‘Waarom Jan Jambon en Peter De Roover visionair waren in 1994’

In 1994 schreven Jan Jambon en Peter De Roover samen een boek. ‘Toen konden ze zich wellicht niet voorstellen dat ze minister-president en fractieleider van veruit de grootste partij van België zouden worden’, schrijft politoloog Bart Maddens (KU Leuven). Wat ook is veranderd: een Vlaams-nationale meerderheid in het parlement wordt niet langer op hoongelach onthaald.

Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) en N-VA-fractieleider in de Kamer Peter De Roover schreven samen een boek: ‘Vlaanderen staat in Europa’. Daarin houden ze een vurig pleidooi voor een onafhankelijk Vlaanderen als lidstaat van de Europese Unie.

Klein detail: ze schreven dit boek 27 jaar geleden, in 1994. Jan Jambon was toen voorzitter van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV) en politiek secretaris van de Vlaamse Volksbeweging (VVB). Peter De Roover was voorzitter van diezelfde VVB.

Leg het boek vandaag in de winkel en plak er een sticker op ‘vers van de pers’. Hoe lang zou het duren voordat een argeloze lezer door heeft dat het bijna dertig jaar oud is? Wat allicht een alarmbelletje zou doen rinkelen is de radicale toon van het boek. De auteurs pleiten ongezouten voor onafhankelijkheid, wars van pragmatisme of Realpolitik. ‘De vraag is niet, welke boodschap komt het best over?’, schrijven ze in de inleiding. ‘Wij gaan uit van de vraag: welke boodschap is vandaag de juiste?’. En die is: ‘Onze toekomst in Europa: Vlaanderen onafhankelijk.’

Misschien is het net omdat de auteurs in 1994 onverbloemd de juiste boodschap wilden brengen dat hun boek vandaag nog zo actueel overkomt. Want inderdaad, vervang de oude voorbeelden door recente, reken alle bedragen om naar euro, en je kunt het boek zo opnieuw publiceren. Wat Jambon en De Roover halfweg het laatste decennium van de vorige eeuw schreven is zonder meer visionair te noemen.

Neem nu hun visie op de Europese eenwording. In de jaren negentig werd er in de Vlaamse beweging en in de Volksunie nogal wat geloof gehecht aan het ‘Europa van de regio’s’. In het kielzog van het verdrag van Maastricht van 1992 leek het even alsof de Europese Unie de klassieke natiestaten zou openbreken. Het Comité van de Regio’s werd opgericht. De Europese Commissie kon directe relaties met de regio’s aanknopen. En stel je voor, vertegenwoordigers van de regio’s konden voortaan zetelen in de Europese ministerraden.

Waarom Jan Jambon en Peter De Roover visionair waren in 1994.

Maar Jambon en De Roover waren zo lucide om dit ballonnetje te doorprikken. De staten zullen altijd de centrale actoren blijven in de EU, voorspelden ze. Vandaag weten we dat ze gelijk hadden. Niemand spreekt nog over het Comité van de Regio’s. De EU heeft de autonomie van de regio’s eerder verzwakt dan versterkt. Voor aangelegenheden waarvoor zowel de regio’s als de EU bevoegd zijn, blijft de centrale staat een belangrijke vinger in de pap hebben. Het is enkel via die centrale staat dat de regio’s een impact kunnen hebben op de Europese besluitvorming. De conclusie van Jambon en De Roover is helder en correct: ‘Een staat mag België in elk geval niet blijven indien Vlaanderen een volwaardige stem wil krijgen in Europa.’

Ook de toekomstige ontwikkeling van Brussel konden Jambon en De Roover in 1994 merkwaardig accuraat inschatten. 1994, dat was amper vijf jaar na de goedkeuring van de Brusselwet in 1989. Velen (waaronder ikzelf) dachten toen nog dat de Vlaamsgezinden hun slag grotendeels thuis hadden gehaald. Juridisch gezien was Brussel immers geen echt derde gewest. De Brusselse Hoofdstedelijke Raad keurde geen decreten goed maar ordonnanties, met een meer ondergeschikt statuut. Inmiddels is gebleken dat dit niet meer was dan een institutionele strohalm voor de Volksunie. Brussel is in de feiten een volwaardig derde gewest geworden, dat steeds verder wegdrijft van Vlaanderen.

Dat weten we vandaag, maar Jambon en De Roover wisten het dertig jaar geleden al. De gewestvorming heeft de kloof tussen Vlaanderen en Brussel enkel maar versterkt, schrijven ze. ‘De institutionele feiten leidden tot een feitelijke breuk tussen Brussel en de rest van Vlaanderen.’ En ook: ‘Binnen de Belgische context zijn we Brussel langzaam maar zeker aan het opofferen. Kunnen we binnen België de drieledigheid nog naar een strikte tweeledigheid ombuigen?’, vragen ze zich af. Hun antwoord is ondubbelzinnig negatief. En ook hier is hun conclusie helder en correct: ‘Binnen België zal het verder verlies van Brussel onomkeerbaar zijn.’ Vandaar hun pleidooi voor een onafhankelijk Vlaanderen met Brussel als hoofdstad.

Onbeperkte mogelijkheden

En hoe wilden ze dat realiseren? Samen met veel andere Vlaams-nationalisten keken ze toen reikhalzend uit naar de eerste rechtstreekse verkiezing van de Vlaamse Raad, in 1995. In hun boek vertolken ze de hooggespannen verwachtingen die daaromtrent bestonden binnen de Vlaamse beweging: ‘Als soevereine vertegenwoordiger van het Vlaamse volk zal dit parlement zich ook ambitieus moeten durven opstellen en alle Belgische terughoudendheid afwerpen. Dan zijn de mogelijkheden vanzelfsprekend onbeperkt. Dan hebben we met deze eigen Vlaamse politieke instellingen een volwaardig instrument om elke noodzakelijke stap af te dwingen.’

In 1994 klonk dat natuurlijk wat wereldvreemd. Bij de vorige verkiezingen, in 1991, hadden de Vlaams-nationalisten (Volksunie en Vlaams Blok) slechts 19,6 procent gehaald in Vlaanderen. Met 65,3 procent waren de drie traditionele partijen nog oppermachtig. De kans dat die ten volle de ‘onbeperkte mogelijkheden’ van een soeverein Vlaams Parlement zouden benutten was onbestaande. Jambon en De Roover leken er impliciet op te hopen dat er ooit een Vlaams-nationale meerderheid zou zijn in het Vlaams Parlement. Maar dat was toen een waanzinnige wensdroom, die op hoongelach zou zijn onthaald.

Hoe visionair ze ook waren, de auteurs konden niet voorzien dat die Vlaams-nationale meerderheid drie decennia later bijna werkelijkheid zou worden. Net zoals ze zich toen wellicht niet konden voorstellen dat ze tegen dan zelf machtige politici zouden zijn, respectievelijk minister-president van Vlaanderen en fractieleider van veruit de grootste partij van België.

Of toch? Hun boek getuigt in elk geval van een grote politieke ambitie. ‘Vlaamse onafhankelijkheid is louter een zaak van willen’, schrijven ze in het slothoofdstuk. ‘En dan kan niemand ons tegenhouden. De bal ligt in ons eigen kamp. Mits een flinke portie ambitie zijn de Vlamingen ook rijp voor het project ‘Vlaanderen onafhankelijk’, want het steunt op een grondige en juiste ontleding van de toestand, het is redelijk en rechtvaardig. Vlaanderen moet eindelijk de middelmatigheid afwerpen.’ En ze besluiten: ‘Vlaamse onafhankelijkheid kan realistisch worden nagestreefd, wanneer we het maar willen.’

Vandaag zouden de Jan Jambon en Peter De Roover van weleer allicht schrijven: ‘Vlaamse onafhankelijkheid kan realistisch worden nagestreefd, wanneer de N-VA het maar wil.’

Partner Content