Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

Norman Cook leidt de dans. Een man met gouden vingers die doet wat hij wil.

Het gezeur over The Housemartins mag stilaan ophouden. Als bassist van dat puberale popgroepje sleepte Norman Cook met het supermelige “Caravan of love” de kersthit van 1986 in de wacht. Even later was er de summer of love en werd Cook – en hij is daar heel open over – dankzij ecstasy een feestelijk en sociaal mens. Achter vele maskers rijgt hij de clubhits aan elkaar en op aandringen van de Chemical Brothers zet hij zich na een jarenlange inactiviteit weer achter de draaitafels.

Uit dat alles is het amusementsbedrijf Fatboy Slim gegroeid. Het verenigt een artiest, een dj en een remixer in een man die bijna alles wat hij aanraakt in goud verandert. De wetten van koning Midas zijn echter hard en staan uitsluitend in functie van het plezier. Cook herwerkt alleen nummers waaraan hij iets kan toevoegen en vraagt daar een miljoen voor. Tenzij hij iets hoort wat hem zo bevalt. Dan maakt hij onbekende groepjes als Cornershop rijk. En hij komt alleen de Big Beat Boutique, een club in zijn woonstad Brighton, uit als zijn hoofd ernaar staat. Zelfs een half miljoen kon hem onlangs niet tot een avondje België vermurwen. Ondanks die gedoseerde krachten kraakt Cook alle eindejaarslijstjes met zijn tweede album “You’ve come a long way, baby” – met daarop de zomerhit “The rockafeller skank” – en opgemerkte remixes voor de Beastie Boys, Cornershop en Wildchild. Voor hij aan een uitzonderlijk praatmoment begint, spreekt de man die alles heeft zijn grootste wens uit. Hij hoopt ooit in een lift een muzakversie van zijn werk te horen.

Van alle dansmeesters bent u de man met de meeste verleidingstrucs in de mouwen. Scoren is de boodschap.

Norman Cook: Dat is een erfenis van mijn popverleden. Er moet altijd een hook in een nummer zitten. Iets wat je aandacht trekt. En zowel grootmoeders als secretaresses moeten de refreinen kunnen meezingen. Dat popgevoel regeert mij. Het roept mij onmiddellijk tot de orde wanneer ik wat dieper probeer te gaan. Na dertien jaar in dit vak, ben ik tot het besef gekomen dat je je moet houden aan de dingen waar je goed in bent. Ik ben nu eenmaal een crowdpleaser en daar kan ik niet onderuit. Laat mij dus maar voor de karaoke zorgen. De ernst en de tristesse geef ik met plezier aan de blues of Radiohead. Het mag misschien vreemd klinken, maar zulke muziek is een soort van vakantie voor mij. Omdat ik er niets uit kan jatten. Ik kan namelijk geen plaat meer opleggen zonder meteen mijn scalpel boven te halen.

Ondanks die pret waagt u zich op “You’ve come a long way, baby” al eens aan een trager en meer bespiegelend stuk. Alsof u wilt gezegd hebben dat u een stuk volwassener geworden bent.

Cook: Dat heeft meer met opbouw dan met inhoud te maken. De grote kritiek op mijn debuut “Better living with chemistry”, was dat je er niet doorheen kon luisteren zonder in een opgefokt feestkonijn te veranderen. Je kreeg het gevoel dat je moest en zou dansen. Daarom heb ik gepoogd om deze keer enkele rustmomenten in te lassen. Maar het blijft in de eerste plaats lachen en dansen. De hedonist blijft sterker dan de filosoof.

Wat zijn de verschillen tussen de artiest en de dj?

Cook: Als je te lang in de studio rondhangt, krijg je een perkamenten huid en worden je spieren slap van het lummelen. Het dj-luik verplicht me om het huis uit te komen en te horen waar andere mensen mee bezig zijn. Het is een verfrissende afwisseling die ik zo spannend en exclusief mogelijk tracht te houden. Ik heb wat vaste stekken in Groot-Brittannië en dat is dat. Mijn doortocht op Pukkelpop afgelopen zomer was mijn Belgisch debuut. En ook Frankrijk kwam pas onlangs voor het eerst aan de beurt.

Zoals u ook zuinig omspringt met de populairste Norman Cook: de remixer. Enkele maanden geleden schroefde u bewust uw diensten voor derden terug tot het absolute minimum.

Cook: Het was gewoon te erg aan het worden. Op een gegeven moment stond ik met drie platen in de toptien van de Britse hitparade. “Renegade master” van Wildchild stond op drie toen “Brimful of Asha” van Cornershop pardoes op nummer 1 binnenwandelde. En even verderop in het klassement stond “No way” van Freakpower te glunderen. Bovendien stond ook “The rockafeller skank” nog op het schap.

Dat is bijna zo sterk als The Beatles in hun beste dagen.

Cook: Het had nog erger kunnen zijn. Want wegens tijdgebrek had ik de remix van “It’s like that” van Run DMC geweigerd. Dat nummer heeft “Brimful of Asha” van de eerste plaats geduwd en is daar liefst zes weken blijven staan. Van die versie van Jason Nevins zijn in Groot-Brittannië alleen al meer dan een miljoen stuks verkocht. Dan had men mij zeker en vast in een ontwenningsinstituut voor megalomanen gestopt. Mijn vrienden klagen nu al dat ze de radio niet meer kunnen aanzetten zonder een van mijn platen te horen. En het laatste wat ik wil, is dat ik de mensen verveel met mijn muziek. Vandaar dat ik die industrietak een tijd heb stilgelegd. Het stoort me trouwens dat iedereen denkt dat alles wat ik aanraak in goud verandert. Er zit ook behoorlijk wat rommel in mijn discografie.

De verleidingen moeten enorm groot geweest zijn, want succes trekt vliegen aan.

Cook: Ik heb zowat iedereen met naam aan de lijn gehad dit jaar. Noem maar op: U2, Madonna, Meat Loaf, Aerosmith, Robbie Williams. Ik heb ze ondanks het grote geld allemaal wandelen gestuurd. En lang niet alleen uit angst voor de overdaad. Ik kan immers alleen maar een remix van een nummer maken als ik er ook iets aan kan toevoegen. Sinds Cornershop hebben alleen de Beastie Boys mij nog kunnen verleiden. Het zijn mensen die mij zeer genegen zijn, en ik vond dat hun single “Body movin'” wel een stamp kon gebruiken. Die kieskeurigheid heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat ik niet zonodig meer aan mijn carrière hoef te denken. Door het succes van de verschillende projecten is die druk eraf en werk ik uitsluitend nog voor mijn plezier.

Samengevat: u bent het prototype van wat de Britten een lucky bastard noemen.

Cook: Daar ben ik me maar al te zeer van bewust. En ik geniet er met volle teugen van. Ik baal van de air van die gasten van Depeche Mode. Dat verkoopt miljoenen platen en dat loopt er nog altijd triest bij. Zoiets vind ik een belediging voor de mensen die hun platen kopen.

Klopt het verhaal dat u nogal verveeld zit met wat u Cornershop hebt aangedaan? Die groep was nauwelijks bekend voor u zich met “Brimful of Asha” ging bemoeien. Maar u wou dat nummer naar verluidt absoluut in uw dj-set. En kijk wat er gebeurde.

Cook: Ik ken de mensen van hun platenfirma nogal goed en die hadden mijn mening over dat nummer gevraagd. Ik vond het uitstekend maar te traag. Dus vroeg ik of ik er een clubversie van mocht maken. Ik was er mij op dat moment terdege van bewust dat het hun carrière danig kon verstoren en ik heb hen dat ook gezegd. De gevolgen heb ik trouwens met eigen ogen mogen vaststellen. Ze speelden bij ons in Brighton in de week dat ze de bovenste plaats van de hitparade hadden bereikt. Iedereen was er dus op gebrand om hen te zien. Toen ze – uiteraard – de gewone versie inzetten, was er meteen boegeroep. Naar het einde toe werd het publiek zelfs agressief. “Oh mijn God, wat heb ik hen aangedaan?”, dacht ik toen. Zij waren blij met de plek waar ze stonden en opeens werden ze door mijn ingreep verplicht om dingen te doen die ze helemaal niet wilden. Maar voorman Tjinder Singh heeft dat zelf weggelachen. En dus heb ik er nu ook geen spijt meer van.

Zou u zelf nog in zo’n groepsverband kunnen functioneren?

Cook: Het heeft me heel veel tijd gekost om te beseffen dat groepen alleen maar stress, kosten en ruzie betekenen. Ik ben me dat pas ten volle gaan realiseren toen ik op vraag van de Chemical Brothers opnieuw begon te draaien. Het was duizend keer prettiger om in die rol voor een publiek te staan. Als dj had ik zelfvertrouwen zat en voelde ik dat ik mensen kon imponeren. Wat ik met mijn basspel nooit heb gedaan. Als dj moet je ook niet in lelijke busjes reizen en lange soundchecks doen. Een van mijn trouwste nachtmerries is een eeuwigdurende soundcheck. Dat monotone getik op de drums en een roadie die aanhoudend “one, two, one, two” in een microfoon staat te brullen. Daarom draai ik zo graag op festivals. Om te zien waaraan ik ontsnapt ben.

Dat kleine plezier zou u straks wel eens kunnen worden ontzegd. Het prijzenopbod in de danswereld is van die aard dat een crash onafwendbaar is.

Cook: Voor mijn gezondheid zou dat een godsgeschenk zijn. Ik ben onlangs 35 geworden en het begint stilaan pijn te doen om tot 8 uur ’s ochtends te draaien. Er zal echter iets drastisch moeten gebeuren om me daarvan weg te houden. Want ik hou er gewoonweg te veel van om er uit mezelf mee te stoppen.

Een ander probleem is het purisme. Heel wat jonge dj’s geraken wegens gebrek aan achtergrond niet naar een volgend niveau.

Cook: Er wordt te dikwijls vergeten dat draaien niets met knappe mixen en andere technische kunstgrepen te maken heeft. De kunst van de dj is communicatie. Het gaat erom dat je de mensen voor jou kunt lezen en daaruit afleidt waarmee je ze kunt vermaken. Zoiets leer je alleen via de harde leerschool van trouwfeesten en fuiven. Vandaag gaan heel wat jonge mensen meteen in een club draaien zonder dat ze langs dat beginnersniveau zijn gepasseerd. Als het fout loopt, weten die niet meer waarop of waaraan. Heel wat oudere dj’s raken daar met hun ervaring en kennis veel makkelijker uit. Bovendien wordt het me ook allemaal iets te strak en te ernstig.

In techno en drum’n’bass wordt vaak vergeten dat mensen in de eerste plaats op stap gaan om zich te amuseren en mensen van de andere of dezelfde sekse te ontmoeten. En dus zeker niet om naar een dj te gapen. De Amerikanen zijn daar verschrikkelijk in. Laatst nog stonden er dertig mensen op mijn vingers te kijken. Ze waren zo aan het staren dat ik er ongemakkelijk van werd. “Kijk,” zei ik hen, “alles wat ik doe, is deze plaat na deze plaat draaien. Als je dat zo geweldig vindt, moet je dat laten merken door te dansen.” Het is toch geen kijksport. Ik maak me daar echt zorgen over. Want ik dacht dat muziek met pret en emoties en hoogtes en laagtes te maken had. Vandaag gaat het te veel over techniek en de juiste namen.

Waarop u dan reageert door de meest hippe dingen af te wisselen met The Kinks en Jimi Hendrix.

Cook: Dat is ook het wezen van big beat. Het is geen genre maar een manier van denken. Alles is toegelaten zolang er maar een fameuze dreun in zit. Het is een remedie tegen purisme die stilaan haar weg vindt naar de zovele genres en substijlen. Onlangs was Aphrodite te gast in de Big Beat Boutique. Ik draaide voor hem en hij was bang dat ik hem helemaal zou wegspelen. Halfweg mijn set kwam hij naar mij toe. “Ik heb het begrepen,” zei hij, “ik dacht dat drum’n’bass fun was, maar dit is veel authentieker. Jij lacht terwijl je aan het draaien bent.” Kijk maar naar de meeste dj’s. Die staan heel serieus naar hun draaitafels en hun knopjes te kijken. Alsof het kunst is en er moet worden nagedacht. Echte dj’s hebben voortdurend het hoofd omhoog en communiceren met hun publiek.

De muziek volgt uw oproep. Er valt opnieuw veel disco te horen. En dus lol te beleven.

Cook: De gouden combinatie van humor en seks. Als je die twee hebt, ben je onklopbaar. Het afgelopen jaar heb ik ongelooflijk veel plezier beleefd aan “Music sounds better with you” van Stardust. Dat vond ik zowel een goed teken als een ware grondverschuiving. Het duwt de dansmuziek in een nieuwe richting. En dankzij dat nummer zal ik me binnen tien jaar nog levendig de zomer van 1998 herinneren. Het heeft in de Britse clubs tot hilarische taferelen geleid. Het publiek trok zijn schoenen uit en zong als ode aan de Franse tongval in het refrein uit luide borst “Music sounds better with shoe”. Op zo’n moment kan ik muziek omarmen. Als ze de soundtrack wordt van de pret die je hebt beleefd. Of als een nummer je vriend wordt wanneer je ongelukkig bent.

Muziek is altijd zelf het beste wapen tegen wie haar geweld wil aandoen of in een vakje wil opsluiten. Dan zoekt ze vanzelf nieuwe wegen. Dat is ook het motto voor alles wat ik doe. Ik ben opnieuw dj geworden omdat ik eindelijk weer platen kon draaien die ik gewoon goed vond. Niet omdat ze uit Detroit of een andere hippe stad kwamen. En ik maak muziek die mensen de lol van hun leven wil bezorgen.

Fatboy Slim, “You’ve come a long way, baby”, (Ski 491973 2/Skint).

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content