#StoryKillers: een insider uit de desinformatie-industrie klapt uit de biecht

Een beïnvloedingscampagne kost 20.000 tot 50.000 euro per maand, zegt een professional die tien jaar in de sector heeft gewerkt.

Vanaf 14/02 publiceren we gedurende een hele week onthullingen over de desinformatie-industrie op Knack.be/storykillers.

Edouard* werkte meer dan tien jaar als projectmanager van een agentschap voor digitale communicatie. Naast traditionele diensten – zoals verkiezingscampagnes beheren of sociale netwerken controleren om een crisis te voorkomen – bood het bedrijf ook ‘minder officiële’ diensten aan.

Het agentschap wijzigde Wikipediapagina’s, creëerde nepaccounts om een cliënt te promoten of een tegenstander in diskrediet te brengen, en plaatste zelfs artikels in de media – allemaal zonder dat er noodzakelijkerwijs een contract voorhanden was.

In het kader van een onderzoek naar desinformatie, gecoördineerd door het journalistencollectief Forbidden Stories ter nagedachtenis van de vermoorde Indiase journaliste Gauri Lankesh, slaagden we erin om deze ‘insider’ uit de desinformatie-industrie te strikken voor een interview.

We hebben de informatie uit dit interview gedubbelcheckt via documenten die we konden inkijken en andere bronnen. Wanneer dat onmogelijk bleek, geven we dat in de tekst zelf aan.

Hoe zou u zichzelf omschrijven?

Edouard: Ik ben een voormalig projectmanager van een internationaal communicatieagentschap. Ik kan het type agentschap waar ik voor werkte amper beschrijven. Was het een communicatie-, een influencers- of een lobbyistenagentschap? Ik zou het niet kunnen zeggen. Het lijkt op elk ander communicatiebureau, met een creatieve afdeling, een inhoudelijke afdeling, een afdeling persbetrekkingen, enzovoort. Maar ergens komt het in de buurt van een inlichtingendienst, met afdelingen die vrij speciale operaties uitvoeren. Het soort zaken die je niet in een schriftelijk verslag voor een cliënt kunt zetten.

Wat zijn de belangrijkste diensten die door uw communicatiebureau worden geleverd?

Edouard: Eigenlijk moet je ingaan op elke vraag van de cliënt. In Europa hebben we meestal te maken met ceo’s van CAC40-bedrijven (aandelenindex van de 40 belangrijkste bedrijven op de Franse beurs, nvdr). In Afrika vooral met regeringen, presidenten of ministeries. De belangrijkste taak van een agentschap bestaat erin verkiezingscampagnes of het verloop van verkiezingen te beïnvloeden.

Wel moet gezegd dat het er in Afrikaanse dictaturen nauwelijks over gaat het verloop van verkiezingen te beïnvloeden, aangezien het daar bijna automatisch herverkiezingen betreft. Daar wordt meer aan imagomanagement gedaan, waarbij de verkiezingscampagne in een gunstig daglicht wordt geplaatst.

Ten slotte is er ook de zogeheten media-intelligence: weten dat er over een bepaalde cliënt een dossier wordt geschreven, afspreken met de journalist die onderzoek doet naar het onderwerp, én de cliënt waarschuwen dat er een crisis op til is. Een plan uitwerken over wanneer en hoe hij terug moet slaan. Hetzij door de aandacht van het onderwerp af te leiden, hetzij door de bewuste informatie te ontkrachten.

Wordt daarbij ook desinformatie gebruikt?

Edouard: Meestal worden de meest vervelende elementen verzwegen. Zo zullen we over de ergste, bloeddorstigste dictator zeggen dat hij al met al niet zo slecht is. We proberen positieve dingen over hem te zeggen. Omgekeerd zullen we ook de nadruk leggen op het verleden van een tegenstander. Het heeft dus veeleer met manipulatie te maken, en niet zozeer met fake news.

Hoe verloopt een manipulatiecampagne precies?

Edouard: Eigenlijk heb je verschillende opties, want het betreft steevast een 360 gradencommunicatie. Om te beginnen moet je artikels geplaatst krijgen. Ik ken media die voor een paar honderd euro zullen publiceren wat ik maar wil. Het zijn geen grote onlinewebsites, maar zo is je digitale aanwezigheid verzekerd en kun je aan ‘policy advocacy’ doen. (Policy advocacy of beleidsbeïnvloeding maakt het mogelijk een of meerdere personen, een belang of een opinie te promoten of te verdedigen, nvdr). Er bestaan tal van collaboratieve sites die het mogelijk maken goed onderbouwde artikelen online te plaatsen. Wetenschappers, universitaire onderzoekers, zelfs fake personen slagen er vrijwel probleemloos in hun stukken te publiceren, en als je niet over de middelen beschikt om alles te checken, trap je gemakkelijk in de val.

We kunnen bijvoorbeeld ook freelance journalisten (die per opdracht worden betaald, nvdr) inhuren, maar die dien je geld te geven omdat ze hun hoofdredacteur er achter de schermen van moeten overtuigen dat het om een gegrond artikel gaat. Een journalist verdient minder dan een lobbyist, dus stop je de kerel een bescheiden bankbriefje toe en het stuk verschijnt. Op het eind ontvangt zo’n journalist zo’n 3000 euro. [We hebben deze informatie niet onafhankelijk kunnen verifiëren.]

Er is altijd wel iemand aan wie je een bankbriefje kunt geven of die je kunt trakteren op een etentje. Ik herinner me hoe ze in een Afrikaans land alle kranten- en tijdschriftenbonzen twee weken all-in naar een kuuroord lieten komen, op voorwaarde dat ze positieve dingen schreven over het land. [We hebben het bestaan van die reis niet onafhankelijk kunnen verifiëren, maar verschillende bronnen hebben bevestigd dat dergelijke aanbiedingen schering en inslag zijn.]

Of ik kan Getfluence gebruiken (een platform dat het adverteerders makkelijk maakt om gesponsorde artikelen te publiceren die door de media worden opgepikt, nvdr). En daar zit alweer een achterdeur: sommige kranten stellen voor dergelijke stukken te publiceren zonder te vermelden dat het om gesponsorde artikelen gaat. Dat is onwettig.

[Marc de Zordo, directeur van Getfluence, reageert dat elk mediaorgaan zijn eigen criteria heeft om aan te geven of een bepaalde inhoud al dan niet gesponsord is – in functie van de wetgeving van het land waar het bewuste medium actief is. De Zordo: ‘Helaas bestaat er geen wet die voor alle landen in de wereld geldt. Dus naargelang het aanbod en het land bepaalt elk medium zelf welke wettelijke criteria het in acht neemt.’ ]

Wat zijn, nadat de informatie door een bepaald medium bekend werd gemaakt, de volgende stappen?

Edouard: We hebben accounts op de sociale netwerken nodig. Heel concreet: zodra we in een land aankomen, kopen we zo’n honderd Sim-kaarten en zo’n honderd telefoons. Wegwerpgsm’s, géén smartphones. En nieuwe computers die je op het eind van de operatie wegdoet. Zo kun je valse accounts op de sociale netwerken aanmaken. Zoals bij een serie of in een fictief werk moeten die zo realistisch mogelijk zijn. We moeten het leven van de personages kunnen vertellen, hun verleden, hun karakter. Als het een klein agentschap is, gebeurt dat op een vrij slordige manier. Als het goed gemaakt is, zijn het de Israëli’s. Als het slecht gemaakt is, zijn het geen Israëli’s.

Die valse accounts zullen we bijvoorbeeld op Twitter gebruiken om de discussieruimte in te palmen. We gooien een hashtag online, die viraal gaat. En daarna, wat doe je dan? Je pakt Wikipedia aan.

U zegt dat u Wikipedia kunt aanpakken. Betekent dat dat u er content aanpast op vraag van bepaalde cliënten?

Edouard: Om een Wikipediapagina aan te maken, heb ik betrouwbare artikelen nodig (om een pagina te bewerken moet je de informatiebron kunnen geven, nvdr). Daarna bewerk ik de pagina, in positieve zin als het over een cliënt gaat, of in negatieve zin als het een tegenstander betreft. Het is het eerste wapen van elk agentschap, want in de online wereld is Wikipedia nog altijd de eerste hit op Google.

De meeste internetgebruikers kijken alleen naar de eerste pagina van de zoekresultaten, soms nog wel naar de tweede. Het komt er dus op aan bij de eerste resultaten te staan. En dat doe je dankzij Wikipedia of dankzij zogenoemde Private Blog Networks. Dat zijn kleine websites waarmee je backlinks kunt aanmaken. Hoe meer links je hebt die naar een artikel verwijzen, hoe sterker je stuk is en hoe hoger het op Google klimt.

We weten dat Wikipedia gecontroleerd wordt en dat we niet zomaar raak kunnen schrijven. Hoe pakt u dat dan aan?

Edouard: Normaal gezien is een agentschap verplicht zichzelf bekend te maken als communicatiebureau. Interne regels van Wikipedia verbieden belangenvermenging. Maar ik denk niet dat je een agentschap kunt aanvallen omdat het knoeit met je encyclopedie.

Google lijkt dus een essentieel radertje in de machine te zijn?

Edouard: Google is een instrument dat vrij gemakkelijk gebruikt en gewijzigd kan worden. In de zoekmotor kun je immers links verwijderen, wijzigen, laten stijgen, laten dalen. Ik doe geen uitspraken over de relatie tussen legaal en moreel. Zo hebben we voor heel wat cliënten gewerkt, onder wie ceo’s en leiders van grote bedrijven, die op een bepaald ogenblik met juridische of familiale problemen te kampen hadden. Denk maar aan een manager met echtelijke problemen. Die hoeft maar een beroep te doen op een bedrijf dat in het verwijderen van links gespecialiseerd is om aanspraak te maken op het recht vergeten te worden.

Helemaal onderaan op de eerste zoekpagina staat ‘Sommige resultaten zijn mogelijk verwijderd op grond van Europese wetgeving inzake gegevensbescherming’. Dat betekent dat de persoon in kwestie negatieve resultaten over zichzelf heeft laten verwijderen. En tegenwoordig kun je die na drie maanden al laten weghalen, als de inhoud te onnauwkeurig wordt geacht. Het is een milieu dat razendsnel evolueert, veel sneller dan wij. Je moet altijd één stap voorsprong hebben.

U zegt dat men in uw agentschap vaak zonder contracten werkte, maar wat zijn de standaardtarieven in de branche, voor een beïnvloedingscampagne bijvoorbeeld?

Edouard: Door de bank genomen variëren de prijzen in de beïnvloedings- en communicatiesector van 20.000 tot 50.000 euro per maand voor de grootste contracten. (Dat bedrag stemt volgens ons onderzoek overeen met de gemiddelde marktprijs en kan variëren naargelang de diensten, nvdr). Meestal gaat het over halfjaarlijks vernieuwbare contracten, en geen enkel land werkt langer dan drie jaar met hetzelfde agentschap. Uitgesloten.

Wat onthoudt u van de jaren die u in de sector hebt doorgebracht?

Edouard: Op moreel en principieel vlak ligt het moeilijk. Je kunt over Azerbeidzjan of over een soortgelijk autocratisch regime onmogelijk zeggen dat het een democratie is, terwijl dat precies is wat de Azerbeidzjaanse cliënten willen. Ik beweer niet dat het oké was. Alleen moet je vaststellen dat het, als je zelf in zo’n agentschap zit, veel lastiger is om dat onderscheid te maken. Als je die wereld vaarwel zegt, denk je toch: tja, zo fraai was het allemaal niet.

Vertaling: Katelijne De Vuyst

*fictieve voornaam om zijn anonimiteit te waarborgen

Dit artikel maakt deel uit van het project #StoryKillers, een samenwerking tussen Forbidden Stories en dertig media wereldwijd.

Lees meer over:

Partner Content