John Vandaele
John Vandaele Journalist MO* en auteur van 'De melkboer en de geschiedenis' (EPO)

België telt weer meer dan een half miljoen volledig werklozen. Sociologen onderzochten het gedrag van mensen zonder baan.

WERKLOOSHEID laat blijvende sporen na. Onder meer in de vorm van proteststemmen, konstateren onderzoekers Mark Elchardus en Ignace Glorieux (VU Brussel). Ze spreken van een bedreiging van de maatschappelijke samenhang.

De sociale zekerheid zwakte wel de financiële gevolgen van werkloosheid af. Zonder uitkeringen zou de maatschappelijke ontsporing veel groter zijn. Wat te observeren valt in de Verenigde Staten, met hun onveiligheid en kriminaliteit. Het systeem van sociale zekerheid laat zelfs toe dat Westeuropeanen zich buigen over de vraag welke rol arbeid in de samenleving van de eenentwintigste eeuw nog zal of moet spelen. De “toekomstverkennende reflektie over arbeid en niet-arbeid” van de Koning Boudewijnstichting bevat zo’n bezinning. Het boek “Niet aan de arbeid voorbij” van de sociologen Mark Elchardus en Ignace Glorieux sluit een eerste reeks studies uit dat projekt af. De auteurs denken erin na over de toekomst van arbeid. Ze vertrekken vanuit de betekenissen van betaalde arbeid vanuit de manier waarop mensen van bij ons hun job ervaren, wat mee de toekomst van arbeid in onze maatschappij uittekent. Andere betekenissen zijn best mogelijk, maar niet op korte termijn maakbaar.

ZINGEVING.

Werk zorgt voor inkomen, maar vervult ook belangrijke latente funkties. En die worden pas duidelijk als iemand zijn baan verliest. Zo wil het althans het latente deprivatie model van Marie Jahoda, die het onderzoek over de twee grote golven van werkloosheid integreerde : de golf van de jaren dertig en die van de jaren zeventig, tachtig en negentig. Jahoda kwam tot het besluit dat arbeid heel wat meer betekent dan een inkomen hebben : hij struktureert de tijd, zorgt voor sociale kontakten, verbondenheid en zingeving, status en identiteit. Elchardus en Glorieux onderzochten de jongste tien jaar of dat allemaal klopt en of betaalde arbeid inderdaad zo goed als onvervangbaar is.

Dat werkloosheid leidt tot sociaal isolement, bleek maar heel gedeeltelijk. Werklozen hebben weliswaar nauwelijks kontakten met hun ex-kollega’s en zijn sterker op hun gezin georiënteerd dan mensen met een baan. Maar dat heeft weinig te maken met een bewuste terugtrekking (omwille van schaamtegevoelens), aangezien werklozen tijdens het weekend eenzelfde sociaal leven leiden als werkenden. Dat werklozen tijdens weekdagen meer alleen zijn, wijten de twee sociologen aan een struktureel gebrek aan interaktiepartners. Onze samenleving is zo sterk geritmeerd rond “normale arbeidstijden” dat wie binnen die werkuren niet arbeidt, minder kans maakt op sociale kontakten.

De werkende gemeenschap giet haar sociale bezigheden in een vast patroon. Mensen verrichten aktiviteiten met veel sociale betekenis vooral in de voormiddag en de vroege namiddag. Geleidelijk verwierven die tijdstippen een sociale kleur. In het kollektieve bewustzijn zijn het de momenten van waarop de Belg bij voorkeur zijn (zelf opgelegde) plichten vervult en zijn verplichtingen nakomt, verbondenheid met een ruimere gemeenschap ervaart en instrumenteel bezig is dus iets doet om andere doelen te bereiken. De aktiviteit van sociale betekenis met de vier dimensies plicht, verplichting, verbondenheid en instrumentaliteit vertoont merkwaardig genoeg bij de werklozen ook de pieken van voor en na de middag. Zo houden mensen zonder baan zich hoofdzakelijk in de klassieke werkuren bezig met huishoudelijk werk, kinderzorg, boodschappen of klussen. Ze doen in het geijkte ritme aan herdefinitie van de sociale betekenis van taken. Vooral werklozen met een werkende partner sluiten nauw aan bij het werkersritme : een taak krijgt meer betekenis omdat ze tijdens de normale werkuren wordt uitgevoerd.

Dat alles geeft aan dat betaalde arbeid een zeer grote sociale betekenis heeft. Werk scoort hoog in alle dimensies van sociale betekenis : het wordt tegelijk als een instrument, een morele plicht, een verplichting en als een vorm van sociale verbondenheid ervaren. Wat laat veronderstellen dat wie zijn werk verliest, zingevingsproblemen krijgt. Volgens Elchardus en Glorieux klopt dat maar gedeeltelijk. Langdurig werklozen geven zelfs meer sociale betekenis aan bepaalde aktiviteiten dan mensen met een baan. Ze herinterpreteren bezigheden op zo’n manier dat de betekenis ervan meer gaat gelijken op de betekenis die werkenden aan bezoldigde arbeid geven. Deze heroriëntering vergt wel enige tijd, wat verklaart waarom de sociale zingeving toeneemt met de duur van de werkloosheid. Konkreet : werklozen ervaren huishouding, klusjes, kinderzorg en boodschappen veel sterker als plicht en verplichting dan werkenden.

Bij kortstondig werklozen staat vooral het aspekt plicht voorop. Omdat ze het zelf als hun plicht ervaren huishouding op zich te nemen. Pas later schuift ook de omgeving hen die taken toe, zodat het ook een verplichting wordt. Elchardus en Glorieux spreken van arbeidsvervangende aktiviteiten. Omdat werklozen ook meer tijd besteden aan dat soort werk dan werkenden (gemiddeld anderhalf uur meer aan het huishouden, veertig minuten meer aan klussen).

POLITIEKE GEVOLGEN.

Op zich is het een positieve vaststelling : werklozen slagen er minstens gedeeltelijk in een sociale zingeving tot stand te brengen, los van betaalde arbeid. Wat niet betekent dat ze erin gelukken de arbeid echt te vervangen. Televisie en video kijken (19 procent van de vrijgekomen tijd) of slapen en rusten (13 procent) zeggen ze uit verveling te doen.

Of werkloosheid blijvende sporen nalaat ? Met andere woorden : bestaan er verschillen tussen werkenden met een belangrijke werkloosheidservaring en werkenden zonder zo’n ervaring ? Om daar achter te komen, werden werklozen uit een steekproef van 1984 tien jaar later opnieuw bevraagd. Voorwaarde was dat ze al meer dan een jaar opnieuw aan de slag waren.

Problemen met tijdstrukturering en sociale participatie bleken verdwenen na het vinden van een baan. Mensen met een aanzienlijke werkloosheidservaring schatten hun toekomstige koopkracht pessimistischer in (meer dan de helft verwacht een daling, tegen 25 procent bij de kontrolegroep) en zagen hun toekomst ook minder precies tegemoet. Wie lang werkloos was, las anderhalf uur per week minder kranten dan de kategorie zonder werkloosheidservaring en stemde in 1991 beduidend meer op Rossem of het Vlaams Blok. Tweeëntwintig procent van de langdurig werklozen stemde in het verleden voor Rossem of Blok, tegen zeven procent van wie niet langer dan een jaar werkloos was.

De onderzoekers geloven dat een grote groep getekend is door werkloosheid. Elchardus : “Dat betekent : een verlies van zelfvertrouwen, een afname van het gevoel kontrole te hebben over het eigen leven, een verlies aan vertrouwen in de samenleving en de medemens. Wat niet betekent dat ex-werklozen ook individualistischer of ongelukkiger zijn. Maar toch : hoeveel mensen met een geschokt basisvertrouwen kan een samenleving verdragen, zonder symptomen van desintegratie te vertonen ? “

Volgens de auteurs wordt werkloosheid ervaren als een kontraktbreuk vanwege de samenleving, als een schending van het basisvertrouwen dat moderne mensen via de staat met hun samenleving verbindt. De toestand wordt beleefd als een afwijzing van verbondenheid, een trivializering van het plichtsbesef. De werkloosheidservaring blijkt zoiets als de pest voor de demokratie te zijn.

ARBEID-INKOMEN.

Ten gronde zijn er twee basishoudingen tegenover het tekort aan betaalde arbeid. Sommigen vinden dat betaalde arbeid, materieel en mentaal, minder belangrijk moet worden. Werkloosheid vormt dan vanzelf een minder groot probleem. Anderen geloven dat we niet om het scheppen van betaalde arbeid heen kunnen.

Elchardus en Glorieux zitten veeleer op dit spoor. Tien jaar geleden dachten ze nochtans dat laaggeschoolden, voor wie arbeid een routinematig karakter heeft, voorstander zouden zijn van een werktijdverkorting en zelfs van een arbeidsloos bestaan. Onderzoek heeft er ze echter van overtuigd dat ook de saaiste job gelegenheid biedt tot beleving van waarden en verbondenheid. Verplichting en instrumentaliteit zijn niet tegengesteld aan plicht en verbondenheid, maar vormen samen de kombinatie die arbeid uniek maakt : “De specificiteit ligt precies in het samenbrengen van de domeinen van noodzaak en waarde. “

Werklozen proberen die kenmerken in andere aktiviteiten te kombineren. Maar het kompensatiemekanisme voldoet niet, althans niet voor mannen, rapporteren ze. Daarom geloven de sociologen dat onze samenleving op korte termijn niet aan betaalde arbeid voorbij kan. De koppeling arbeid-inkomen dient behouden en een basisinkomen lijkt niet wenselijk. Elchardus nuanceert : “We zijn niet per se tegen het basisinkomen ; we wijzen er alleen op dat dit het probleem van de zingeving niet oplost. “

Maar is betaalde arbeid niet noodzakelijk om de maatschappelijke solidariteit overeind te houden ? Huishouding, kinderzorg of vrijwilligerswerk mogen dan wel de vier dimensies van sociale zingeving kombineren, ze verkleinen of personalizeren de schaal van de sociale verbondenheid. “Daardoor wordt de zinvolle beleving van een ruimere, onpersoonlijke samenhang ondergraven. Het verdelingsmekanisme waarop het basisinkomen moet steunen, is uiteindelijk nochtans van zo’n beleefde samenhang afhankelijk. ” Elchardus en Glorieux bepleiten dus het behoud van de op betaalde arbeid gebouwde samenleving.

John Vandaele

Zelfs de saaiste job heeft iets.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content