Stauffenbergs drama

De Wolfsschanze bij Rastenburg, Oost-Pruisen, 15 juli 1944, enkele dagen voor de aanslag. V.l.n.r. Claus Schenk graaf von Stauffenberg, Karl-Jesko von Puttkamer, onbekend, Adolf Hitler en Wilhelm Keitel.

…75 jaar geleden: 20 juli 1944

Halverwege de ochtend arriveert Claus von Stauffenberg, de chef van de generale staf van het Duitse Ersatzheer (reserveleger) in de Wolfsschanze bij Rastenburg waar hij door Hitler is ontboden om een vergadering bij te wonen. Bij zich draagt hij een aktentas met twee bommen. Tot zijn verbijstering is de bijeenkomst verplaatst van de betonnen bezoekerskamer naar de aangrenzende kaartenkamer, een houten barak met drie grote ramen die vanwege de warmte wijd open staan. Hij beseft dat daardoor de kracht van de explosie veel minder uitwerking zal hebben. Bovendien belemmert zijn handicap (hij mist een oog, een hand en twee vingers) hem om beide bommen te activeren. In de kaartenkamer plaatst hij zijn aktentas onder de massief houten tafel zo dicht mogelijk bij Hitler. Dan loopt hij de barak uit, zogenaamd omdat hij dringend iemand in Berlijn moet spreken, stapt in een gereedstaande auto en rijdt weg om met zijn complotgenoten de geplande staatsgreep te plegen. Terwijl hij weg rijdt gaat de ene bom om 12.42 uur af. Hij hoort de explosie, die zo heftig is dat hij ervan overtuigd is dat Hitler dood moet zijn. Wat hij niet weet is dat iemand ondertussen de tas heeft verplaatst achter een tafelpoot. Dankzij deze dikke poot en het tien centimeter dikke tafelblad overleeft Hitler de aanslag en komt er met verschroeid haar, een tijdelijk verlamde arm en beschadigde trommelvliezen redelijk goed van af.

Wat er overbleef van Hitlers broek. (Bundesarchiv)
Wat er overbleef van Hitlers broek. (Bundesarchiv)

Het bericht dat Hitler nog leeft, bereikt Berlijn snel en de samenzweerders begrijpen dat hun plan is mislukt. De volgende dag wordt Von Stauffenberg met drie anderen gearresteerd, geëxecuteerd en op het Berlijnse Sint Matthäusveld in hun uniformen met daarop hun onderscheidingstekens begraven. De volgende dag geeft Heinrich Himmler echter opdracht de lichamen op te graven, te cremeren en hun as te verstrooien.

Verzekeringsplaatje op de gevel van het parochiecentrum van Hoegaarden. (Foto Joris Verbaeten)
Verzekeringsplaatje op de gevel van het parochiecentrum van Hoegaarden. (Foto Joris Verbaeten)

Brandverzekeringscontrole

Voor 1935 waren gemeenten en steden in België niet wettelijk verplicht om over een eigen brandweerdienst te beschikken. Indien de gemeenteraad het toch belangrijk vond dat er een brandweerdienst was, kon men beroep doen op private agentschappen. Afhankelijk van het contract werden naast de publieke gebouwen ook private eigendommen beschermd. De verzekeringsagenten die in een dorp zonder eigen brandweerdienst de brandveiligheid dienden te verzekeren, konden naast het openbaar contract zelf nog bijkomende private contracten zoeken bij burgers, boeren, bedrijven en verenigingen zoals een kerkfabriek. Als bewijs van hun betaald lidmaatschap en recht op hulp bij brand werd er een plaatje aan de gevel bevestigd. Die waren van zink of van lood. Een van de oudste brandverzekeringsmaatschappijen was Securitas Antverpia 1819 die in en buiten Antwerpen dergelijke plaatjes verspreidde. Blijkbaar had niet iedereen vertrouwen in de stedelijke brandweerdienst. Het systeem was niet alleen bekend in België. In Nederland zijn deze verzekeringsplaatjes bekend als ‘brandplaatjes’. Doordat ondertussen elke gemeente verplicht lid is van een publieke brandweerdienst en elke eigenaar een brandverzekering moet afsluiten, is dit systeem van private brandweerdienst verdwenen. Aan oudere gebouwen bleven de brandplaatjes meestal gewoon hangen. Bij verbouwings- of renovatiewerken worden ze steeds meer verwijderd. De firma PR – Compagnie des Propriétaires Réunis werd in 1821 opgericht en was zowel in België als in Nederland actief.

Partner Content