Waarom de tv-serie ‘1985’ zo duister is (deel 1): Paul Vanden Boeynants, de fatale figuur

In de eerste aflevering van de tv-serie ‘1985’ mikt ‘de minister van Landsverdediging’ zijn pistool naar het plafond, het startschot van een wild seksfeest. © VRT
Walter Pauli

Was oud-premier Paul Vanden Boeynants inderdaad een machtig en zelfs monsterlijk personage uit een tijd zonder normen of moraal? Walter Pauli reconstrueert.

De jaren van geld, geweld en gevaar

De VRT-fictieserie 1985 toonde een grimmig beeld van de jaren tachtig: een hard, gevaarlijk en op de koop toe erg lang decennium. Net zoals de Britse historicus Eric Hobsbawm de twintigste eeuw definieerde als ‘the short twentieth century’, kende België tussen 1972 en 1998 zijn ‘lange jaren tachtig’. Het was een gruwelijk uitgesponnen decennium van geld, geweld en gevaar.

Al in de eerste aflevering van 1985 zoomt de camera in op een wild feestje in de Brusselse privéclub Le Jonathan. Een oudere, vadsige man met zonnebril stapt de donkere zaal in: ‘de minister van Landsverdediging’. Deze Paul Vanden Boeynants – treffend neergezet door Josse De Pauw – lacht breed, schudt handen, geniet van zijn macht en van zichzelf. Het is een cruciale scène, want in ‘de lange jaren tachtig’ was er in België geen schandaal of die naam viel. Paul Vanden Boeynants (1919-2001) was sinds 1972 minister van Landsverdediging. Toen al was hij een levende legende aan het worden, met een stilaan monstrueuze reputatie.

In de naoorlogse jaren joeg de Brusselse selfmade man zijn droom na, in zijn geval The American Dream. Vanaf de Wereldtentoonstelling van 1958 begon Vanden Boeynants als een bezetene Brussel te moderniseren naar Amerikaans model. De hoofdstad van België wilde hij veranderen in ‘Washington aan de Zenne’: volkswijken moesten plaatsmaken voor torengebouwen, autosnelwegen doorkruisten tot in het stadscentrum verkommerde wijken die wachtten op de sloop. Zo werd Vanden Boeynants de architect van wat later Hellhole Brussels zou worden genoemd, nog wel door een Amerikaanse president.

Paul Vanden Boeynants veramerikaniseerde ook de Belgische politiek. Bij verkiezingen introduceerde hij de Amerikaanse barnumcampagnes: hij hing Brussel vol reusachtige affiches met alleen zijn foto en naam erop, zonder politieke boodschap. Dat kostte hem een fortuin, en net zoals in de VS haalde hij dat uit (vaak zwarte) giften van het bedrijfsleven. In de VS noemde men president John F. Kennedy ‘JFK’, en dus werd Vanden Boeynants ‘VDB’.

VDB joeg The American Dream na. Hij was de eerste Belgische politicus die zich bediende van barnumcampagnes op z’n Amerikaans.

Het leverde VDB een recordaantal voorkeurstemmen op. Hij werd voorzitter van de PSC-CVP (1961-1966 en 1979-1981), eerste minister (1966-1968 en 1978-1979) en minister van Landsverdediging (1972-1979). Tijdens de Koude Oorlog was de politieke leiding over het leger een cruciale regeringsfunctie. De minister was ook verantwoordelijk voor de rijkswacht, met 16.000 officieren en manschappen het grootste en sterkste politiekorps van het land. In volle Koude Oorlog was de bereidheid om nauw samen te werken met (en zelfs om het gezag te erkennen van) de Amerikanen voor elke Belgische minister van Landsverdediging een conditio sine qua non. Paul Vanden Boeynants deed niets liever. Hij kocht nieuwe vliegtuigen, munitie, helikopters en tanks. Hij hielp de Congolese president Mobutu door Belgische para’s in Kolwezi te laten vechten tegen ‘opstandelingen’. Hij was de juiste man voor een foute tijd.

Een besloten sociëteit

VDB dankte zijn sterke positie aan een uniek politiek systeem dat hij rond zijn persoon had opgebouwd. Hijzelf fungeerde als een godfather. Zijn dichtste kring bestond uit zijn dagelijkse kabinetsmedewerkers. Zo was André Louis, een gepensioneerde adjudant van de Bewakings- en Opsporingsbrigade (BOB) van de Brusselse rijkswacht, zijn vaste contactpersoon met de vele politie- en veiligheidsdiensten. Via Louis’ netwerk bleef VDB op de hoogte van alle cruciale dossiers en kon hij zelfs ingrijpen als hem dat nuttig of nodig leek.

VDB leunde ook op een netwerk van organisaties. Vanaf 1970 groepeerde hij de rechterzijde van zijn eigen partij, de PSC, in een apart blok onder zijn controle, het Centre Politique des Indépendants et Cadres Chrétiens (CEPIC). Daardoor bleef hij binnen zijn partij onaantastbaar en op regeringsniveau incontournable. Hij had een vaste stoel aan de tafels van de macht.

Daarnaast genoot hij de steun van een aantal politieke discussieclubs, één in elke stad, rond het (extreem)rechtse tijdschrift Nouvel Europe Magazine (NEM). In de schoot van die zogenaamde NEM-clubs ontstond in 1974 een nieuwe politieke jongerenbeweging, het Front de la Jeunesse. Onder leiding van Francis Dossogne kozen ze een Keltisch kruis als embleem. Toch bleven deze nu openlijke neofascisten Vanden Boeynants erkennen als hun politieke vedette, ook al was hij het absolute kopstuk van de Brusselse PSC-CVP, bij uitstek een gematigde centrumpartij. De jonge hardliners van het Front de la Jeunesse fungeerden als plakploeg voor VDB – toch als ze geen aanslagen pleegden op een linkse kroeg of in Brussel een allochtoon in elkaar sloegen.

Bovenal rekende VDB op zijn vaste vriendengroep. De club bestond uit invloedrijke ondernemers als Charly De Pauw, alias King Parking, wapenfabrikant Roger Boas, Aldo Vastapane (vastgoed, taxfreeshops…), de broers Adolphe ‘Ado’ en Gérald Blaton (bouw), Jean-Marie Josi (verzekeringen, pers…) en Pierre Salik (textiel). Andere copains waren generaal Fernand Beaurir, de opperbevelhebber van de rijkswacht, en advocaat Jean-Paul Dumont. Ze kwamen samen in de Cercle des Nations, een besloten sociëteit vlak bij het Ter Kamerenbos.

De meest intrigerende medestander van VDB was evenwel een tengere, conservatieve, diepkatholieke, ascetische, vegetarische vrijgezel: Benoît de Bonvoisin. Over deze Zwarte Baron doen mogelijk nóg meer mythes en verhalen de ronde dan over zijn idool, Paul Vanden Boeynants – een portret van VDB sierde zijn bureau. De baron was een alomtegenwoordige fixer en go-between. Vandaar ook dat De Bonvoisin jarenlang opdook in alle mogelijke dossiers. Helemaal zijn tegenpool was Michel Demaret, een gewezen buitenwipper van dancing La Frégate in de Nieuwstraat. ‘Dikke Mich’ moest VDB’s Brusselse zaakjes behartigen en de contacten met zijn kiezers onderhouden. Demaret organiseerde bijvoorbeeld de beroemde pensenkermissen van ‘Polle Pench’ – VDB dus. En hij slaagde er toch maar in om iets te verwezenlijken wat Vanden Boeynants altijd had gewild maar nooit heeft gekund: tussen 1993 en 1994 was Michel Demaret burgemeester van Brussel. In 2000 kwam de man onverwacht aan zijn einde, toen hij zich tijdens een feestje voor arme ouderen in zaal Marollia tegoed deed aan raclette. ‘A-t-il mangé de trop bon appétit?’ schreef La Dernière Heure. Hij hapte naar adem, verloor het bewustzijn en overleed een dag later. ‘Triste mort d’un toffe peï’, kopte dezelfde krant. Het leest als het levensverhaal van een volkse Brusseleir. Ware het niet dat de ándere bijnaam van Dikke Mich ‘Monsieur dix pour cent’ was: dat betaalde elke aannemer voor ieder openbaar werk in Brussel.

Roze balletten

Wellicht gingen deze vriendschappen dieper dan het puur zakelijke. Dat suggereert toch de tv-serie 1985. Meteen na zijn intrede in aflevering één mikte ‘de minister van Landsverdediging’ zijn pistool naar het plafond, het startschot van een wild seksfeest met naakte dames en heren in een bad vol confituur. Het was een duidelijke referentie naar de ‘roze balletten’. Dat is het codewoord voor decadente ‘orgieën met hooggeplaatsten’, al dan niet met minderjarigen erbij. Onder hen: politici, magistraten, ondernemers, generaals, topambtenaren… Als deelnemers circuleerden alle mogelijke namen. Ook die van Paul Vanden Boeynants.

De kans is nochtans onbestaande dat VDB zich in Le Jonathan voor een divers gezelschap in de confituur wentelde. Niettemin werd het verhaal een urban legend – wie heeft er nooit eens over gehoord? In 1990, na een verklaring van een prostituee genaamd Maud Sarr, vroeg VTM een reactie aan Vanden Boeynants. Die leek oprecht boos: ‘Trop is te veel en te veel is trop.’ Na een zitting van de parlementaire Bendecommissie stapte Vanden Boeynants zelfs op zijn kritische ondervrager Hugo Coveliers (toen Volksunie) af: ‘Moi, je ne pédale pas dans la confiture!’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
De extreemrechtse gevangenisdirecteur Jean Bultot, gefilmd tijdens ‘roze balletten’ in de Brusselse nachtclub Le Jonathan.

Dat betekent niet dat er niets aan de hand was. Vooral omdat seks een dankbare vorm van chantage is. In de herinnering aan de ‘donkere jaren tachtig’ zijn er minstens vijf min of meer gedocumenteerde ‘roze balletten’ geweest – vaak komen dezelfde namen terug uit hetzelfde rechtse, Brusselse milieu van toen. Er zijn ook getuigenissen van verschillende prostituees, zij het dat bewijsstukken meestal verdwenen zijn.

Dat gebeurde bijvoorbeeld met het zogenaamde dossier-Pinon. Het huwelijk van een rijk artsenechtpaar, de heer en mevrouw Pinon, was uitgedraaid op een vechtscheiding nadat de echtgenote haar man had opgebiecht dat ze meer dan eens had deelgenomen aan seksfeestjes. De bedrogen echtgenoot had het gesprek laten opnemen en overhandigde de band aan het gerecht in Nijvel. Daarna verdween de opname. Zoiets gebeurde talloze keren met cruciale banden, pv’s en adressenboekjes: slechts uitzonderlijk bleef bewijsmateriaal correct bewaard.

Een uitzondering waren de beelden van Jean Bultot (1951-2021), de extreemrechtse adjunct-directeur van de gevangenis van Sint-Gillis, die zich op een steenworp van Le Jonathan bevond. Die club werd bij gelegenheid trouwens bewaakt door leden van het Front de la Jeunesse, onder leiding van Francis Dossogne zelf. Net zoals in 1985 wordt getoond, ziet men op het filmpje een besmeurde Bultot in actie met enkele naakte vrouwen in een met blauw plastic overdekt bad. Maar VDB is er niet op te zien.

Vanden Boeynants verstond de kunst van aanwezig te zijn en toch onzichtbaar te blijven. Neem zijn relatie met Benoît de Bonvoisin en Michel Demaret. Het lijkt er soms op alsof de ene nooit in contact stond met de andere: er is geen foto bekend waarop Vanden Boeynants te zien is met De Bonvoisin en Demaret samen. VDB slaagde erin om zijn afzonderlijke invloedssferen gescheiden te houden. Hij was alomtegenwoordig, maar daarom nog niet overal aanwezig. Juist daarom ontwaart iedereen overal zijn schaduw.

Partner Content