Hoe een aanslag de verdeeldheid tussen Madrid en Barcelona niet oploste

Hagar Jobse
Hagar Jobse Freelancejournalist

Een week na de aanslag in Barcelona is de eensgezindheid die Spanje hard nodig heeft ver te zoeken. Spanningen tussen de Spaanse en Catalaanse regering over de onafhankelijkheidskwestie domineren. En dat terwijl een goede communicatie tussen Barcelona en Madrid essentieel is voor de veiligheid in het land.

Vrijwel meteen na de aanslag in Barcelona van afgelopen donderdag riep de Spaanse premier Mariano Rajoy op tot eenheid. Alle Spanjaarden waren volgens hem op dat moment verbonden door het ‘verdriet’ en ‘de wens om meer van zulke barbaarse aanslagen te voorkomen’. Maar die eenheid waar hij over sprak, is ver te zoeken.

Al gauw verschenen opnieuw scheurtjes in de op het eerste gezicht harmonieuze samenwerking.

Catalonië en de Spaanse regering in Madrid zijn al jaren verwikkeld in een hevige strijd over de afscheiding van Catalonië. De Catalaanse separatisten vinden dat ze, gezien de culture verschillen tussen de regio en de rest van het land, recht hebben op een eigen staat.

Daar komt bij dat Catalonië de meest welvarende regio van het land is, maar liefst een vijfde van het Spaanse bruto nationaal product is afkomstig uit deze regio. Veel Catalanen hebben dan ook het gevoel dat zij ten onrechte de Spaanse economie draaiende houden.

Sinds de Catalaanse premier Carles Puigdemont een onafhankelijkheidsreferendum aankondigde voor 1 oktober, zijn de spanningen tussen de Spaanse regering en Catalonië toegenomen. Direct na de aankondiging liet de regering in Madrid weten elke stap richting de onafhankelijkheid van de regio volledig te zullen blokkeren.

Lees ook het interview met Carles Puigdemont: ‘Dat Spanje ons niet zal erkennen, staat buiten kijf’.

Hoe diep de spanningen tussen Madrid en Barcelona zitten, werd de afgelopen dagen pijnlijk duidelijk.

Op het eerste gezicht leek het erop dat de regeringen in Madrid en Barcelona gehoor gaven aan de oproep van verschillende Spaanse politici om hun politieke verschillen te parkeren.

De Spaanse premier Rajoy en de Catalaanse premier Puigdemont verschenen afgelopen vrijdag samen voor de pers. Rajoy liet weten dat de regering in Madrid nauw zal samenwerken met Catalonië in de strijd tegen het terrorisme. Puigdemont op zijn beurt bedankte Rajoy op zijn beurt voor zijn aanwezigheid tijdens de spoedvergadering die dag.

Maar al gauw verschenen de eerste scheurtjes in deze op het eerste gezicht harmonieuze samenwerking. Zo verklaarde Puigdemont nog diezelfde dag de gebeurtenissen in Barcelona niets aan de onafhankelijkheidstrijd en het geplande referendum zouden veranderen. De nacht van vrijdag op zaterdag maakte een Catalaanse ‘minister’ bij het oplezen van de slachtoffers een verschil tussen ‘Catalaanse’ en ‘Spaanse’ doden.

Het Spaanse koningshuis zou volgens de Catalaanse regeringspartij mede verantwoordelijk zijn voor de aanslag.

Aanstaande zaterdag zal er een massale protestmars tegen het terrorisme plaatsvinden in Barcelona. Er worden bij de ‘Wij-zijn-niet bang-mars’ duizenden mensen verwacht.

Onder hen zal ook de Spaanse koning Felipe VI aanwezig zijn. En dat is voor de Catalaanse links-radicale separatistische regeringspartij Candidatura de Unidad Popular (CUP) voldoende reden om niet bij de mars aanwezig te zijn. Afgevaardigde van de CUP Mireia Boya liet aan een Catalaanse radiozender weten dat de koning wat betreft de partij niet welkom is. Het koningshuis wordt door veel Catalanen geassocieerd met het idee van één centraal Spanje en staat daarmee haaks op de wens voor onafhankelijkheid.

Maar de CUP gaat nog een stapje verder. Boya noemde een aanwezigheid van de koning aanstaande zaterdag ‘hypocriet’. Het Spaanse koningshuis zou volgens de partij mede verantwoordelijk zijn voor de aanslag vanwege het onderhouden van vriendschappelijke relaties met golfstaten als Qatar en de Verenigde Arabische emiraten. ‘Die koningshuizen financieren die wapens die IS gebruikt en daarmee zijn ze medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt is in Catalonië’, aldus Boya.

De Spaanse veiligheidsdiensten hebben over het algemeen een uitstekende reputatie. De voormalige terroristische Baskische afscheidingsbeweging ETA pleegden jarenlang de ene na de andere terroristische aanslag in Spanje. Hierdoor heeft Spanje relatief meer ervaring met het bestrijden van terrorisme dan andere Europese landen. Sinds de aanslagen die Al Qaida op 11 maart 2004 in Madrid pleegde zijn er in Spanje 650 vermoedelijke jihadisten opgepakt. Dat is meer dan in de meeste andere Europese landen.

Maar nu blijkt dat de Spaanse en de Catalaanse veiligheidsdiensten in hun onderlinge communicatie steken laten vallen. Zo verklaarde de Spaanse minister van binnenlandse zaken afgelopen zaterdag dat alle leden van de cel die verantwoordelijk was voor de aanslagen waren opgepakt of uitgeschakeld. De Catalaanse ‘minister’ Joaquin Forn moest hem corrigeren; de bestuurder van het busje dat donderdag op de massa inreed was nog steeds spoorloos.

Ook beschuldigt Catalonië de Spaanse regering er nu van de Catalaanse politie – Mossos d’ Escuadra – onvoldoende toegang te hebben gegeven tot de gegevens van het Spaanse Veiligheidsinstituut tegen Terrorisme en georganiseerde criminaliteit (CITCO). De communicatie tussen de veiligheidsdiensten van Catalonië en Madrid zijn al geruime tijd quasi doorgeknipt. Catalonië zou op haar beurt het advies van de Spaanse veiligheidsdiensten van afgelopen december om extra veiligheidsmaatregelen treffen op druk bezochte plekken van Barcelona, te hebben genegeerd. In Catalonië zijn ze al enkele maanden niet opgezet met het feit dat haar politiediensten, de Mossos d’Esquadra geen toegang heeft tot de databanken van Europol terwijl de politiediensten in Baskenland wel toegang kregen.

‘De spanningen zijn zo hoog opgelopen dat er geen sprake meer van een vloeiende dialoog tussen beide partijen’, legt expert op het gebied van terrorisme en Jihadisme Carlos Igualada uit. Hij vervolgt: ‘Deze ontwikkeling is heel kwalijk. Zeker omdat Catalonië samen met de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla de regio is waar de meeste radicalisering voorkomt. De helft van de jihadisten die de afgelopen jaren gearresteerd zijn komt uit die regio.’ Om toekomstige terroristische aanslagen in het land te voorkomen is het volgens Igualada dan ook van cruciaal belang dat Madrid en Barcelona op betere voet met elkaar komen te staan.

Partner Content