Hugo Lamon

‘Laten we verkrachtingen veroordelen zonder de rechtsstaat te miskennen’

Hugo Lamon Advocaat

‘Die strijdvaardige houding klinkt op het eerste gezicht heel goed en er is allicht nu geen plaats meer voor enige nuance, maar mag het toch nog even?’ vraagt  advocaat Hugo Lamon, die kritisch is voor Vlaams minister van Justitie Zuhal Demir. Zij kondigde aan subsidies voor de KU Leuven te blokkeren tot er duidelijkheid komt over de rol van de universiteit in een verkrachtingszaak.

De media besteden uitvoerig aandacht aan een professor van de KU Leuven die  door de correctionele rechtbank werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden wegens verkrachting van een studente. Er is allicht niemand die betwist dat die feiten ernstig en verwerpelijk zijn, maar minister Zuhal Demir (Vlaams minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme) haalde scherp uit naar de universiteit. Die zou in haar ogen te laks geweest zijn in haar reactie.

De feiten dateren al van 2016 en de universiteit zou niet onmiddellijk gereageerd hebben op de krantenartikelen van dit weekend. De Vlaamse minister van justitie (eerder die van strafuitvoering) bekritiseert de afhandeling van een klacht van een slachtoffer van een verkrachting om dan als minister van toerisme een subsidie van 1,4 miljoen euro “on hold” te zetten.  Die strijdvaardige houding klinkt op het eerste gezicht heel goed en er is allicht nu geen plaats meer voor enige nuance, maar mag het toch nog even?

Wie begaan is met slachtoffers van verkrachting doet er misschien goed aan om eerst naar hen te luisteren alvorens luidop te toeteren. De raadsman van het slachtoffer laat discreet in de media weten dat het slachtoffer zich volledig kan terugvinden in de procedure en de eerst vertrouwelijke behandeling van de klacht. Niet alle slachtoffers willen dat bij aanvang alles publiek wordt gemaakt. Het is daarom ook goed dat dit in alle vertrouwen kan en hier, zoals uit de door media verspreide chronologie van de feiten, dit op verzoek van het slachtoffer twee jaar duurt. 

Ook daarna bleef het stil, omdat zo bleek de KU Leuven “ondubbelzinnige instructies” kreeg van het parket en de onderzoeksrechter om gedurende een bepaalde periode “niets te doen wat de verdachte zou kunnen alarmeren”. In een rechtsstaat worden dergelijke verzoeken gerespecteerd. Gerechtelijke onderzoeken vereisen, in het belang van het slachtoffer, dat er voldoende bewijs wordt verzameld. 

Dat is hier gebeurd en de kranten laten ook hier de advocaat van het slachtoffer aan het woord die laat optekenen dat “die tussenpauze later belangrijk is gebleken in de bewijsvoering”. Het zijn de woorden van iemand die het dossier kent. De minister bevindt zich nog niet in die positie, want ze liet weten dat ze het dossier nu gaat opvragen. Daarbij stelt zich overigens de vraag op welke grond zij dat volledige dossier wil inzien. Heeft een slachtoffer ook nog recht op enige privacy en sinds wanneer zijn strafonderzoeken openbare documenten?

De acties van het gerecht hebben tot een veroordeling geleid, wat in ieder geval aangeeft dat de onderzoekers naar het oordeel van de rechter voldoende bewijzen hebben verzameld. Dat is dergelijke dossiers niet altijd evident, zodat het misschien ook eens een idee zou kunnen zijn om de onderzoekers een pluim te geven.

De universiteit krijgt de volle laag. Er is te laks opgetreden. Strafbare feiten worden beoordeeld door de rechter (en voor alle duidelijkheid: niet door een minister), maar ze kunnen ook aanleiding geven tot tuchtonderzoeken. De verhouding tussen strafrecht en tuchtrecht is complex, gelet op het vermoeden van onschuld en de twee procedures mekaar soms in de weg kunnen staan. De universiteit had ordemaatregelen kunnen nemen (rekening houdend met het vermoeden van onschuld), maar uit wat in de pers bekend geraakte was het in het kader van het strafonderzoek nodig om eerst voldoende bewijzen te verzamelen en geen argwaan te wekken bij de nu veroordeelde professor. “We werken in een rechtsstaat en wat we doen in tucht mag op geen enkele wijze de normale rechtsgang belemmeren”. Het zou ook een minister sieren dat principe indachtig te zijn, op gevaar af zelf mede verantwoordelijk te zijn voor de erosie van de rechtsstaat.

Ook het slachtoffer kon zich blijkbaar in de werkwijze vinden. Als de minister het écht meent met haar verklaring dat ze aan de kant van de slachtoffers staat, zou ze ook daar respect voor moeten opbrengen.

Een andere vraag is of er niet moet worden nagedacht over de complexe verhouding tussen straf-en tuchtrecht, zeker in het licht van de rechtspraak van het Hof voor de Rechten van de Mens. Dat debat is allicht te ingewikkeld voor goedbekkende quotes in de media. Het is nochtans een probleem waar  veel tuchtoverheden mee worstelen en waar er ruimte is voor wetgevend werk.

De minister zegt verder dat het tot haar beleidsvrijheid behoort om subsidieaanvragen te weigeren. Daar heeft ze misschien een punt, maar een zorgvuldig minister doet dat op grond van de merites van een dossier en niet op basis van een krantenartikel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content