om medische redenen kon ontkomen. ‘Hij heeft een ziekte waardoor hij niet goed ziet. Hij zou sowieso geweigerd hebben om te vechten. Wie niet wil vechten, vindt volgens mij altijd een manier om het niet te hoeven doen.’

Ze weet niet wat de toekomst brengt. ‘Mijn dochtertje woont liever in België dan in Kiev. Ze gaat hier ontzettend graag naar school, zelfs al is ze er zowat het enige Oekraïense kindje. Ze spreekt al goed Nederlands. Alles wat ik doe, hangt af van haar. Ik wil niet dat zij weet hoe het is om in oorlog te leven.’

Lees hier al onze getuigenissen: Mensen van het Jaar: de Oekraïense burgers

Lees meer over:

Partner Content