Jef Verschueren

‘Niet alles in de media is hopeloos (ondanks Meta)’

Jef Verschueren Professor emeritus UAntwerpen en auteur van 'Medeplichtig' (Ertsberg)

In Medeplichtig: Strijden om betekenis (onlangs verschenen bij Ertsberg) gaat emeritus professor Jef Verschueren op zoek naar tegengif voor ongezonde polarisering. In deze bijdrage werden een aantal fragmenten gebundeld uit het hoofdstuk over de media.

Onderwijs, media en politiek zijn cruciaal voor het behoud van het publieke gezond verstand. Zij lijden echter aan de kwalen van de samenleving die zij dienen. Politieke besluitvorming wordt sterk gestuurd door de inschatting van draagvlak, eerder dan een poging om voor waardevolle standpunten draagvlak te creëren. Universiteiten zijn kameleons die de organisatorische contouren en kleuren van hun omgeving aannemen. Disproportionele aandacht verschuift daardoor van de centrale missie van onderwijs en onderzoek naar een bestuurlijk metaniveau waarop de neoliberale principes van het new public management worden losgelaten. Daardoor lopen zij het risico suboptimaal te functioneren. Kunnen we soortgelijke ontsporingen zien in de media?

Onze media zijn overwegend privébedrijven, zodat efficiëntienormen doorgaans worden gedicteerd door de mogelijkheid van financieel gewin voor aandeelhouders op relatief korte termijn. Een onvermijdelijk gevolg is de stroom van goedkope opiniejournalistiek ten koste van duurdere onderzoeksjournalistiek die bovendien getrechterd wordt via groeiende mediaconglomeraten. Het resultaat is een gevaarlijke paradox. Nooit waren er meer communicatiemiddelen dan vandaag. Nooit was de verspreiding van informatie gemakkelijker. Maar de kanalen lijken te vernauwen.

(Lees verder onder de cover)

Jef Verschueren, Medeplichtig, Ertsberg, 224 p., 24,95 euro

Niet alles in de media is hopeloos. Met een beetje moeite en een kritische blik kan gedetailleerde en gecontextualiseerde informatie rechtstreeks van het internet worden geplukt. Bovendien zorgt de toenemende professionalisering van verslaggevers in de mainstream-media ervoor dat zij veel van het zoekwerk voor u doen. Ze weten hoe zij dergelijke informatie moeten combineren met wat zij oppikken van nieuwsagentschappen en via hun netwerken. Ook de onderzoeksjournalistiek is nog lang niet dood, getuige het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) dat de krachten bundelt voor echt internationaal journalistiek onderzoek. Als gevolg daarvan is de kwaliteit van wat nieuwsconsumenten bereikt over het algemeen goed, soms zelfs uitstekend. De betere media weigeren nog steeds om mee te deinen op de golven van populaire stemmingmakerij. Daarom wekken ze allicht ook zoveel vijandigheid op. Trump is niet de enige die de media ervan beschuldigt ‘nepnieuws’ te brengen als ze niet zijn waarheid verkondigen.

Toch verdient de berichtgeving die ons bereikt geen grootste onderscheiding. Dat is niet te wijten aan een gebrek aan professionalisme of passie. Ook de informatietrechter is niet de enige verklaring. Net als de politiek en de academische wereld hebben de media massaal toegegeven aan de institutionele eisen van een leven op metaniveau. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de neiging om de broodnodige reflectie over de eigen journalistieke praktijk niet alleen te beoefenen maar ook uitvoerig te etaleren, zoals bijvoorbeeld De Standaard dat doet in de columns van de ombuds of in de journalistieke jaarverslagen die elke abonnee op het einde van december in de bus krijgt.

Belangrijker, de primordiale journalistieke vraag lijkt nu te zijn: Wat willen lezers en kijkers lezen en zien? Vanuit een marktperspectief is dit een goede vraag. Maar dan ook enkel vanuit dat perspectief. We worden hier geconfronteerd met de pervertering van een elementair principe van goede communicatie. In vaktermen heet dat audience design. Boodschappen moeten zo worden geformuleerd dat ze aansluiten bij de denkwereld van de ontvanger. Dat is gezonde empathie en noodzakelijke reflexiviteit. Die ‘aansluiting’ betekent dat de formulering lezers en kijkers in staat stelt een boodschap te begrijpen. Van daaruit moet goede communicatie, en zeker het ‘nieuws’, inhoud toevoegen. Wanneer de reflexiviteit doorslaat zodat voornamelijk nog gecommuniceerd wordt wat (journalisten denken dat) het publiek wil horen en lezen, dan zien we echter een ontsporing. In plaats van zich te concentreren op de toegevoegde waarde van de inhoud, worden teksten en programma’s te gemakkelijk aangepast aan wat redacteuren en programmamakers denken dat hun publiek wil – in de hoop de verkoop, de kijkcijfers, of gewoon de clicks op te drijven.

Goede catering vraagt een aanbod van lekkere hapjes. In de media zijn die vaak het product van een symbiotische relatie tussen politiek, media en academisch onderzoek. Alle politieke partijen hebben hun mediaspecialist en academici krijgen mediatraining. Journalisten zijn voor hun werk vaak afhankelijk van politieke bronnen, net zoals politici de media nodig hebben om een electoraat te bereiken. De inhoud van de berichtgeving is soms het resultaat van wetenschappelijk onderzoek, terwijl het onderzoek zelf regelmatig op maat wordt gemaakt in samenwerking met politiek gecontroleerde overheidsinstellingen of, steeds vaker ook, met kranten en tijdschriften. Nergens is de symbiose tussen politiek en media zichtbaarder dan in de geritualiseerde praktijk van het informatielek. Sommige politici proberen routinematig hun eigen positie op te vijzelen of die van een ander te ondermijnen door (meestal halfbakken) informatie te lekken. De media gaan daar gretig op in. Gelekte informatie die te snel onwaar blijkt te zijn, wordt vervolgens luid veroordeeld.

Al deze gemanipuleerde aandacht zit bovendien ingebed in een entertainmentindustrie die sensatiezuchtig inspeelt op de voyeuristische instincten van het publiek. Of in een vruchteloze poging om alle meningen aan bod te laten komen, ongeacht hun band met feitelijkheid. Vaak is legitieme aandacht voor het publiek een te gemakkelijk excuus voor het tolereren van onwaarheden en empathie voor wie ze gelooft. Medeplichtigheid duikt op waar het besef verdwijnt dat waarheid nooit democratisch kan worden bepaald.

Het is niet onredelijk om de hoogste eisen te stellen aan de hoeders van informatie. Die opdracht is moeilijker geworden in een wereld waarin sociale media een virale cultuur promoten en het mediapubliek fragmenteren. Met duizelingwekkende snelheid worden fragmenten van mediadiscours geïsoleerd, gecombineerd en gehercontextualiseerd. Dus is niet alleen het publiek gefragmenteerd. Dat geldt ook voor de boodschappen zelf. En de media zijn te gewillig medeplichtig wanneer vervolgens inhoud wordt geconstrueerd rond twitterberichten.

Slechts een fractie van het nieuws dat circuleert op sociale media is afkomstig van professionele nieuwsbronnen. Aangezien zelfs die afhankelijk zijn van enge infokanalen en moeite hebben om alles wat buiten de gebaande paden valt te controleren, komt de pollutie van het wereldwijde nieuws gevaarlijk in de buurt van de luchtkwaliteit boven Delhi of Beijing op een windstille, hete en drukke dag. Als er genoeg smog hangt, gedijen extremistische sectaire bewegingen en fabriekjes voor samenzweringstheorieën. De sociale media vormen het zwarte gat dat als het ware alle krachten bundelt die werkzaam zijn op de metaniveaus van politiek, instellingen en media. Het was dan ook gepast dat Mark Zuckerberg het bedrijf Facebook omdoopte tot… Meta!

Er zijn geen gemakkelijke remedies. Als die er waren dan hadden de talrijke competente en gedreven journalisten en redacteurs ze al lang in de praktijk gebracht. De moeilijkste horde is wellicht het doorbreken van een marktlogica om journalisten in staat te stellen zo vrij mogelijk te beschikken over hun hoogste goed, namelijk tijd. Er zullen dan minder middelen beschikbaar zijn voor media om zichzelf te etaleren. Maar de kwaliteit van het eigen journalistieke onderzoek zal er wel bij varen en dus ook de reputatie en aantrekkelijkheid van het product. Als voldoende media dit pad bewandelen zal ook de betrouwbaarheid van ‘tweedehandsnieuws’ verhogen.

Er is geen goede reden waarom dit niet mogelijk zou zijn. Er zijn bovendien hoopvolle tendensen. Maar er is alleen kans op slagen als voldoende redacties en journalisten bereid zijn de betreden paden meer dan alleen symbolisch te verlaten. Een weigering om medeplichtig te blijven is meer dan ooit noodzakelijk. Zeker bij het begin van 2023.

Jef Verschueren (1952) is emeritus professor in de taalkunde aan de UAntwerpen. In 1993 ontving hij samen met wijlen Jan Blommaert de Arkprijs van het Vrije Woord voor Het Belgische migrantendebat. Medeplichtig: Strijden om betekenis (zopas verschenen bij Ertsberg) heeft als rode draad de zoektocht naar tegengif voor ongezonde polarisering. Die vindt de auteur in gedeelde verantwoordelijkheid voor ontsporingen in het politieke debat, in het functioneren van belangrijke instellingen zoals de universiteit, en in de mediapraktijk. De aard van de ontsporing, eenvoudig samengevat, is overdreven aandacht voor impressiemanagement ten koste van de essentie in elk van die domeinen waarin betekenis de inzet is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content