Hoofd Cel Vermiste Personen: ‘Liam Vanden Branden blijft de zaak van mijn leven’
Eén kind hebben Alain Remue en zijn team niet kunnen opsporen in de bijna 22 jaar dat de Cel Vermiste Personen bestaat. Dat is Liam Vanden Branden, verdwenen op vrijdag 3 mei 1996. De jongen was twee toen. Remue ligt er nog steeds wakker van. Dat neemt niet weg dat de cijfers die de Cel kan voorleggen, ronduit indrukwekkend zijn, zo schrijft Deze Week.
De Cel Vermiste Personen werd opgericht in september 1995, in volle Dutroux-crisis, als cel van de federale politie. Van de ruim 25.600 dossiers die behandeld werden, zijn er 97 procent opgelost. Bijna 22.000 mensen werden levend teruggevonden. ‘Amper’ 805 dossiers staan nog open. Als we inzoomen op kinderen jonger dan 13 jaar, zien we dat de cel 2.171 dossiers behandeld heeft. Daarvan is één kind niet teruggevonden. Al is dat niet het totale plaatje. Er zijn ook kinderen verdwenen vóór 1995 en nooit gevonden. ‘Al zijn dat er niet meer dan tien’, weet Alain Remue. ‘De namen van die kinderen staan in ons collectief geheugen gegrift. Denk aan Nathalie Geijsbregts, Gevriye Cavas en Ken Heyrman. Dat zijn kinderen van wie we quasi zeker zijn dat ze overleden zijn, maar die we niet vinden.’
Blijven jullie eeuwig zoeken?
Naar sommige van die 805 mensen wordt nog steeds actief gezocht. Anderen zijn zogenaamde cold cases. Mijn standpunt is duidelijk: als zoeken zoeken om te zoeken wordt, moet je stoppen. Als je alles hebt gedaan wat mogelijk is, dan ben je uitgezongen. Ik beslis dat niet alleen. Dat gebeurt in overleg met het parket en de familie. De redenen waarom we iemand niet vinden, zijn uiteenlopend. Sommige mensen willen niet gevonden worden. Dat lees je in hun afscheidsbrief. Dan wordt het moeilijk. In andere gevallen werkt de natuur tegen. Water bijvoorbeeld is doffe ellende in onze job.
En de zaak Liam Vanden Branden, kan u dat loslaten?
(resoluut) Neen. Ik lig daar nog wakker van. Ik zeg dat heel eerlijk: Liam zal altijd de zaak van mijn leven blijven. (zwijgt even) Dat is tevens ons kleinste kindje. Die jongen was amper twee jaar. Ik heb in die 22 jaar mensen leren kennen voor wie ik mateloos respect heb: de ouders van vermiste kinderen. Als je hen spreekt, weet je waarom je dit doet. De vader van Liam bijvoorbeeld is een goede maat geworden. Die mensen hebben mij een belangrijke les geleerd: geef antwoorden. Zelfs slecht nieuws is beter dan geen nieuws.
Kan het dat een kind na zoveel jaar levend teruggevonden wordt?
Wij hebben het nog niet meegemaakt. Maar zeg nooit nooit. Ik heb drie basisregels. Eén: elke zaak is verschillend. Twee: de eerste uren zijn cruciaal. En drie: zeg nooit nooit.
Hebt u al onwaarschijnlijke gevallen meegemaakt?
‘Je kan niemand opleiden om een dood kind uit de gracht te halen.’
O ja. Jaren terug hebben we in de Brugse vaart in het Gentse een vrouw teruggevonden die meer dan dertig jaar vermist was. We hebben die kunnen identificeren en haar kinderen het nieuws brengen. Ik kan u zeggen dat dat vreemd was. Die mensen waren intussen volwassenen geworden. Hoe ze daarop reageerden? Vol ongeloof. Gechoqueerd. Wat kom jij nu zeggen? Zij leerden leven met het idee dat hun moeder voor eeuwig weg zou zijn. Maar we hebben ook onwaarschijnlijke zaken meegemaakt in bizarre zin. Zaken die onrustwekkend lijken, maar uiteindelijk flauwekul blijken. Zo was er eens een verstandig man, een ingenieur, modelechtgenoot en -papa, verdwenen. Leek heel onrustwekkend. Werd uiteindelijk teruggevonden in een sm-club voor homo’s. De fictie wordt vaak ingehaald door de realiteit, dat kan ik u verzekeren.
Wij kennen de Cel vooral van de televisiereeks Vermist. Is dat waarheidsgetrouw?
De verhalen komen recht uit onze archieven, dus in die zin wel. Al maken ze soms van drie verhalen één, wat normaal is. De spektakelwaarde is iets anders natuurlijk. Maar mocht men een serie maken over wat wij echt doen, dan zou er maar weinig volk kijken. Amper één procent van onze dossiers heeft een crimineel karakter. En 95 procent van onze tijd zitten wij op de bureau.
Het Belgisch model is een voorbeeld internationaal, zei u eens. Waarom is dat zo?
Door de zaak-Dutroux is er veel veranderd. De Cel is opgericht, net als Child Focus. Op elk parket werken mensen die gespecialiseerd zijn in de materie. Uniek is ook de samenwerking tussen lokale politiemensen die de dossiers en de regio kennen, en de Cel die het fenomeen kent en de middelen heeft. Dat maakt ons tot een geoliede machine. Dat was voordien niet het geval en dat is in andere landen nog steeds niet het geval. Frankrijk en Nederland bijvoorbeeld hebben wel een centraal aanspreekpunt, maar zijn niet 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 operationeel actief. Wij wel. Wij kunnen op elk moment van de dag in actie schieten. Ik zie dat andere landen met veel interesse naar ons model kijken.
U leidt de Cel Vermiste Personen al sinds het begin. Vreet dat aan u?
Neen. Ik haal veel voldoening uit deze job. Dit is een prachtige job, en dat meen ik, het tragische buiten beschouwing gelaten. Je kan iemand opleiden om met de dood om te gaan, maar je kan niemand opleiden om een dood kind uit de gracht te halen. Die momenten blijven kleven aan de ribben. Maar daartegenover staat dat 88 procent van onze dossiers een goede afloop kent. Wij redden levens, hè.
Lees het interview door Paul Cobbaert in Deze Week
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier