De Indiase en Pakistaanse kernproeven lui- den een wapenwedloop in Zuid-Azië in. En zetten ook de Verenigde Staten voor schut.

Volgens de officiële doctrine van non-proliferatie van kernwapens zijn er vijf kernmachten in de wereld: de VS en Rusland (als erfgenaam van de voormalige Sovjet-Unie), Frankrijk en Groot-Brittannië, en de Chinese Volksrepubliek. De doctrine, die door de Verenigde Naties hooggehouden wordt – met de actieve steun van de “klassieke” kernmachten, de Verenigde Staten voorop -, bestaat erin om te trachten het daarbij te houden.

Volgens de officieuze doctrine van non-proliferatie zijn er minstens acht kernmachten, en waarschijnlijk meer. Voor de vorm wordt een schemerzone in stand gehouden over de wel aanwezige maar niet officieel bekendgemaakte kernarsenalen van Israël, India en Pakistan, maar iedereen houdt er wel rekening mee. Geen rekening houdt men officieel met wat er verder gaande kan zijn, in de betreffende sector, in andere rare landen of losgeraakte delen van de oude Sovjet-Unie. Hoewel elke kernfysicus in staat moet worden geacht een atoombom te maken, zijn daar ingrediënten voor nodig die vooralsnog niet iedereen in zijn bereik heeft. De avonturen van Irak onder Saddam Hoessein zijn daar een mooie illustratie van.

Ook is duidelijk waarom de drie landen van de “schemerzone” hun wapens gemaakt (of gekocht) hebben. En waarom ze weigeren zich aan een “non-proliferatieverdrag” te onderwerpen, dat de gevestigde machten hen, met grotere of kleinere aandrang, proberen op te dringen.

Israël heeft zijn bommen sinds de oorlog van 1956 ontwikkeld in het Dimona-centrum in de Negev-woestijn, met Europese en vooral Amerikaanse hulp. Het meent die nodig te hebben om het hoofd te bieden aan een algemene Arabische aanval. Israël is voor die schending van de non-proliferatieprincipes nooit met sancties bedreigd geworden.

India en Pakistan hebben hun eigen oorlogsdynamiek: drie oorlogen tussen India en Pakistan (alle verloren door Pakistan), een oorlog tussen India en China. Ook deze historie is al geruime tijd bezig: Indira Gandhi liet de eerste Indiase bom ontploffen in mei 1974, een kleine tien jaar na de eerste Chinese test, en toen kon Pakistan alleen maar volgen.

De twee ruziënde broeders van het subcontinent zijn aan elkaar geklonken met meer banden van vijandschap dan normale landen vriendschapsbanden hebben. Buitendien heerst er nog het eeuwigdurende geschil over de door beiden opgeëiste (maar grotendeels door India gecontroleerde) Himalaya-deelstaat Kasjmir.

Dus, wat de een doet op het vlak van bewapening en haar technologie, moet de andere opvolgen. Vandaar de kreten en het gefluister, vanaf 1974, over “de islamitische atoombom” die Pakistan zogenaamd op slinkse wegen probeerde in zijn macht te krijgen.

DE CIA LIET ZICH VERRASSEN

India, hoewel niet-gebonden en bondgenoot van Moskou, kon in het Westen bijna altijd op veel meer sympathie rekenen dan VS-bondgenoot Pakistan. De afschuw over die “islamitische bom” wortelde trouwens niet in een mogelijk gevaar voor India. Maar veel meer in een theoretische dreiging in het Midden-Oosten, waar ze dan eventueel tegen Israëls Dimona had moeten afgewogen worden. De Pakistani’s deden natuurlijk hun best, één oog op India gericht: stuurden studenten naar België, Nederland, Duitsland, Libië. En die studenten kwamen in de krant.

Daarbij hadden India en Pakistan nog een ander argument om het non-proliferatieverdrag niet te aanvaarden. Ze vonden het discriminerend en onfair dat de rijke westerse industrie- en koloniale landen het bezit van kernwapens bij internationale wet probeerden te monopoliseren en alle andere daarvan wilden uitsluiten. India, bijvoorbeeld, heeft heel volwassen ambities om de regionale grootmacht van Zuid-Azië te zijn, en ziet niet in waarom het bij die grootmacht niet ook een kernmacht zou mogen zijn.

De Chinese Volksrepubliek heeft dat eigenlijk ook een hele tijd gevonden. Peking was met haar nucleaire programma natuurlijk al een heel eind verder gevorderd. En maakte er graag een punt van andere “derdewereldlanden” van dienst te zijn door ze rakettechnologie, zoniet kant-en-klare Zijdeworm-missielen te verkopen en/of, zoals waarnemers beweren, nucleaire technologie met inbegrip van blauwdrukken voor kernkoppen, aan bondgenoot Pakistan zelf.

Het was dan ook een strategische prioriteit van de Verenigde Staten, meer bepaald van de Clinton-administratie, om Peking in het kamp van de non-proliferatielanden te krijgen. Daarvoor probeerden de Amerikanen de Chinese kandidatuur voor de World Trade Organisation (WTO) te gebruiken. De rest van hun China-politiek (Taiwan, Tibet, dissidenten, Tiananmen) werd daaraan ondergeschikt. Van de China-reis van president Bill Clinton deze maand werden belangrijke resultaten verwacht.

Het heeft dus niet zo mogen zijn. Het belangrijkste slachtoffer van de Indiase herneming van de kernproeven in mei is dan wellicht ook de Amerikaanse politiek geweest.

Ten eerste omdat Washington de proeven, zogenaamd, niet heeft zien aankomen. Hoewel ze bijna in het verkiezingsprogramma van de hindoe-nationalistische nieuwe regeringspartij BJP ingeschreven waren, heeft de anders alwetende CIA zich volkomen laten verrassen. Voor de Indiase eerste minister Atal Behari Valpayee, die iets nodig had om zijn wankele autoriteit in het verdeelde land op te krikken, vormde de bom wellicht de eenvoudigste oplossing. Bovendien kon hij daarmee de aandacht van zijn landgenoten op het buitenlandse gevaar vestigen: niet alleen het traditionele Pakistan en de Kasjmir-kwestie, maar ook een dreiging uit China, vriend van Pakistan, dat nog stukken door India opgeëist bergland bezet houdt. Eventuele sancties die India zou oplopen vanwege de VS of de internationale gemeenschap, zou ’s lands toch behoorlijk uit de kluiten gewassen economie met gemak verdragen. De veel kleinere en door en door verrotte Pakistaanse economie daarentegen niet. En ontplofte de Indiase bom, dan zou Pakistan moeten volgen. Op die manier gezien kon A.B.Atom Bomb Valpayee zich aan de kwestie geen buil vallen. Zeker omdat de testen op geen enkele manier het strategisch evenwicht in de regio zouden wijzigen.

Zijn de Indiase burgers die momenteel, naast de gewone overlast, een dodelijke hittegolf te verduren hebben, met elektriciteitspannes en watertekort, daar allemaal even opgetogen over? Het nationalisme wil wat hebben, en het aangepaste Marie-Antoinette-mopje doet al de ronde: “Dat ze dan zwaar water drinken…”

NAWAS SHARIF HAD GEEN KEUZE

In Islamabad, traditionele VS-bondgenoot uit de jaren van de Koude en, later, de Afghaanse oorlog, lag dit enigszins anders. Premier Nawas Sharif – de eigengereide opvolger van de ook al eigengereide Benazir Bhutto, zelf de dochter van Zulfikar Ali Bhutto, de premier die tot het laatste moment bleef volhouden dat generaal Zia ul-Haq hem liet ophangen in opdracht van het buitenland omdat hij, Bhutto, zijn land de atoombom bezorgd had -; deze premier Nawas Sharif staat wankel aan het hoofd van een totaal corrupt land zonder inkomsten en met een enorme buitenlandse schuld, een geplunderde, kapotte economie en een “reddingsplan” waarmee doorsnee Pakistanen alleen maar moeten lachen. Huilen doet niemand graag.

Het enige wat Pakistanen zelf nog ernstig wensen te nemen in dit land, behalve misschien de invloed van de radicale islampartijen, is het leger. Dus, toen India zijn bommen deed ontploffen, stond Nawas voor schut. Ging hij ook testen, dan kreeg hij India en heel de wereld over zich heen, plus sancties van de VS die zijn al niet bestaande economie helemaal om zeep zouden brengen. Ging hij niét testen, dan kreeg hij eveneens India over zich heen, plus de eigen bevolking en dat machtige leger, dat het nucleaire programma als zijn eigen, onaantastbare prioriteit beschouwt, samen met de Afghaanse oorlog.

Daar kwam het feit bij dat India met zijn explosies de regels van het spel aan het veranderen was, zodat Pakistan niet alleen militair, maar ook politiek wel moest volgen. Immers, na de Indiase explosies zei iedereen verschrikt dat daar internationale sancties op moesten volgen. India mocht vooral niet denken dat het, door internationale verdragen met voeten te treden, tot de nucleaire club zal toegelaten worden! Dat zou immers een beloning zijn, waar straf verdiend werd.

Er werd ook gezegd: als Pakistan niet test, kunnen we het daarvoor belonen. Islamabad keek uit naar beloftes van beloningen, en die kwamen niet. Het keek uit naar internationale sancties tegen India, en die kwamen ook niet. Toen zullen de Pakistaanse generaals tegen Nawas gezegd hebben: nu zal India ook in het gesloten clubje van kernmachten binnengelaten worden, want hoe harder ze roepen van niet, des te zekerder is het van wèl. En als Pakistan de brave leerling uithangt en nu niet test, dan zal alleen India in dat clubje opgenomen worden, en Pakistan niet. En ze zullen er, bij nader inzien, bij gezegd hebben dat Pakistan nu, door de Indiase proeven, een heel kleine “window of opportunity” had om ook te testen. Deed Pakistan het nu niet, dan kon het de hele zaak vergeten, voor lange tijd.

Nawas Sharif kon niet anders dan testen. Hoe erg dat voor zijn land ook was, en zelfs al belde president Clinton hem nog op om het niet te doen. In de hoek gemanoeuvreerd door India, China, de VS en de eigen militairen, bleef hem gewoon geen andere optie open.

Wat daarna kwam – de internationale verontwaardiging, de noodtoestand, de Indiaas-Pakistaanse woordenwisselingen en de gewone bommen die ontploften, de Chinese verontwaardiging over de Indiase onrust over China, enzovoort -: dat hoort allemaal bij de normale afwikkeling van het Nimzo-Indisch eindspel, om het zo maar eens te zeggen.

Intussen hebben de vijandige broeders alweer de oude discussies aangepakt: of ze de kwestie Kasjmir onder vier ogen zullen bespreken, zoals de machtige Indiërs willen, of ze het met mediatie van Japan, China, de VS en wie weet nog meer zullen doen, zoals de zwakkere Pakistani’s het wensen.

Als de wereld het nu wat kalm aan doet met die sancties tegen Pakistan, hoeft het zelfs dààr niet al te dramatisch te worden. Dan is de échte verliezer alleen de wereldsupermacht die door binnenkort helemaal niemand meer gehoorzaamd wordt. Niet door Israëls Benyamin Netanyahu om zich aan zijn contracten te houden. Niet door de hindoes en nu ook al niet meer door de Pakistanen, die zelf buren zijn van de Iraniërs. Later deze maand moet Clinton misschien alleen nog maar voor troost op bezoek bij sympathieke, breed glimlachende Chinezen.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content