Het droge en het vochtige van Jonathan Littell is niet alleen de ideale handleiding bij het lezen van diens cultroman De welwillenden maar ook een intrigerende casestudy van Léon Degrelle en de macho tout court.

‘C hance Degrelle, chance éternelle.’ Léon Degrelle, Belgiës beroemdste collaborateur (1906-1994), was de spreekwoordelijke kat met negen levens. Na vier jaar Russische campagne tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht hij het tot generaal die uit de handen van Adolf Hitler persoonlijk de hoogste lauweren mocht ontvangen. Hij was niet alleen een verstokte medestander van het naziregime, maar ook de perfecte mythomaan. Le beau Léon, zoals hij werd genoemd, pochte ermee dat hij door Hitler zelf als diens Belgische zoon werd aangesproken. Hij verspreidde ook het gerucht dat hij de geestelijke – en fysieke – vader was van Hergés Kuifje. Wie naar de talrijke, sprekende foto’s kijkt in Het droge en het vochtige van Jonathan Littell kan er inderdaad niet naast zien: Degrelle in plusfour lijkt als twee druppels water op Tintin in pofbroek. Hergé was trouwens een goede vriend van Degrelle.

Littell herlas Degrelles La campagne de Russie (1949) met grote ogen toen hij materiaal aan het verzamelen was voor De welwillenden, zijn magnum opus over de Duitse nazigruwelen die hij van binnenuit wou vertellen. Dr. Max Aue, de niemand ontziende nazibeul én hoofdpersonage in Littells roman, heeft onmiskenbaar de trekjes van Degrelle, zoals Littell die in deze casestudy reconstrueert: de ultieme dandy die alles en iedereen als lege hulzen beschouwt. Littell: ‘Alles in dienst van een grootse enscenering: voor hem bestaat er gewoonweg niets levends.’ Tenzij dus het eigen ego.

Littell maakt zijn analyse van de extremistische macho die een afschuw heeft van alles wat zweemt naar het vormeloze en vloeibare – inzonderheid de Russische modder – geloofwaardig door gebruik te maken van de psychoanalytische invalshoek van Klaus Theweleit. Theweleit maakte in de jaren zeventig furore met Männerphantasien, waarin hij als een volbloed antropoloog in binaire termen de cleane wereld van het fascistische manne-tjesdier beschrijft die alles verfoeit wat niet zuiver is, recht (fallisch), gestructureerd of vast en daarom een afkeer koestert van ‘de dreiging van het vloeibare’ en van het vrouwelijke: ‘Het fascisme is een lichamelijke toestand.’ Op analoge wijze legt Littell een raster over de fascistische Degrelle, die in zijn Russisch campagneboek als de dood is voor het Russische slijk en de stormvloed van het bolsjewisme. Theweleit was opgetogen over de manier waarop Littell zijn interpretatie van het machismo actualiseerde en vertelt er in een nawoord bij dat hij hoopt dat zijn analyse ook op andere machowerelden zal worden geprojecteerd, van het islamfundamentalisme van Al-Qaeda tot het clubgevoel van de Amerikaanse gespecialiseerde eenheden.

Wie dit boekje leest, beseft ook de fascinatie van Hugo Claus bijvoorbeeld voor het gepantserde lichaam van de soldatenman, zoals die van De verwondering tot Het verdriet van België, maar die ook in het korte verhaal Het mes tot uiting kwam. Opvallend trouwens, aldus Littell, hoe Degrelle als aanvoerder van het Waalse Legioen met zijn Groot-Bourgondische ideaal voortdurend refereerde aan Vlaamse mythische symbolen (het Belfort van Brugge) of Vlaamse kunst. Maar even opvallend dat Degrelle systematisch de Vlaamse collabo’s buitensloot als hij werd gevierd, zoals op 1 april 1944 toen het Waalse Legioen triomfantelijk via Charleroi in Brussel werd ingehaald. Het Vlaamse Legioen, zo Littell, dat minstens even belangrijk was voor Degrelles legendarische ontzetting uit de omsingeling in Tsjerkasy, was niet op het feestje uitgenodigd.

Vijf maanden later werden de geallieerden tijdens de bevrijding trouwens met evenveel bravoure ontvangen door de Brusselse menigte. Degrelle was toen al bezig met een elegante exit. Via Noorwegen wist hij te ontsnappen naar het Spanje van Franco. Littell vertelt hoe diens vliegtuig in het zicht van de aankomst crashte en de dekselse Degrelle het als bij wonder weer eens overleefde, om nadien in Malaga de heroïsche schijn van zijn mythische bestaan verder op te houden. Littells boekje kan dus niet alleen uitstekende diensten bewijzen voor de Littellfan, maar ook voor de lezer die verder in het reine wil komen met de dubbelzinnige verheerlijking van het gestroomlijnde mannelijke lichaam, zoals die in zoveel eigentijdse cultuur, design en lifestyle nog steeds quasi fascistisch hoogtij viert.

JONATHAN LITTELL, HET DROGE EN HET VOCHTIGE. EEN KORTE VERKENNING OP FASCISTISCH GRONDGEBIED, VERT. UIT HET FRANS DOOR JEANNE HOLIERHOEK, AMSTERDAM/ANTWERPEN, DE ARBEIDERSPERS, 2009, 132 BLZ., 13,50 EURO. ISBN 9789029571838.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content