Hoe zuiver zijn de renners in de Tour de France? ‘De dopingtijd van Festina en Lance Armstrong is voorbij’

Lance Armstrong bij de dopingcontrole na zijn (later geschrapte) zege in de 19e rit van de Tour 2004. © GETTY

Na de fenomenale tijdrit van Jonas Vingegaard in de Tour doken er weer twijfels op: zit daar geen dopinggeurtje aan? Dat is het gevolg van het besmeurde verleden van het wielrennen. Hoe zuiver gaat het er echter nú aan toe? Of hinken de dopingjagers nog altijd hopeloos achterop? Een analyse in zeven vragen.

1. Doping, bestaat dat nog?

Het is in het mannenwielrennen stil aan het dopingfront. Verdacht stil, misschien wel. Het seizoen is halfweg en begin juni was bij de 939 renners die een contract hebben bij een WorldTeam of ProTeam nog niet één dopinggeval genoteerd. ‘Positief’ doet vandaag eerder een corona- dan een dopingalarm afgaan.

Waar het wielrennen vroeger van het ene dopingschandaal in het andere belandde, dobbert het nu al een aantal jaar in behoorlijk rustig vaarwater. Sinds 2020 liepen nog maar drie WorldTourmannen tegen de lamp: in 2020 Patrick Schelling van Israel Start-Up Nation (onopzettelijk gebruik van terbutaline via een astmapuffer) en Luis Villalobos van EF Pro Cycling (groeihormoon bij een continentaal team het seizoen voordien), en in 2022 Michele Gazzoli van Astana (onopzettelijk gebruik van tuaminoheptane via een neusspray). Op procontinentaal niveau is de lijst iets langer, maar blijkt de trend over de jongste tien jaar duidelijk ook dalend (zie grafiek). Bij de vrouwen vormt de recent betrapte WorldTourrenster Shari Bossuyt (Canyon-SRAM) de uitzondering op de regel.

Dopingsystemen door profteams opgezet, zoals in de Festinatijd, worden niet meer gedetecteerd. De laatste keer dat in één seizoen meer dan twee renners van hetzelfde profteam werden betrapt, dateert al van 2017: de Italianen Nicola Ruffoni, Stefano Pirazzi en Michael Bresciani bij Bardiani-CSF.

2. Is de pakkans verkleind?

Er zitten geen grote schommelingen in de grafiek van het jaarlijks afgenomen aantal dopingmonsters, blijkt uit cijfers van het ITA, het internationaal testagentschap waar de internationale wielerunie UCI op 1 januari 2021 zijn antidopingprogramma aan overdroeg (zie tabel). Alleen in 2020 was er door de uitbraak van de coronapandemie een duidelijke terugval. ‘Maar die was heel beperkt in de tijd’, zegt Olivier Banuls, hoofd van de wielerafdeling bij het ITA.

Het testvolume in het wielrennen is met voorsprong het grootste van alle sporten die hun antidopingprogramma aan het ITA toevertrouwden. ‘In onze geregistreerde doelgroep zijn, over alle wielerdisciplines, meer dan 1200 renners opgenomen die hun verblijfsgegevens (whereabouts, nvdr) moeten invullen. Zij kunnen heel het jaar in en buiten competitie worden gecontroleerd’, aldus Banuls.

3. Schort er wat aan de controle- strategie?

Voldoende controleren is één ding, het komt er ook op aan om met dopingcontroleurs op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. ‘Als je de bedriegers wilt pakken, kun je je niet beperken tot enkel en alleen testen’, zegt Banuls. ‘Binnen het ITA is er een sterke connectie tussen de testunit, het wetenschapsdepartement en de inlichtingen-en-opsporingsdienst. We beschikken over heel wat data: van de whereabouts tot de wedstrijdprogramma’s en de prestatiegegevens van de atleten. Op basis daarvan voert onze wetenschapsafdeling risicoanalyses uit om te bepalen welke atleten prioritair moeten worden getest.’

Sinds de overdracht van het antidopingprogramma in 2021 is de efficiëntie alleen maar verhoogd, vertelde ITA-directeur Benjamin Cohen vorig jaar al op een gezamenlijk persmoment met de UCI. ‘Het ITA is in staat om via zijn antidopingprogramma’s op de Olympische Spelen, Europese Spelen en andere grote evenementen de renners heel het jaar door te volgen, niet alleen in UCI-wedstrijden. Het is een groot voordeel dat slechts één enkele organisatie de dopingstrijd overschouwt.’

© National

Een tweede voordeel volgens Cohen is de multisportaanpak binnen het ITA. ‘Het ITA beheert een zestigtal antidopingprogramma’s. Expertise wordt gedeeld: goede praktijken en problemen uit andere sporten worden meegenomen naar het antidopingprogramma van het wielrennen.’

Ten derde worden de middelen ook efficiënter ingezet dan toen de antidopingstrijd werd overgelaten aan de Cycling Anti-Doping Foundation (CADF), het orgaan dat in 2008 binnen de UCI werd opgericht en in 2013 onafhankelijk werd. ‘De overdracht creëerde een schaalvoordeel’, aldus Cohen. ‘Er kon op administratiekosten worden bespaard en er gaan nu meer middelen naar de eigenlijke antidopingstrijd. Elf van de dertien CADF-medewerkers maakten mee de overstap, zodat er geen kennis en expertise verloren ging.’

4. Is in het wielrennen meer toegelaten dan in andere sporten?

Integendeel, klinkt het bij de UCI. De wielerunie beroemt zich op haar zerotolerancebeleid en gaat vaak nog een stap verder dan de WADA-code. Dat Rafael Nadal vorig jaar op Roland Garros de titel kon pakken met injecties in zijn linkervoet, werd in het peloton met verbijstering onthaald. Al in 2011 voerde de UCI een reglement in dat het toedienen van injecties zonder sterke medische onderbouwing verbiedt.

‘Met de UCI hebben we altijd onze verantwoordelijkheid genomen’, beweert voorzitter David Lappartient. ‘We hebben er tien jaar op aangedrongen om glucocorticoïden aan de WADA-lijst toe te voegen. Sinds vorig jaar staan ze er eindelijk op. We hebben geijverd om tramadol op de WADA-lijst te zetten. Op 1 januari 2024 zal dat het geval zijn. Maar we hebben zo lang niet gewacht om zelf ook maatregelen te nemen.’

Sinds maart 2019 controleert de UCI via een bloedprik in de vingertip renners op tramadolgebruik in competitie. Wie positief test op deze zware pijnstiller, zoals Nairo Quintana vorig jaar in de Tour, betaalt 5000 Zwitserse frank en wordt gediskwalificeerd (Quintana, zesde, werd uit de uitslag geschrapt, nvdr). Een tweede positieve test staat gelijk met een diskwalificatie en een schorsing van vijf maanden.

5. Zijn de stropers de jagers te slim af?

Weinig renners die zich laten pakken hoeft natuurlijk niet te betekenen dat er nog maar weinig wordt gepakt. Evengoed wordt er nog massaal gesjoemeld, maar zijn de gebruikte producten en methodes (nog) niet opspoorbaar. ‘We hangen af van wat de dopinglabs al kunnen detecteren’, erkent Banuls. ‘Er ligt op dat vlak nog heel veel wetenschappelijk werk op de plank. We rekenen daarvoor op het WADA en zijn dan ook verheugd dat ze vorig jaar beslisten hun researchbudget te verhogen.’ Gevraagd naar welke middelen en praktijken hem het meest zorgen baren, weigert Banuls in detail te treden. Kwestie van niemand op ideeën te brengen.

Marc Van der Beken wil wel een tipje van de sluier lichten. Van der Beken is directeur bij NADO Vlaanderen, het Vlaams antidopingagentschap dat onder meer de door het ITA uitgevoerde controles faciliteert tijdens de wielerklassiekers in Vlaanderen. ‘Er is binnen de huidige spelregels nog marge en sommigen benutten die ook. Bijvoorbeeld in hun omgang met de whereabouts. Pas vanaf drie inbreuken in een aaneengesloten periode van twaalf maanden riskeer je vier jaar schorsing. Sommigen maken gebruik van die drie kansen om eens de deur niet open te doen. Of ze wijzigen hun whereabouts halsoverkop een kwartier voor het tijdslot ingaat, terwijl er misschien al een dopingdokter onderweg is naar waar ze zich oorspronkelijk zouden bevinden. Dat is hun recht, maar als dat vaak gebeurt, hoef ik er geen tekeningetje bij te maken. Wij, als dopingjagers, zien aan de manier waarop sporters met die verplichtingen omgaan dat ze aan het ‘spelen’ zijn en de grenzen opzoeken. We kunnen het op dat ogenblik niet bewijzen, maar zij behoren tot onze targets: ze zullen vaker worden gecontroleerd en ook vaker op onverwachte tijdstippen.’

Hoe geloofwaardig was de tijdrit van Jonas Vingegaard?

In hun whereabouts moeten atleten een tijdslot van één uur per dag aangeven waar ze zich effectief zullen bevinden. ‘De spelregels zijn vastgelegd in overeenstemming met de privacyregelgeving’, verklaart Van der Beken. ‘Het is niet de bedoeling om mensen 24 uur op 24 te monitoren. Dat zou onmenselijk en buiten proportie zijn. Maar het betekent wel dat er nog met microdosissen (van epo, nvdr) kan worden gewerkt. Na 24 uur ga je niet meer positief testen en zal het effect zijn uitgewerkt, maar je zult die dag wel beter hebben getraind. Als je dat kunt herhalen, zul je beter voorbereid zijn en dus een hoger prestatieniveau bereiken. Renners koersen ook veel minder dan vroeger, pieken veel meer, waardoor ze zich ideaal kunnen ‘prepareren’, op alle mogelijke vlakken. Vaak ook nog eens ergens op een afgelegen berg, waar dopingcontroles haast letterlijk getelefoneerd zijn. Mochten we op twee tijdsloten per dag kunnen controleren, zouden we hen nog dichter op de huid zitten. Maar dan boeten ze natuurlijk nog meer aan privacy in.’

Ten slotte baart ook de snelle ontwikkeling van het vrouwenwielrennen dopingjagers zorgen. De inhaalbeweging gebeurt namelijk op alle vlakken, met inbegrip van het aftasten van medische grenzen. ‘Hopelijk gaat het niet de verkeerde kant op en blijft de sport van grote schandalen gespaard.’

6. Waarom zouden er minder bedriegers zijn dan vroeger?

Doping is van alle tijden – al bij de eerste Olympische Spelen, 776 voor Christus, was het prijs. En waarom zou deze generatie elke vorm van doping afzweren, terwijl alle voorgaande generaties massaal de kluit belazerden? Zijn we trouwens niet bij uitstek in het tijdperk van de marginale winsten aanbeland, waarbij voortdurend grenzen worden afgetast, inclusief op medisch vlak?

‘Een grote verandering die er is gebeurd, is de educatie’, zegt UCI-voorzitter Lappartient. ‘Educatie binnen de teams, door de nationale federaties en door de internationale wielerunie zelf, bijvoorbeeld met onze conferentie voor junioren ieder jaar tijdens de wereldkampioenschappen. Vanaf de jongerencategorieën worden renners bewust gemaakt en worden hen waarden bijgebracht. Ze zijn met de strijd tegen doping opgegroeid, sommigen waren nog niet eens geboren toen het Festinaschandaal uitbrak. Sponsors willen ook niet met valsspelers worden geassocieerd. Ze laten in hun contract een uitstapclausule opnemen voor in het geval er een dopingzaak uitbreekt. Renners en hun entourage beseffen wat de gevolgen van een misstap kunnen zijn.’

Het heeft het wielrennen twintig jaar gekost om zijn geloofwaardigheid te herstellen. In vijf minuten kan het die weer kwijt zijn.’ DAVID LAPPARTIENT, UCI-VOORZITTER

‘De manoeuvreerruimte is ook beperkter dan vroeger’, stelt Van der Beken van NADO Vlaanderen. ‘We zitten de stropers dichter op de huid. De spelregels zijn zodanig veranderd dat renners voorzichtiger zijn geworden. De opspoorbaarheid van epo, begin deze eeuw, was een eerste mijlpaal. De invoering van het biologisch paspoort, het longitudinaal opvolgen van bloedprofielen, was vanaf 2008 het echte kantelpunt. De bijhorende buitencompetitiecontroles waren een ander cruciaal element. Dat alles heeft het ‘spel’ – het ‘risicomanagement’ om te worden betrapt – grondig veranderd.’

Van der Beken is ervan overtuigd dat het profwielrennen vandaag duidelijk minder besmet is dan vroeger. ‘De excessen van weleer zijn niet meer mogelijk, de tijd van Festina en Lance Armstrong is echt wel voorbij. Er was een periode, van pakweg begin de jaren 1990 tot 2010, dat je van tweederangsrenners eersterangsrenners kon maken zonder te worden betrapt. Dat kon voor hen het verschil maken tussen voldoende geld verdienen om hun huis af te betalen en voor de rest van hun leven hun schaapjes op het droge hebben. Dat evenwicht is nu hersteld. De beste renners zijn nu echt wel de beste. Er wordt meer met gelijke wapens gestreden.’

© National

Olivier Banuls voegt er nog een element aan toe: het ontradend effect van hertesten van dopingstalen. ‘Met het ITA hebben we een veilige opslagruimte gecreëerd waar monsters tien jaar kunnen worden opgeslagen en in de toekomst opnieuw geanalyseerd. Dat schrikt renners af om verboden substanties te gebruiken die vandaag misschien onopspoorbaar zijn, maar door de vorderingen van de wetenschap straks niet meer, waardoor ze hun overwinningen alsnog kunnen kwijtspelen.’

7. Zal de dopingstrijd ooit definitief zijn gewonnen?

‘De strijd tegen doping is uiterst complex en dopingjagers hollen per definitie achter de feiten aan’, beseft ITA-directeur Cohen. ‘Net zoals politiediensten het drugsprobleem, criminaliteit en snelheidsovertredingen nooit helemaal de wereld uit zullen helpen, zal de strijd tegen doping nooit eindigen. Het is van belang om met alle stakeholders aan hetzelfde zeel te trekken.’

‘Het uiteindelijke doel voor ons is niet om valsspelers te betrappen, maar om te voorkomen dat ze valsspelen’, pikt Lappartient in. ‘Als we niet veel positieve gevallen hebben, is dat dus alleen maar goed nieuws. We zijn evenwel niet zo naïef om te geloven dat er in het wielrennen geen doping meer is. We weten ook dat er waarschijnlijk dopingovertredingen zullen blijven gebeuren. De boodschap die we de bedriegers willen meegeven is: wees maar zeker dat je vroeg of laat zult worden gepakt.’

De financiering van het door het ITA beheerde antidopingprogramma van de UCI werd dit jaar met 1,5 miljoen euro verhoogd, specifiek gericht op het professionele wegwielrennen. In 2024 komt er nog eens 2,4 miljoen euro bij, wat het totale budget op ongeveer 10 miljoen euro zal brengen, zowat een derde meer dan in 2022. De antidopingstrijd is een nieuwe fase ingetreden, klinkt het, met als twee sleutelwoorden: ‘inlichtingen’ en ‘onderzoek’.

‘Dopingtests alleen zijn geen mirakeloplossing’, verklaart Cohen. ‘Wereldwijd worden in de sport jaarlijks 300.000 tests uitgevoerd. Minder dan één procent daarvan is positief. De extra middelen zullen onder meer worden gebruikt om informatie te verzamelen en te analyseren: om het testprogramma te optimaliseren, maar ook om te proberen buiten de dopingcontroles dopingpraktijken vast te stellen.’

Twee jaar geleden al lanceerde het ITA het platform REVEAL (www.reveal.sport), waar klokkenluiders anoniem tips kunnen verstrekken. ‘Het platform heeft zeker al waardevolle informatie opgeleverd’, zegt Nicholas Raudenski, hoofd van de inlichtingen-en-opsporingsdienst van het ITA. Meer details wil hij evenwel niet geven, ‘gezien het vertrouwelijk karakter van de informatie’.

‘De valsspelers veranderen voortdurend van tactiek’, geeft Raudenski nog mee. ‘Dat is bijvoorbeeld gebleken uit Operación Puerto (rond de Spaanse dokter Eufemiano Fuentes, 2006, nvdr) en Operatie Aderlass (rond de Duitse dokter Mark Schmidt, 2019, nvdr). We moeten ons dus voortdurend informeren over de nieuwste technieken, in nauwe samenwerking met politie en gerecht.’

‘De grote dopingzaken gebeuren in netwerken met vertakkingen in meerdere sporten’, zegt David Lappartient. ‘Ook daarom is het belangrijk dat ons antidopingprogramma nu door het ITA wordt gemanaged. Een inlichtingen-en-opsporingsdienst die zich enkel op het wielrennen focust, zoals bij het CADF, was niet de juiste schaal.’

Alles draait om de geloofwaardigheid van de sport. ‘We weten van waar we komen’, besluit de UCI-voorzitter. ‘Doping kleefde als een sticker op de wielershirts. De geloofwaardigheid terugwinnen kost veel, maar heeft geen prijs. We hebben enorme inspanningen geleverd en het wielrennen is erin geslaagd om zijn geloofwaardigheid te herstellen. Het heeft ons twintig jaar gekost, in vijf minuten kunnen we die geloofwaardigheid weer kwijt zijn. Daarom moeten we waakzaam blijven.’

DOPING IN DE TOUR

Goed tien jaar geleden, in 2012, stond de Ronde van Frankrijk voor het laatst stevig op stelten door dopingkwesties. Op de eerste rustdag was er de arrestatie van Rémy Di Gregorio (Cofidis), op de tweede rustdag raakte bekend dat Fränk Schleck (RadioShack) positief had getest. En dan moest in het najaar nog het rapport van het Amerikaanse antidopingagentschap USADA verschijnen, dat de definitieve val van zevenvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong en het einde van de Rabobankploeg zou inluiden.

Sindsdien is La Grande Boucle nog slechts sporadisch door dopingzaken opgeschrikt. In 2015 liet Luca Paolini (Katjoesja) zich op cocaïne betrappen. In 2017 moest André Cardoso (Trek-Segafredo) net voor Le Grand Départ vanwege epogebruik worden vervangen. Vorig jaar raakte na afloop bekend dat Nairo Quintana (Arkéa-Samsic) tijdens de Tour twee keer positief was bevonden op tramadol. In deze editie is er voorlopig nog geen dopingeval opgedoken.

Partner Content