N-VA-minister Jan Jambon ligt opnieuw onder vuur in de Franstalige media. Toen Jambon aanwezig was op een toespraak van Jean-Marie Le Pen (FN), zou hij bestuurder geweest zijn van een debatclub die nauwe banden heeft met extreemrechts.
N-VA-vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon ligt opnieuw onder vuur omwille van zijn verleden. Jambon zou vijf jaar lang voorzitter geweest zijn van een debatclub die banden heeft met de extreemrechtse partij Vlaams Belang, schrijven enkele Franstalige kranten op basis van onderzoek gevoerd door antifascistische websites resistances.be en AntiFascistisch Front/Verzet (AFF/Verzet). ‘Het ging niet zomaar om “een” debatclub, maar om dé Vlaams-nationale Debatclub (VNDK)‘, klinkt het.
In oktober verspreidde de kleine extreemrechtse groepering het Nieuw-Solidaristisch Alternatief (N-SA) foto’s van de deelname van Jambon aan een bijeenkomst van het extreemrechtse Sint-Maartenfonds. En ook foto’s waarop te zien is hoe Jambon naar een toespraak van Jean-Marie Le Pen, toen voorzitter van het extreemrechtse Front National in Frankrijk en de man die de gaskamers “een detail in de geschiedenis” noemde, kwamen aan het licht.
Zelf verdedigde Jambon zijn aanwezigheid als volgt: ‘Ik was daar als gewone toehoorder. Het is niet omdat ik naar Le Pen ging luisteren, dat ik ook zijn ideeën deel.’.
Maar volgens de websites hield Jambon informatie achter. ‘Wat hij daarbij niet vermeldde, is dat die “Antwerpse debatclub” in feite de “Vlaams-nationale Debatclub (VNDK)” was’, schrijven de sites. ‘Hij was daar niet als gewone toehoorder, maar als bestuurder van de VNDK.’ Zij baseren deze beschuldigingen op foto’s uit 1996 waarop te zien is dat Jambon aan de eretafel zit, met naast Jean-Marie Le Pen onder meer Vlaams Belang-kopstukken Frank Vanhecke, Francis Van den Eynde, Koen Dillen en Filip Dewinter.
Het is niet de eerste maal dat Jambon ophef veroorzaakt door zijn verleden of controversiële uitspraken. Enkele weken geleden ontstond er heisa nadat Jamon liet ontvallen dat ‘mensen die met de Duitsers collaboreerden, hun redenen daarvoor hadden.’ (AVE)
