François Levrau

‘Neutraliteit achter het loket: overheid laat zich best niet te veel leiden door vooroordelen’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

‘Is het de taak van de overheid om alle angsten en sociale vooroordelen te bezweren?’ vraagt François Levrau (UAntwerpen) zich af naar aanleiding van de discussie over de neutraliteit van de overheid.

Schrijven betekent dat men op een bepaald ogenblik zijn gedachten afstaat aan de kritische lens van de lezer die dan op zijn eigen wijze bepaalde zaken kromt en op een specifieke wijze aan een examinerend zoomeffect onderwerpt dat bepaalde zaken dus dichterbij haalt en uitvergroot. Schrijven betekent ook dat men de eigen gedachten kan aanscherpen door die te confronteren met andere meningen. Wat dat betreft heeft Jurgen Slembrouck zich al herhaaldelijke keren een gewaardeerde schrijfpartner betoond. In een lang opiniestuk getroost hij zich de moeite om een eerder opiniestuk van mijn hand kritisch te ontleden.

Neutraliteit achter het loket: overheid laat zich best niet te veel leiden door vooroordelen.

In de ondertussen reeds vele opiniestukken over inclusieve en exclusieve neutraliteit hebben we beiden al heel wat argumenten pro en contra besproken. Het gaat er mij als filosoof (en ik meen dat dit ook voor Slembrouck geldt) niet primair om om per se gelijk te hebben, maar wel om de terzake doende argumenten te helpen oplijsten teneinde het debat zo helder en constructief als mogelijk te voeren. Het oordeel is aan de lezer/democratie omdat er zowel argumenten voor als tegen inclusieve en exclusieve neutraliteit zijn.

Slembrouck ijvert voor ‘globale neutraliteit’ – een term die hij naar voren schuift als alternatief voor ‘exclusieve neutraliteit’ dat een wat kwalijke semantiek zou hebben – en niet voor ‘partiële neutraliteit’ (inclusieve neutraliteit). Hij acht ‘globale neutraliteit’ om drieërlei redenen de meest redelijke positie. Hieronder ga ik kort op die redenen in en leg ik op puntsgewijze manier uit waarom er een aantal kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij het pleidooi voor globale neutraliteit.

Respect voor godsdienstvrijheid

Het eerste argument dat Slembrouck formuleert is dat globale neutraliteit gevoelig is voor het belang van levensbeschouwingen en bovendien oog heeft voor het feit dat de burger afhankelijk is van de ambtenaar voor het verlenen van een dienst. Hieronder drie bedenkingen.

Ten eerste, wie globale neutraliteit claimt, komt niet volledig tegemoet aan de erkenning van het belang van levensbeschouwing. Eén groep van mensen kan immers niet bogen op religieuze vrijheid, namelijk ambtenaren. Het globale karakter van de exclusie lijkt me daarom disproportioneel. Slembrouck stelt dat globale neutraliteit ‘in zekere zin de vrijheid van de ambtenaar beschermt’, omdat de ambtenaar door het verbod niet wordt herinnerd aan zijn persoonlijke overtuiging maar net wordt gestimuleerd om het algemeen belang te dienen.

Door de globale neutraliteit is hij bovendien voor de burger ‘onherkenbaar’ en kan hij niet op zijn levensbeschouwelijke identiteit worden aangesproken. Slembrouck focust in zijn stuk eenzijdig op de negatieve kanten van levensbeschouwing. Hij is gefixeerd op de negatieve effecten van diversiteit (zie infra), waardoor hij rateert dat diversiteit soms ook een troef kan zijn, net zoals het ook een troef kan zijn om bijvoorbeeld in een politiekorps vrouwelijke agenten te hebben. Vrouwelijke slachtoffers van seksueel misbruik worden immers ook het liefst bijgestaan door vrouwelijke agenten.

Ik kan me inbeelden dat zulks ook geldt voor religieuze mensen die zich graag verzekerd weten dat hun religie met respect wordt bejegend. Een manier om hen dat respect te betonen is ambtenaren (tot op zekere hoogte) religieuze symbolen te laten dragen. Een goede mix bij het overheidspersoneel maakt dat de overheid niet alleen functioneel neutraal is, maar ook prima facie de boodschap geeft dat ze diversiteit niet als iets kwalijks beschouwt.

Ten tweede, levensbeschouwelijke symbolen bij ambtenaren zouden bij burgers een vrijheidsbelemmerend effect hebben. Slembrouck illustreert dit met een verwijzing naar ‘priming studies’ waaruit blijkt dat door het zien van religieuze symbolen onbewust allerhande gedachten worden getriggerd. Het is vreemd, en eigenlijk overbodig, om naar dit soort studies te verwijzen daar het common sense is.

Wanneer ik als man een vrouw zie, dan wordt er bij mij onbewust ook een bepaald register opengetrokken, net zoals dat het geval is wanneer ik een oudere of andersvalide of erg grote persoon zie. Niets menselijks is mij vreemd. Het gaat erom of je wel/niet toegeeft aan de gedachten en vooroordelen die worden getriggerd. Het vooroordeel dat bijvoorbeeld de joodse burger heeft ten opzichte van de ambtenaar met de hoofddoek is het equivalent van het vooroordeel dat de moslimburger kan hebben ten opzichte van de ambtenarij die niet/nooit een religieus symbool mag dragen. In de beide gevallen wordt gevreesd dat men niet onpartijdig zal worden behandeld.

Als het Slembrouck echter waarlijk om het vermijden van de schijn van partijdigheid te doen is, dan moet hij veel meer doen dan enkel religieuze symbolen weren. Het klopt dat religies samengaan met bepaalde moreel en sociaal beladen aanspraken en pretenties, maar dat is maar één variant van hoe ‘partijdigheid’ kan worden gepercipieerd. Neem het voorbeeld van een echtelijke ruzie tussen man en vrouw. Een politieagente die net in de buurt is, belt aan om uit te pluizen wat er precies aan de hand is. Is het ver gezocht dat de man van het koppel zal denken: ‘Ach, het is een politieagente… als vrouw zal ze wellicht vooral oor hebben voor het verhaal van mijn vrouw en zal ze mijn kijk op de feiten trivialiseren.’?

Wie eenmaal begint zijn beleid af te stemmen op het wegwerken van de schijn van partijdigheid, die eindigt met een ambtenarij van robotten.

In de therapeutische wereld is het geweten dat vrouwelijke en mannelijke patiënten binnen de contouren van de overdracht allerhande emoties op hun therapeuten projecteren en een voorkeur kunnen hebben om te worden behandeld door vrouwelijke of mannelijke therapeuten. Of neem het voorbeeld van een oudere persoon die aarzelt naar het loket te gaan omdat hij wat onder de indruk is van die jonge man achter het loket die hem wellicht in ‘hippe taal’ zal confronteren met allerhande zaken die hij als oudere man toch niet zal begrijpen.

In een mensenmaatschappij wemelt het van de vooroordelen en de sociale angsten. Is het de taak van de overheid om die allemaal te bezweren? Ik zou geneigd zijn te denken dat de overheid zich maar best niet al te veel laat leiden door de dictaten van het vooroordeel. Wie eenmaal begint zijn beleid af te stemmen op het wegwerken van de schijn van partijdigheid, die eindigt met een ambtenarij van robotten. Net door diversiteit toe te laten, kan men aantonen dat iedereen wordt gerepresenteerd en dat iedereen aan zijn trekken kan komen bij een niet vooringenomen overheid.

Net door in het overheidspersoneel een gezonde mix van jong en oud, man en vrouw, etc. te hebben, toon je dat burgers niet moeten bevreesd zijn te worden geconfronteerd met een seksistische instelling of met een instelling die geen voeling heeft met de verzuchtingen van oudere mensen. Mutatis mutandis voor wat betreft religie; een overheid die moedwillig religie weert, geeft een expliciete boodschap, en het is nog maar de vraag of dat de boodschap van ‘neutraliteit’ is (zoals ik hieronder verder uitleg).

Slembrouck kan inbrengen dat men niet kiest om ‘jong of oud’, ‘man of vrouw’, ‘klein of groot’ te zijn, maar dat men wel kan kiezen om bijvoorbeeld een hoofddeksel te dragen en dat religie met een bepaalde wereldvisie gepaard gaat. Dat klopt, maar opnieuw, wanneer het argument van de schijn van partijdigheid ter tafel ligt, dan is het niet neutraal om enkel te willen focussen op de ogenschijnlijke religieuze bevooroordeeldheid. Voor de man die is verwikkeld in een echtelijke ruzie is het zicht van een vrouwelijke agente potentieel even ‘verontrustend’ als de rabiate atheïst die wordt geconfronteerd met een hoofddoekdragende ambtenaar.

Een overheid die echter wordt bevolkt door een divers publiek wekt niet per se een ‘schijn van partijdigheid’.

Ten derde brengt Slembrouck in dat we toch ook niet wensen dat er in overheidsgebouwen kruisbeelden hangen, waarom zouden we dan religieuze tekens bij ambtenaren tolereren? De reden waarom kruisbeelden geen plaats hebben in gemeentehuizen, is omdat een kruisbeeld de andere symbolen naar de marginaliteit duwt waardoor terecht de schijn van partijdigheid gewekt wordt. Van gelijke strekking is een overheid die enkel zou worden bevolkt door mensen van één religie; ook een dergelijke overheid zou een probleem hebben met de ‘schijn van partijdigheid’. Een overheid die echter wordt bevolkt door een divers publiek wekt niet per se een ‘schijn van partijdigheid’. De diversiteit is (in een postseculiere samenleving) mogelijks de beste ontmanteling van het probleem van schijn van partijdigheid en globale/exclusieve neutraliteit draagt mogelijks net bij aan de schijn van partijdigheid. Het is maar hoe men het bekijkt.

Paternalistische overheid

Het tweede argument dat Slembrouck voor ‘globale neutraliteit’ ontvouwt is dat in dit model de overheid niet op paternalistische wijze bepaalt hoe de levensbeschouwelijke vrijheid moet worden beleefd. Ook ten aanzien van dit argument kunnen een aantal kanttekeningen geplaatst worden.

Ten eerste klopt het dat de overheid niet op paternalistische wijze mag bepalen hoe de levensbeschouwelijke vrijheid moet worden beleefd, maar door alles te weren bepaalt ze natuurlijk wel op resolute wijze dat er voor levensbeschouwing geen plaats is. De overheid heeft geen theologische kwaliteit en mag bijvoorbeeld niet zeggen dat de hoofddoek volgens de Koran wel/niet als een plicht geldt, maar ze kan wel aangeven dat de levensbeschouwelijke vrijheid wordt beperkt door een aantal redelijke criteria.

In mijn opiniestukken heb ik al verschillende malen aangegeven dat het debat zich beter op de bepaling van die criteria zou richten. Zo kan de overheid (net als eender welke andere werkgever), zonder paternalistisch te zijn, aanbrengen welke de wezenlijke beroepsvereisten zijn. Een politieagent hoort bijvoorbeeld elke burger als een gelijke burger te behandelen, maar het valt te bezien of dit ook vanzelfsprekend inhoudt dat daarom elk religieus symbool achterwege moet blijven. Het lijkt me iets te zijn dat op het niveau van elke beroepsgroep/functie/job moet worden bekeken.

Een agente die het verkeer regelt, bevindt zich in andere omstandigheden dan een agente die een neonazibetoging in goede banen moet leiden.

Ten tweede betitelt Slembrouck mijn pleidooi voor redelijke inclusie als ‘selectieve inclusie’. Hij heeft gelijk, want ik zeg met klem dat niet alles kan en probeer te zoeken welke de criteria kunnen zijn die bepalen hoe het spreekwoordelijke kaf van het koren kan worden gescheiden. Een pastavergiet is niet wenselijk wanneer het mensen betreft die graag eens met religies lachen. Als het daarentegen mensen betreft die inderdaad altijd een pastavergiet dragen, dan zou dat hoofddeksel in principe (onder redelijke voorwaarden) ook kunnen. Dit is overigens ook het oordeel van de Rechtbank Noord Nederland. Wat ik over het Spaghettimonster vind, leest u hier. Gelovigen hebben geen recht op iets anders/meer in vergelijking met niet-gelovigen. Eerder dan ‘religies’ lijkt het me te gaan om ‘constitutieve bindingen’.

Los daarvan is er inderdaad een grijze zone waar dan middels een dialoog zal moeten bekeken worden wat wel/niet kan. De globale exclusie heeft zonder enige twijfel het voordeel van de duidelijkheid (niks mag); de inclusieve poogt na te denken over wat wel/niet kan. Dat laatste is niet altijd duidelijk en dus kan het voorvallen dat (als de beide partijen voet bij stuk houden) zaken voor de rechtbank moeten worden beslecht. Voor wie graag eenduidigheid wil, is de globale visie te verkiezen – het weze zo.

Ten derde stelt Slembrouck dat het erop lijkt dat ik ‘efficiëntie’ geen belangrijk criterium vind. Dat is natuurlijk niet zo; sterker nog, ik heb er een specifieke term voor gepuurd, namelijk ‘het accommodatie proviso’, dat verwijst naar het feit dat de accommodatie voor persoon x niet mag leiden tot meer last/werk/problemen voor collega y. Mijn punt is dat ‘efficiëntie’ belangrijk is en dat bij elke job moet bekeken worden wat dat dan precies inhoudt.

Slembrouck stelt wat dat betreft het voorbeeld dat ik over de politieagente met de hoofddoek gaf wat verkeerd voor. Mijn punt is dat bepaalde omstandigheden bepaalde maatregelen vereisen. Een agente die het verkeer regelt, bevindt zich in andere omstandigheden dan een agente die een neonazibetoging in goede banen moet leiden. In het eerste geval kan de hoofddoek, in de tweede kan het ook, maar er kan ook gevraagd worden de hoofddoek niet op te zetten als de omstandigheden dat dus vereisen en daar moet het personeelslid zich dan bij neerleggen.

Als mensen ook achter de schermen neutraal moeten gekleed zijn, dan worden voor veel mensen de deuren gesloten.

Overigens, in het eerste geval draagt de agent wellicht een gewoon uniform, terwijl ik vermoed dat in het tweede geval de agenten sowieso anders voor de dag komen (cf. geen pet, maar een helm, en zwaarder bewapend, alsook beschermd door kogelwerende vesten). Opnieuw, de omstandigheden bepalen wat wel/niet kan en hoe men dan precies voor de dag komt. Slembrouck stelt dat selectieve neutraliteit niet werkbaar is; ik denk dat het vooral aankomt op empathie, redelijkheid en contextueel denken. Dat moet mogelijk zijn; moeilijk, maar niet onmogelijk.

Ten vierde mag er volgens Slembrouck geen onderscheid gemaakt worden tussen parkeerwachters en rechters alsook niet tussen back office en front office ambtenaren. Slembrouck geeft aan dat een groot deel van de dienstverlening zich achter de schermen voltrekt, en daar geldt eveneens de schijn van onpartijdigheid. Zou er dan echt geen probleem zijn, zo vraagt Slembrouck zich af, als de ambtenaar achter de schermen een religieus symbool draagt?

Maar, als mensen ook achter de schermen neutraal moeten gekleed zijn, dan worden voor veel mensen de deuren gesloten. Jammer voor die tattoo die u ooit eens liet zetten. En ook jammer voor dat baardje waaruit blijkt dat u misschien wel een hipster en derhalve mogelijk maatschappijkritisch bent. Jammer ook voor die groene das; u bent een groene jongen? Ik begrijp en deel Slembroucks bezorgdheden – we willen beiden een neutrale, objectieve, transparante en performante overheid – maar zijn voorstel tot globale exclusie lijkt me disproportioneel en niet op mensenmaat. Slembrouck is, zoals al gesteld, erg wantrouwig ten opzichte van levensbeschouwelijke diversiteit (die dus bij voorbaat verdacht is). Ik zou toch vooral willen aangeven dat de neutrale werking van de overheid moet blijken uit hoe ambtenaren functioneren en niet uit hoe ze gekleed zijn.

Ongelijkheid

Het derde argument dat Slembrouck inbrengt als verdediging voor globale neutraliteit is dat dit model geen ongelijkheid tussen verschillende soorten ambtenaren creëert. Ook hier kunnen en moeten een aantal kanttekeningen worden geplaatst.

Ten eerste werpt Slembrouck op dat mijn lijst van criteria voor redelijke inclusie niet volledig is. Uiteraard; ik heb niet de pretentie alle criteria te hebben opgelijst, eerder heb ik een verzoek geformuleerd om het over die criteria te hebben. Alle claims moeten passeren langs een palet van criteria die bepalen welke wel/niet overeind blijven. Eén criterium is inderdaad ‘intentie’. ‘Heeft een ambtenaar die anderen wil bekeren evenveel recht op het dragen van een levensbeschouwelijk teken?’, zo stelt Slembrouck zich retorisch af.

Uiteraard niet. Maar, het probleem ligt niet bij het symbool, maar bij de bekeringsijver van de ambtenaar. Slembrouck acht het ‘inclusief model’ niet werkbaar. Proselitisme kan nochtans ter sprake komen tijdens sollicitatiegesprekken met individuele personen (uiteraard geen gesprekken met de levensbeschouwelijke instanties zelf) en tijdens functioneringsgesprekken. Voor bekeringsijver is er bij de ambtenarij geen plaats.

Dat er een effect zou uitgaan van de ambtenaar met de hoofddoek naar de burger, dat klopt, maar het is onduidelijk welke boodschap dat dan precies zou zijn. Wellicht gaat het ook, en misschien wel vooral om projectie vanuit de kant van de burger naar de ambtenaar, eerder dan vanuit de ambtenaar naar de burger. Sommige burgers kunnen immers in het teken een reden zien om de ambtenaar te schofferen. Dat is inderdaad mogelijk; maar in dat geval lijkt me vooral sprake te zijn van smaad. Dit is niet anders dan bij ambtenaren die in neutraal uniform worden geschoffeerd. Voor velen werkt een neutraal uniform nu ook al als een rode lap op een stier (‘Die verdomde bureaucratische ambtenarij!’ of ‘Die corrupte flikken!’).

Vrouwelijke agenten worden mogelijks ook met seksistische opmerkingen geconfronteerd. Moeten vrouwen dan geweigerd worden om de kans op die opmerkingen teniet te doen? Zou het niet eerder de bedoeling zijn die mensen aan te klagen voor smaad, dit wil zeggen aantasting van de eer, waardigheid, goede naam of het aanzien van de ambtenarij door middel van opzettelijk grievende beledigingen? Mutatis mutandis voor de ambtenaar met bijvoorbeeld een hoofddoek. Moet zij het teken thuis laten omdat er een kans bestaat dat anderen haar erop kunnen aanspreken of kunnen schofferen? Moet niet vooral de intimidatie aangepakt worden?

Slembrouck zal inbrengen dat de ambtenaar dienstbaar is aan de burger (ook als die blijkbaar zijn zinnen heeft gezet op het beledigen van de ambtenaar). De tekens verbieden maakt de kans op smaad mogelijks wat kleiner en het weglaten van de tekens is wellicht ook de gemakkelijkste oplossing, maar als antwoord op smaad is het wellicht niet de meeste rechtvaardige oplossing en lijkt vooral het slachtoffer (de ambtenaar) te worden geblameerd.

Ten tweede geeft Slembrouck aan dat ‘door binnen de sfeer van de overheid globale neutraliteit na te streven maakt de liberale rechtsstaat de vrijheid in de publieke en privésfeer mogelijk en bevordert ze het samenleven in diversiteit. Het is precies omdat we gemeenschappelijk erkennen dat de overheid neutraal moet zijn dat we elkaar ook op straat kunnen erkennen als medeburgers.’ Dat is mogelijk, maar men zou ook kunnen denken dat door diversiteit volledig uit de overheid te weren de diversiteit in de publieke ruimte wordt verdacht gemaakt en dat de overheid alvast niet actief bijdraagt aan het wegnemen van allerhande vooroordelen.

Dat diezelfde overheid dan simultaan ook allerhande campagnes maakt voor ‘constructief samenleven in/met diversiteit’ en campagnes voert tegen discriminatie voelt wat wrang en lijkt zelfs wat cynisch. Het is alsof een vader, sigaret in de hand, zijn kinderen waarschuwt voor de gevolgen van roken. Ondanks de goede bedoelingen kun je het bezwaarlijk consequent noemen.

Ten derde klopt het dat de levensbeschouwelijke vrijheid niet absoluut is. De frictie tussen Slembrouck en mij gaat niet over dit punt, maar wel over de vraag of het verbod op de levensbeschouwelijke vrijheid voor ambtenaren absoluut/globaal is. Slembrouck heeft gelijk dat Mark die door een priester werd misbruikt en aangifte wil doen bij een loketambtenaar met een kruisje zich ongemakkelijk zal voelen. Mijn riposte is dat ook Jan die door een ‘neutraal ogende politieagent’ werd benadeeld (‘de corrupte flik’) zich ongemakkelijk zal voelen wanneer hij een klacht indient bij een agent in ‘neutral dress’.

In de beide gevallen is er sprake van een pars pro toto: op basis van conflictueuze relaties met enkele vertegenwoordigers van een orgaan, wordt een veralgemeend oordeel gemaakt over het ganse orgaan. Dat is natuurlijk des mensen, maar het betekent wel dat elk orgaan in de ogen van de burger kan verdacht worden op basis van conflictueuze ervaringen. Met globale/exclusieve neutraliteit wil Slembrouck iets bestrijden (schijn van partijdigheid), dat eigenlijk niet valt weg te nemen omdat neutraliteit ultiem in the eye of the beholder ligt. Neutraliteitsperceptie is subjectief; wat daarentegen objectief is, is de mate waarin een ambtenaar objectief functioneert en dus niemand moedwillig bevoordeelt/benadeelt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content