‘Wij houden de vrede in stand door te blijven dealen’

RENATO DE BARROS ARMANDO (in keurig pak), in een ver verleden drugsdealer en bendelid, geniet nog altijd veel respect in favela Chapéu Mangueira. © BENOIT DE FREINE

Tijdens het WK daalde de criminaliteit in Rio de Janeiro door de alomtegenwoordigheid van de politie. In de favela’s blijft de drugshandel echter onverminderd floreren. ‘Dit leven is bijna even verslavend als de drugs die we verkopen.’

Rio de Janeiro zonder drugs is zoals McDonalds zonder hamburgers. Het gebruik van geestverruimende en -verlammende middelen is dusdanig verankerd in alle lagen van de maatschappij, dat vraag en aanbod een vanzelfsprekendheid zijn geworden. In de exclusieve clubs vol hippe Brazilianen, de populaire toeristenwijken en de talloze favela’s: overal vind je marihuana, coke en crack binnen handbereik. In Rio is het drugsgebruik niet weg te denken, hoe hard de overheid ook haar best doet om het voor het toekijkend oog van de wereld onder het tapijt te vegen. Twee weken voor het WK werden zowat alle straatdealers in Copacabana verjaagd, dakloze verslaafden werden naar opvangcentra ver buiten het centrum gestuurd en veel favela’s staan onder strenge politiecontrole. In een aantal gevallen heeft de pacificatie van de sloppenwijken ertoe geleid dat het extreme geweld tussen drugsbendes de kop is ingedrukt. Maar stilaan verschijnen de dealers opnieuw in de straten van Copacabana, Lapa en het welgestelde Barra da Tijuca, en in de favela’s volgt de drugstrafiek nog altijd het dagelijkse parcours, zij het veel meer verdoken.

Drugs en Rio, ze gaan hand in hand. De vraag zal niet verminderen, het aanbod ook niet. Sommige handelaars verdienen tonnen geld, anderen moeten een voortdurende strijd leveren om het hoofd boven water te houden. Nog anderen zitten daartussenin. Zoals Anderson, bijnaam Jogador (letterlijk: speler, gokker). Hij is de leider van een drugsbende in Chapéu Mangueira, een favela op een van de groene bergflanken aan het eind van Copacabana. We zijn bij ‘Anderson en partners’ terechtgekomen via Renato De Barros Armando, in een ver verleden zelf baas en dealer van de favela maar tegenwoordig actief als pastoor en kok. Omdat Renato nog altijd veel respect geniet en wij ‘ver weg’ in België zitten, willen ze met ons spreken.

Proeven van het snelle geld

De middag loopt ten einde als we de steile trappen van Chapéu Mangueira beklimmen. De favela was vroeger berucht vanwege de bailes funk,de waanzinnig luidruchtige straatfeesten van de dealers die de bergflank alle nachten tot diep in haar binnenste deden daveren. Sinds de pacificatie en de komst van een aantal oud-militairen die aan de voet van de favela wonen, zijn de bailes funk echter verleden tijd. Het leven in Chapéu Mangueira is rustiger geworden. Sinds een paar jaar zijn er zelfs enkele pensionnetjes geopend. Toeristen hebben er een magnifiek uitzicht over Copacabana, geen kat die hen lastigvalt. Over het algemeen is het niet slecht toeven in Chapéu Mangueira. Toch is de misdaad er nooit uit de lucht. Twee weken geleden werden er nog twee jongens doodgeschoten. Over de omstandigheden doen verschillende verhalen de ronde. Ze waren op zoek naar drugs, horen we van buurtbewoners van Copacabana. De bende van Anderson zou ermee te maken hebben gehad. ‘Al zullen ze dat nooit toegeven’, krijgen we nog mee.

Anderson en co. zien er in elk geval niet bepaald onschuldig uit. Het groepje mannen dat ons opwacht aan de kleine binnenplaats in het hart van de favela, kijkt ons uitermate wantrouwig aan, sommigen met rood aangelopen ogen van de cannabis. We stommelen door steegjes, passeren een pitbull die door zijn baas moet worden tegengehouden om ons niet aan te vallen, bewonderen het vertrek-met-zicht-op-zee dat Anderson aan het verbouwen is, en klimmen ten slotte een gammele ladder op naar een plat dak van een half afgebroken woning. Vlak achter ons baadt het regenwoud op de bergflank in het laatste zonlicht, voor ons liggen Rio en de Atlantische Oceaan te schitteren in een gouden gloed.

‘In Copacabana zal ik nooit wonen’, zegt Anderson. Het klinkt verbitterd. ‘Al had ik het geld, ik zou het niet willen. Waar anders dan hier heb ik een beter uitzicht? Daar betaal ik in Copacabana een kapitaal voor, hier kost het bijna niets. En daarbij: ik hoor daar niet thuis, mijn wortels liggen in Chapéu. Ik ben een favelado en zal dat altijd blijven.’

Anderson woont al vanaf zijn geboorte in de favela, al 27 jaar lang. ‘Als jonge tiener verdiende ik mijn geld in de bouw, in het bedrijfje van mijn oom. Tot ik werd bedreigd door leden van het Comando Vermelho(een van de grootste criminele bendes in Rio, nvdr.). In 2008 probeerde de bende onze favela over te nemen. Ik besloot me niet te laten intimideren en stortte me met volle overtuiging in de strijd om de favela. Tot 2011 werden hier verschillende grote drugsoorlogen uitgevochten. De politie is toen gestart met het pacificatieproces. Met veel machtsvertoon nam ze de favela over. De drugsbazen waren ervan op de hoogte en zijn allemaal gevlucht. Sindsdien is de leiding van de favela niet meer in handen van de grootste drugsdealer.’

‘Momenteel wonen een paar duizend mensen in Chapéu’, gaat Anderson verder. ‘Nog geen vijf procent daarvan is crimineel, schat ik. De meesten hebben een baan, maar vaak gaat het om slecht betaalde jobs. Ze kunnen hun kinderen geen normale opvoeding geven, laat staan kansen bieden om verder te studeren. Zo’n leven zag ik niet zitten. Ik had geproefd van het makkelijke geld en ik wilde meer. Twee jaar geleden heb ik daarom mijn eigen bende opgezet. Ik had het voordeel dat iedereen me kende; mijn vader is vroeger nog een tijdje de baas van Chapéu geweest. De bewoners keuren af wat we doen, maar ze weten dat we hun nooit iets zullen aandoen. Als we iemand beroven, dan is het in Copacabana, nooit hier. Ik zal mijn medebewoners altijd beschermen, ik zal voor hen opkomen, en dus houden ze – meestal – hun mond tegen de politie. Ik maak me ook geen illusies. Ik ken favela’s waar de leiders echte rotzakken zijn. Op den duur worden ze aangegeven door buurtbewoners, ze blijven nooit lang aan de macht. Daarom proberen wij geweld zo veel mogelijk te vermijden.’

Coke uit Colombia

De favela pal naast Chapéu heet Morro di Babilonia. Een rivaliserende bende, het ComandoVermelho, is er actief, ondanks de aanwezigheid van de vredespolitie. Soms zijn er ruzies tussen de bendes, maar over het algemeen is het vredig in beide wijken. ‘De politie weet wie we zijn en wat we doen’, zegt Anderson. ‘Ze laten ons meestal met rust, zolang er geen geweld wordt gepleegd. Toch is het een erg onstabiele situatie die elke dag kan veranderen. We zitten qua drugshandel namelijk op een goeie plek, dicht bij Copacabana met al zijn rijke toeristen. Andere bendes azen daar ook op. Hoewel wij relatief gezien niet zoveel verdienen. Wij zijn onze business nog aan het uitbouwen.’

Die business is handel in cocaïne. ‘Ik koop de coke aan van een dealer uit Colombia. Ik ontmoet hem altijd in een favela waar de politie niet voortdurend aanwezig is. Soms komt de coke via het zuiden binnen, via Paraguay, soms komt het spul rechtstreeks uit Colombia. Gewoonlijk koop ik tussen de twee en vijf kilo per keer aan. Het gebeurt ook dat ik een voorraad in beslag genomen cocaïne van de flikken overkoop. In plaats van de coke officieel aan te geven, verdienen ze dik geld door ze aan jongens zoals ik te verpatsen. De politie verdient niet slecht, maar ook niet geweldig. Dus zijn ze vatbaar voor omkoping. En daarvan profiteren we graag.’

‘Voor het vervoer van de coke doe ik een beroep op een mooie vrouw ofwel een jong kind. Die lopen de minste kans om te worden aangehouden. De coke die ik aankoop, is zo puur mogelijk. Daarna ga ik er zelf mee aan de slag. Heb ik bijvoorbeeld een kilo zuiver of bijna zuiver spul, dan verwerk ik dat tot twee kilo. Door het te versnijden met bakpoeder – dat wordt overal gedaan – en met cafeïne. De andere ingrediënten die ik erin stop, zijn geheim. Voor 1 kilo zuivere coke betaal ik 14.000 real (zo’n 4650 euro, nvdr.). Nadat ik die heb versneden, levert me dat in totaal pakweg 50.000 real op (ruim 16.500 euro, nvdr.). Voor een buisje van 2 gram vraag ik 25 real (ongeveer 8,30 euro, nvdr.). Per week verdien ik gemiddeld 10.000 real met het dealen van coke en tussen de 6000 en 8000 real met de verkoop van marihuana.’

Een gemiddeld inkomen van 5000 euro per week. Wat doet een 27-jarige daarmee? ‘Vooral wapens kopen. Mitrailleurs, pistolen, handgranaten. Die kosten ons handenvol geld, omdat de politie er regelmatig beslag op legt. Dus moeten we er weer nieuwe aanschaffen. We helpen ook mensen in onze gemeenschap. Sommigen accepteren ons geld, anderen willen het niet aannemen. En we kopen nieuwe drugs aan natuurlijk.’

Mensonterend walgelijk

Zelf roken ze alleen cannabis, beweert Anderson. Intussen is de nacht gevallen over Rio. De vier andere bendeleden die mee op het dak geklommen zijn, komen los. De oudste, 42 is hij, heet Carlos. In de favela is hij beter bekend onder zijn bijnaam Cara Preta (letterlijk: zwart gezicht). ‘Het is niet slim om zelf aan de coke te zitten’, vertelt hij. ‘Als je het altijd bij de hand hebt, raak je snel verslaafd. Dat willen we voorkomen. Voor ons is dit serieuze business: we moeten ons hoofd erbij houden, anders loopt het verkeerd af.’

Ze hebben elk hun eigen reden om geld te verdienen met de verkoop van drugs. ‘Mijn vader is doodgeschoten door de politie. Per ongeluk. Dit is mijn wraak.’ Of: ‘Ik heb drie jaar in de gevangenis gezeten, de politie mishandelde me stelselmatig. Toen ik vrijkwam, zat ik vol woede. Op deze manier keer ik me tegen hen.’ Maar ook: ‘Het is makkelijk verdiend. We zijn gewend aan het snelle geld en aan de vrouwen die erbij horen.’

Met crack houden ze zich niet bezig. Omdat mensen daar zo zwaar verslaafd aan raken, dat ze niet meer weten wat ze doen, klinkt het. ‘Crack is goedkoop’, zegt Luiz, met zijn achttien jaar de jongste van de vijf dealers. ‘Er zijn zelfs kinderen die het gebruiken. Afkicken van crack schijnt twintig keer erger te zijn dan van andere zwaar verslavende drugs. Van menselijke waardigheid is er geen sprake meer. Daar willen we niet aan meewerken. Het is mensonterend walgelijk. Bovendien willen we geen crackverslaafden in onze favela, de criminaliteit zou enorm toenemen.’

Net als de rest heeft Luiz een bloedhekel aan de politie. Het politiekorps van Rio heeft een barslechte reputatie. Het zou tot de meest gewelddadige en ook de meest corrupte van het land behoren. ‘Een vriend van ons werd onlangs aangehouden. Hij had niets gedaan, had geen drugs op zak, maar een politieman nam hem mee naar boven, het bos in. Toen hij op zijn knieën zat, schoot de agent hem twee keer in zijn schouder. Daarna wandelde hij gewoon weg, waarschijnlijk in de hoop dat mijn vriend zou doodbloeden. Gelukkig was hij sterk genoeg om op te staan en hulp te zoeken. Dit is zeker geen alleenstaand geval. Vraag het maar aan de bewoners van de favela, als je ons niet gelooft. Heel wat mensen hebben een zoon die gewond is geraakt of gestorven door een politiekogel. Veel agenten zijn gefrustreerd, van tijd tot tijd pikken ze er een zondebok uit om zich te wreken.’

‘Nu de vredespolitie aanwezig is in de wijk, hebben we wel minder last van de andere politiekorpsen’, weet Anderson. ‘Maar als ze komen, komt het eropaan ze om te kopen. Meestal lukt dat. Gemiddeld betalen we 100 tot 150 real (tussen de 33 en 50 euro, nvdr.) per politieman. En dan verdwijnen ze. Lukt dat niet, dan nemen ze onze drugs en wapens af, en verkopen ze die aan de favela hiernaast. Niet altijd natuurlijk, maar het gebeurt.’

Drugsoorlog op komst

Ver beneden ons, ergens op het strand, weerklinkt plots vuurwerk. Van de gigantische politieaanwezigheid op straat hebben ze geen last, zegt Carlos. ‘Het WK levert juist extra geld op. We verkopen meer dan anders, een aantal toeristen weet ons perfect te vinden. Ook buitenlanders. De Zuid-Amerikanen kopen meer dan de anderen omdat ze vanuit Colombia sterker spul gewend zijn dan het onze. Ze hebben meer nodig dan de doorsnee Europeaan.’

De bendeleden profiteren ervan zolang het kan. ‘Binnen een paar maanden verwachten we een inval van de Amigos dos Amigos(een beruchte bende uit Rio, nvdr.). Die gasten willen onze handel overnemen’, licht Carlos toe. ‘De vrede is helaas maar tijdelijk. Tenzij ze een goeie deal met ons willen sluiten. Dan willen we praten. Gebeurt dat echter niet, dan bereiden we ons voor op het ergste. Het Comando van de favela hiernaast zal zich er ook mee bemoeien. De politie uiteraard ook. En daarnaast zijn er nog de milities. Bendes gevormd door voormalige politieagenten en militairen. Als zij zich ook in de strijd mengen, dan vrees ik dat er veel doden zullen vallen. Maar we hopen dat de Amigos dos Amigos in een vuurgevecht met de politie terechtkomen, dat ze worden verjaagd of doodgeschoten, en dan kunnen wij opnieuw onze gang gaan.’

‘En dat is nog niet alles’, zegt Anderson. ‘De vorige leider van onze favela zit momenteel in de gevangenis. Aanvankelijk ging hij ermee akkoord dat ik zijn positie overnam, maar toen liet hij vanuit de gevangenis iemand van onze bende vermoorden – het lijk werd daarna in brand gestoken. Nu is hij onze vijand. Zodra hij vrijkomt, zal hij de macht opnieuw willen overnemen. Ook met hem hebben we straks af te rekenen.’

Of ze soms schuldgevoelens hebben als drugsdealers, willen we weten. Alle vijf knikken ze van ja. ‘Maar als wij het niet doen, komt er een andere bende’, besluit Anderson na een lange discussie met de rest. ‘En die zullen zich niet bekommeren om de bewoners. Ze zullen hen afpersen en terroriseren, terwijl wij onze gemeenschap willen behoeden voor geweld. In zekere zin houden we de vrede in stand door te blijven dealen. Ik heb ook geprobeerd om ermee te stoppen. Maar het lukte niet, het is zo verdomd moeilijk om eruit te stappen. Dit leven is bijna even verslavend als de drugs die we verkopen. Toch wil ik dit niet tot mijn vijftigste blijven doen. De kans dat je in de bak belandt, is groot. Ooit wil ik een ander leven. Later, als ik genoeg geld heb.’

In de buurt van het FIFA Fan Fest, op het strand van Copacabana, zien en horen we opnieuw vuurwerk de lucht instuiven. ‘Bende zotten’, lacht Anderson wat smalend. ‘Toegegeven, het ís een stuk rustiger in de sloppenwijken sinds het WK. Niet alleen vanwege de horden politieagenten, maar ook door het voetbal zelf. Wie heeft er nu zin om oorlog te voeren tijdens een voetbalmatch? Daar moet je bij de Brazilianen niet mee aankomen. Maar zodra het WK afgelopen is, is het gedaan met de pret. Al zal de politie het geweld in toom trachten te houden met het oog op de Olympische Spelen in 2016. Rio moet blijven schitteren, koste was kost. Kom over twee jaar maar eens terug, als de Spelen voorbij zijn. Ik vrees dat we heel snel zullen afglijden naar de situatie van vroeger.’

Van de bijna 800 favela’s in Rio de Janeiro zouden er zo’n 100 zijn gepacificeerd. Hoewel veel mensen verlost zijn van de terreur van de lokale drugsbendes, is het er in sommige wijken juist onveiliger op geworden omdat de bendes strikte regels hanteerden waaraan niemand zich nu nog houdt. Hier en daar klinkt zelfs de roep om de terugkeer van verjaagde drugslords. Rio gaat nog zware tijden tegemoet.

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S BENOIT DE FREINE

‘Het gebeurt dat ik een voorraad in beslag genomen cocaïne van de flikken overkoop.’

‘Ik ken favela’s waar de leiders echte rotzakken zijn. Die worden op den duur aangegeven door buurtbewoners. Daarom proberen wij geweld zo veel mogelijk te vermijden.’

‘Een kilo zuiver of bijna zuiver spul verwerk ik tot twee kilo. Door het te versnijden met bakpoeder en met cafeïne.’

Schuldgevoelens? ‘Als wij het niet doen, komt er een andere bende. En die zal zich niet bekommeren om de inwoners.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content