Mieke Verhelle

‘Groeiende groep zorgbehoevende ouderen kwalitatief ondersteunen en verzorgen, hoe zullen we dit financieren?’

‘Om de toekomst van de ouderenzorg in Vlaanderen veilig te stellen, zal nog ondernemerschap en een langetermijnvisie nodig zijn’, schrijven Hans Maertens (Voka) en Johan Staes (Vlozo).

De Vlaamse Volksvertegenwoordigers Tom Ongena, Nadia Sminate, Brecht Warnez, Paul van Miert, Katrien Schryvers en Kris van Dijck, allemaal lid van de Vlaamse meerderheidspartijen N-VA, CD&V en Open VLD, stellen voor om de zorgbedrijven van Vlaamse steden en gemeenten die o.a. publieke woonzorgcentra uitbaten, de mogelijkheid te bieden om gedeeltelijk te privatiseren. Vervellen van overheidsbedrijf naar private onderneming dus. Waarom? Om de toekomst van de ouderenzorg in Vlaanderen veilig te stellen.

Groeiende groep zorgbehoevende ouderen kwalitatief ondersteunen en verzorgen, hoe zullen we dit financieren?

De belangrijkste reden is dat 75% van publieke woonzorgcentra in Vlaanderen volgens de meest recente studies verlieslatend zijn. Concreet betekent dit dat deze woonzorgcentra enkel en alleen overleven omdat het lokale bestuur waaraan ze verbonden zijn aan het einde van het jaar de financiële put dempt met belastinggeld.

Dit is geen verrassing. De uitbating van publieke woonzorgcentra is duurder dan de uitbating van private woonzorgcentra (zorgondernemingen én social profit). De personeelskost ligt aanzienlijk hoger vanwege andere loon- ,verlof- en pensioensvoorwaarden. Ook de kost voor gebouwen en zorgondersteunende diensten ligt beduidend hoger dan die van private zorgvoorzieningen. Tot slot ontbreken publieke woonzorgcentra de toegang tot tax shift en recuperatie van BTW waar private woonzorgcentra wel over beschikken. De voorgestelde wijziging zou – indien doorgevoerd – de publieke woonzorgcentra voorzien van een gelijk speelveld ten opzichte van de private spelers. Geen wonder dat de publieke uitbaters vragende partij waren voor deze stap richting privatisering.

Privatisering als rode lap

Dit eerste – voorzichtige – initiatief richting privatisering werkte bij de vakbonden en vele non-profit organisaties als een rode lap op een stier. De reacties en opiniestukken bleven niet uit: het spook van commercialisering, het gebrek aan kwaliteit en de zorgen om personeel verschenen te toneel.

We blijven, uit bezorgdheid om onze oude dag, liever bij de feiten.

Zo is de ouderensector vandaag al voor het grootste deel in handen van de private sector. Jawel, ook de vele vzw’s zijn private actoren en ruim vertegenwoordigd. Bovendien, zo vertelt ons een studie van het HIVA, maken zij gemiddeld meer winst dan de private spelers. Daar is niets mis mee: de marges zijn erg dun én broodnodig om investeringen en kwaliteit van zorg te verzekeren. Good governance dus.

Er is ook de vrees dat de dagprijs zal stijgen. Het is goed om te weten dat de dagprijs niet vrij gezet kan worden en voorwerp uitmaakt van controle en goedkeuring van de Vlaamse overheid. Uit de meest recente cijfers blijkt ondubbelzinnig dat de dagprijzen van de publieke woonzorgcentra vandaag sneller stijgen dan de dagprijzen van private woonzorgcentra. Vermoedelijk om de financiële verliezen wat te compenseren. Die zijn substantieel: gemiddeld wordt – nog steeds volgens het HIVA – 13 euro verlies per dag per woongelegenheid via de gemeenten doorgerekend aan de belastingbetaler. Mochten deze verliezen correct in de dagprijs opgenomen zijn, prijken de publieke welzijnsorganisaties bovenaan de prijslijst.

De vrees voor kwaliteit is een ander vaak herhaald argument. Nochtans zijn alle spelers gebonden aan dezelfde normeringen en kwaliteitseisen. Zij worden dan ook allemaal door de Vlaamse Zorginspectie geïnspecteerd op naleving van deze kwaliteitsvereisten. Niemand minder dan minister Beke herhaalde meermaals “dat de talrijke kwaliteitsonderzoeken die er al zijn geweest geen noemenswaardige verschillen in kwaliteit blootleggen op basis van louter de organisatievorm van een voorziening, of het nu gaat om een vzw, een vennootschap of een publieke voorziening”. Conclusie: er is fundamenteel geen verschil in kwaliteit tussen publieke en private woonzorgcentra.

Minder zorg- en verpleegkundigen om de bewoners te verzorgen! De publieke welzijnsvoorzieningen hebben inderdaad een breder personeelskader. Daar zijn verschillende redenen voor. Om te beginnen de ruimere verlofregeling in de publieke sector die gecompenseerd moet worden met extra personeel. Historische verschillen in erkenning en financiering van personeel zijn een tweede reden. Door deze verschillen, die niet gerelateerd kunnen worden aan verschillen in zorgzwaarte of zorgbehoefte van bewoners, werden de private spelers benadeeld ten opzicht van publieke sectorgenoten. Gelukkig investeerde de Vlaamse regering via het VIA6 akkoord in ouderenzorg om? deze verschillen weg te werken. Na 30 jaar ongelijkheid werd op 1 juli 2021 alvast wat dat betreft een gelijk speelveld bereikt. Al resten ons nog wat achterhoedegevechten rond de sociale maribel en GECO-statuten.

Wie zal er voor ons zorgen?

Met het weerleggen van de vrees en doemscenario’s zijn we nog niet bij de kern. De vraag is niet pro of contra privatisering. De vraag is wel: hoe willen we als samenleving onze sterk in aantal toenemende zorgbehoevende ouderen kwalitatief ondersteunen en verzorgen, en hoe zullen we dit financieren?

Het initiatief van de parlementsleden om te privatiseren is een belangrijke eerste stap. Het creëren van een gelijk speelveld en het voorzien van extra middelen voor personeel is een knappe tweede. Om de toekomst van de ouderenzorg in Vlaanderen veilig te stellen, zal nog ondernemerschap en een langetermijnvisie nodig zijn. Creativiteit, flexibiliteit en innovatie met andere woorden, gekoppeld aan een duidelijke doelstelling: het welzijn van onze ouderen.

Hans Maertens is gedelegeerd bestuurder van Voka vzw.

Johan Staes is gedelegeerd bestuurder van VLOZO, een werkgeversfederatie van zo’n 200 (semi-) residentiële ouderenvoorzieningen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content