Simon Van Hoeymissen
‘Meer investeringen voor Defensie, dat moet het kernthema van de verkiezingen zijn’
‘Momenteel is er geen grotere uiting van pacifisme dan grote investeringen in onze defensie’, schrijft Simon Van Hoeymissen van de Koninklijke Militaire School.
Recent heeft de Belgische militaire leiding gewaarschuwd dat België in geval van een grootschalig conflict niet in staat zou zijn zich langer dan enkele uren te verdedigen. Men zou denken dat zo’n vaststelling een sterke politieke indruk nalaat. Maar de start van de verkiezingscampagnes maakt duidelijk dat defensie nog steeds geen thema is dat leeft. Waarom zouden we in godsnaam investeren in onze capaciteit om mensen te doden? Leef, en laat leven. Elk weldenkend, empathisch mens gaat door het leven met die ingesteldheid.
Maar dat gaat uit van een bestaanszekerheid waar landen in hun onderlinge relaties niet over beschikken. Het enige dat vrede tussen landen behoudt is dat het in het eigenbelang van beide partijen is om niet te escaleren. Decennialang is dat in Europa het geval geweest, omwille van de enorme kloof tussen de Amerikaanse militaire bandbreedte en die van elke mogelijke rivaal. Maar vandaag leven we in een tijdperk waarin ons gebrek aan investeringen in Defensie onverantwoord is, met oog op vrede, onze veiligheid, onze politieke stabiliteit, en onze welvaart.
Om dit te begrijpen moeten we ons even oriënteren in de vloedgolf aan berichten over de Russische oorlog tegen Oekraïne die ons elke dag overspoelt. Daarvoor moeten we even teruggaan naar eind 1991, toen de Sovjet-Unie werd ontbonden. Het idee dat een grootmacht van de ene dag op de andere ophoudt met bestaan is erg interessant als men dit in enkele minuten moet uitleggen op de schoolbanken. Je kan het duidelijk tonen op een kaart: de Sovjet-Unie werd plotseling vervangen door 15 onafhankelijke republieken. Maar in de praktijk werkt het niet zo.
Die nieuwe landen hadden op papier wel onafhankelijkheid, maar dat betekende niet dat ze plots ook onafhankelijk van Moskou beleid konden voeren. Ze zaten in een dwangbuis van allerlei materiële, menselijke, en contractuele erfenissen van de Sovjet-Unie. Wat dat betreft is vooral de infrastructuur om energie te vervoeren interessant.
Energie is de basis van een economie en, zeker in Oost-Europa, ook van politiek. Gaspijpleidingen zijn heel duur om te bouwen, en alleen winstgevend als je jarenlang grote hoeveelheden gas afneemt. Door de bouw van een gaspijpleiding binden een gasexporteur en -importeur zich aan elkaar op lange termijn. De meeste pijpleidingen die de voormalige Sovjetrepublieken bevoorraden vertrekken vanuit de Russische gasvelden. Dit liet Moskou toe om keiharde economische machtspolitiek te voeren in Centraal- en Oost-Europa, terwijl het met deze inkomsten zijn binnenlandse uitgaven financierde en zo zijn interne stabiliteit kon bewaren.
Moskou beschikte dus nog decennialang over economische duimschroeven die de formele ontbinding van de Sovjet-Unie in de praktijk wat temperden. De laatste jaren versterkte het Kremlin zijn energiewapen zelfs nog: de Nordstream pijpleidingen in de Baltische Zee lieten toe om traditionele doorvoerlanden als Polen en Oekraïne te omzeilen, en om nog meer politieke druk te zetten.
(Lees verder onder de preview.)
Toch vonden er de laatste jaren twee veranderingen plaats die de verhoudingen tussen de landen in Centraal- en Oost-Europa fundamenteel hebben veranderd. Ten eerste werd er een nieuwe pijpleiding gebouwd die van groot belang was voor de economische soevereiniteit van de doorvoerlanden. De Baltic Pipe vervoert Noors gas naar Polen. Opmerkelijk is dat de sabotage van Nordstream plaatsvond op de dag voor de opening van deze pijpleiding.
Ten tweede is het sinds enkele jaren technologisch mogelijk geworden om aardgas in vloeibare vorm te vervoeren. Van cruciaal belang is dat dit gas wordt vervoerd in schepen in plaats van pijpleidingen. Dat heeft ertoe geleid dat gashandel een vrije marktdynamiek van vraag en aanbod is beginnen volgen, in plaats van de jarenlange bindende contracten die het voorheen kenmerkten. Bovendien controleert niet Rusland maar de Amerikaanse marine de wereldzeeën (en dus het vervoer van vloeibaar gas).
Het enige dat Rusland kan doen is enkele faciliteiten voor vloeibaar gas aan land te saboteren, zoals op 10 januari in Duitsland gebeurde. De Russische grip op het economisch leven in Centraal- en Oost-Europa werd recent dus aanzienlijk geneutraliseerd. Toch hoefde dat op zich niet per se tot oorlog te leiden.
Het probleem is dat terwijl Rusland de laatste jaren zeer snel zijn greep over de energievoorziening van Centraal- en Oost-Europa verloor, de militaire machtsbalans niet mee kenterde. Integendeel: Rusland werd militair sterker, terwijl West-Europa zijn defensie bleef verwaarlozen, en de aandacht van de VS steeds meer in beslag werd genomen door Oost-Azië.
West-Europa’s militaire zwakte bleek even onverantwoord en roekeloos als een te fel doorgedreven militarisering kan zijn. Het maakte van oorlog een denkbare, en misschien zelfs de enige, beleidsoptie voor Rusland om zijn invloed in Oost-Europa te behouden. Oorlog is de voortzetting van de politiek met andere middelen.
(Lees verder onder de preview.)
Intussen heeft Rusland met zijn rekruterings- en industriebeleid zijn binnenlandse stabiliteit geënt op oorlogsvoering. Waar Russische burgers in achtergestelde regio’s vroeger werden gepaaid met de inkomsten van energie-uitvoer, kunnen zij zich nu goed laten betalen door te gaan vechten in Oekraïne. Daarnaast heeft Moskou zijn industrie omgevormd om zijn oorlogsinspanningen op volle toeren te ondersteunen. Rusland zal zijn oorlog dus verderzetten zolang het daartoe in staat is.
Hoe kunnen we dan de vrede herstellen? Helaas zijn er in het landschap van de Oost-Europese vlakte weinig geografische barrières die kunnen dienen als een makkelijk verdedigbare grens tussen Rusland en de rest van Europa. Landsgrenzen in dit gebied volgen geen bergketens. Als ze al geënt zijn op een geografische hindernis is het een rivier. Omwille van deze geografie zijn Oost-Europese landen, zeker langs hun westelijke en oostelijke grenzen, erg blootgesteld aan elkaars militaire capaciteiten en intenties.
Dat betekent dat vrede, in dit gebied in het bijzonder, afhangt van een stabiele militaire balans. En zoals eerder al beschreven is die balans tussen de Russische landmacht en de rest van Europa er op vlak van sommige kritieke capaciteiten nu absoluut niet. Wij moeten dus véél meer inzetten op onze defensie om de militaire machtsbalans in Oost-Europa te herstellen en de voorwaarden voor de-escalatie te creëren. Momenteel is er geen grotere uiting van pacifisme dan grote investeringen in onze Defensie.
Het is belangrijk om ons antwoord op deze uitdagende veiligheidssituatie te bekijken vanuit de financiële toestand van ons land. De Nationale Bank maande in december de volgende regering aan om 10 miljard euro te besparen. De Europese Commissie stelde enkele weken daarvoor vast dat België de op één na slechtste begroting van de Eurozone heeft. Hoewel we na het einde van de Koude Oorlog steeds drastischer hebben bespaard op Defensie, hebben we dit “vredesdividend” niet ten volle aangewend om onze staatsschuld af te bouwen.
(Lees verder onder de preview.)
We hebben met dat geld decennialang een hoge levenskwaliteit voor onze middenklasse in stand kunnen houden. Maar we moeten goed de context begrijpen waarin ons sociaal welvaartsmodel mogelijk was. Na de Tweede Wereldoorlog, en des te meer na de Koude Oorlog, stelden Amerikaanse veiligheidsgaranties en de afwezigheid van nabije veiligheidsdreigingen ons in staat om onze landsverdediging terug te schroeven tot enkele niche-capaciteiten die we samen met onze bondgenoten konden inzetten in overzeese operaties. Uiteindelijk is onze sociale welvaartstaat gegrond op de veronderstelling dat de VS beschikt over de capaciteit en wil om twee hoog-intensiteitsconflicten tegelijk te voeren.
Maar anno 2024 lijkt die veronderstelling erg twijfelachtig. Zo is het goed mogelijk dat Donald Trump zal worden herkozen. En we beseffen nog steeds niet genoeg dat het economische zwaartepunt van de wereld, met alle Amerikaanse veiligheidsbelangen van dien, is verschoven van de Atlantische naar de Indische en Stille Oceaan.
In Azië is er een wapenwedloop aan de gang op een schaal die wij ons niet kunnen inbeelden. De kans bestaat overigens dat we het ons niet veel langer nog moeten inbeelden: China heeft onlangs zijn derde vliegdekschip te water gelaten. Een land doet zulke miljardeninvesteringen niet zonder de intentie ze ook actief in te zetten in de wereldzeeën. Dat maakt van China een buurland van elk land ter wereld met een kustlijn, inclusief België.
(Lees verder onder de preview.)
En inclusief de Verenigde Staten. Er zijn ernstige inschattingen dat de VS tegen 2027 wel eens in oorlog zouden kunnen zijn met China. Laten we hopen dat dat nachtmerriescenario zich niet voltrekt. Maar hopen is geen optimale nationale veiligheidsstrategie. Mochten oplopende spanningen in de Zuid-Chinese Zee of Indische Oceaan zich concretiseren zouden de verzekeringspremies voor onze scheepvaart wel eens te duur kunnen worden om vrachtvervoer daar nog rendabel te houden.
Een onderbreking van de commerciële scheepvaart daar zou de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor ons doen verbleken. Stel je een winkelstraat voor zonder producten die gemaakt zijn in Azië. Denk aan de financiële gevolgen voor een middenklasse-gezin en je kan inschatten wat voor politiek resultaat daaruit zou voortvloeien.
Eender wie die een gematigde strekking aanhangt wil zo’n scenario kost wat kost vermijden, zowel hier als in de VS. We moeten ons dus dringend voorbereiden op de Amerikaanse prioritering van Azië boven Europa. Er is geen grotere steun voor onze democratie dan investeringen in Defensie.
Onze toekomst als welvarende handelsnatie zal dus afhangen van onze capaciteit om koopvaardij veilig door erg ongastvrije omgevingen te loodsen. Maar terwijl elk EU-land zelfstandig wel wat militair materiaal op transport naar Oekraïne kan zetten is het langdurig en gecoördineerd inzetten van militaire middelen aan de andere kant van de wereld een ander paar mouwen.
Geen enkel Europees land kan op zichzelf dat soort militaire operaties lange tijd volhouden. Het waarschijnlijke vooruitzicht van een jarenlange uitputtingsslag met Rusland en een mogelijke militaire escalatie in Oost-Azië maken dat we ervan moeten uitgaan dat we maximaal drie tot vier jaar hebben om onszelf voor te bereiden om minstens één hoog-intensiteitsconflict volledig autonoom in EU-verband te voeren.
(Lees verder onder de preview.)
Dit zal investeringen vragen om praktische samenwerking met onze bondgenoten toe te laten. De volgende regering zal zich hier heel wat vragen over moeten stellen. Welke rol kan België spelen in de ondersteuning van de Europese pijler binnen de NAVO? Hoe oefenen we dit? Hoe kunnen we opnieuw ons strategisch besef ontwikkelen? Hoe kunnen we mensen met erg beperkte tijd en interesse toch informeren over de werking van het Europese gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid? Moeten we de dienstplicht opnieuw activeren, en hoe kunnen we onze versplinterde samenleving daarbij even in een positie van betrokken gelijkwaardigheid brengen? Moeten we de bevolking voorzien van informatiebrochures voor wat te doen in bepaalde scenario’s zoals een grootschalige cyberaanval?
Bovenal vereist dit alles dat we in de aanloop naar de volgende verkiezingen opnieuw nadenken over de functies die we willen dat de staat opneemt. Iedere Belg is gewend aan de hoge levensstandaard die ons sociaal welvaartsmodel met zich mee heeft gebracht. Maar ondanks de toestand van onze openbare financiën vereist onze veiligheidsomgeving dat we dringend de investeringen in de Belgische Defensie verder opvoeren dan het bestaande STAR-plan. We moeten toegeven dat deze oproep neerkomt op onvoorstelbaar pijnlijke besparingen. Het lijkt dan ook politieke zelfmoord om die boodschap te brengen.
Maar wat is electoraal succes waard als het ten koste gaat van de veiligheid en welvaart van onze kinderen?
Simon Van Hoeymissen is als criminoloog en politicoloog werkzaam bij het Studiecentrum Veiligheid en Defensie van de Koninklijke Militaire School. Hij doet onderzoek naar de Europese veiligheids- en defensiearchitectuur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier