In Vlaanderen is de werkloosheid helemaal niet van de baan. ACV- leider Luc Cortebeeck heeft goede redenen voor die stellingname.

Zijn er nog werklozen in Vlaanderen? De neiging bestaat om nee te antwoorden. Werkgevers klagen steen en been over grote moeilijkheden die ze ondervinden om geschikte nieuwe medewerkers aan te trekken. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) boekt maand na maand recordaantallen aan vacatures, en de personeelsadvertenties in de media winnen gestaag aan gewicht en volume. Economieminister Eric Van Rompuy (CVP) jubelde vorige week in deze kolommen dat de werkloosheidsgraad in Vlaanderen daalde tot 5,3 procent en voor de mannen zelfs tot net boven de drie procent. Ook CVP-voorzitter Marc Van Peel toetert langs alle kanten uit dat de werkloosheid niet meer bedraagt dan vier of vijf procent.

Luc Cortebeeck, de leider van het Vlaamse ACV, ergert zich aan die euforie. “Ik vrees dat sommigen de politieke verkiezingen voorbereiden met de boodschap dat Vlaanderen geen werkgelegenheidsproblemen meer kent. Het is waar, de economie draait aan, de werkgelegenheidsmaatregelen hebben stilaan effect. Ik ontken niet dat de werkgelegenheid verbetert, gelukkig maar. Maar wij moeten ook niet te vroeg victorie kraaien. Een werkloosheidsgraad van 5,3 procent, dat is een verkeerde boodschap. Het cijfer klopt niet. En het is een gevaarlijke boodschap, omdat ze vertelt dat er voor de werkgelegenheid geen inspanningen meer nodig zijn. De echte werkloosheidscijfers tonen echter aan dat er een grote groep mensen zonder baan zit. Dat is een potentioneel gevaar: die werklozen blijven niet stil zitten, op een bepaald ogenblik breken ze uit. Hooliganisme en zo. De werkloze migranten kunnen niet buiten de samenleving blíjven staan. Die gaan revolteren.”

De Vlaamse arbeidsmarkt is redelijk doorzichtig. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsvoorziening en Beroepsopleiding verzamelt zorgvuldig zijn cijfers. Het door de federale en regionale overheid erkende Steuntpunt WAV (werkgelegenheid, arbeid en vorming) levert op dat vlak baanbrekend arbeidsmarktonderzoek.

Op basis van die algemeen bekende cijfers berekende de Vlaamse vakbond dat de echte werkloosheidsgraad 10,23 procent beloopt. Dat is dan nog afgezien van de oudere werklozen, de bruggepensioneerden en enkele andere categorieën. Het handelt hoe dan ook duidelijk om meer dan een aanvaardbare frictiewerkloosheid van drie of vier procent.

Dat verschil tussen een werkloosheidsgraad van 5,3 procent en een van 10,23 procent (bijna het dubbele!) vloeit voort uit het feit dat de overheid graag de opgesmukte cijfers van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) gebruikt. Zij tellen de werklozen op zijn Amerikaans, met een steekproefenquête die alleen diegenen als werklozen noteert die de voorbije veertien dagen naar werk hebben gezocht. “Dat is natuurlijk een redenering die wij niet volgen”, zegt Cortebeeck. “Dat soort cijfermateriaal is misleidend.”

Zowel het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen als het aantal niet-werkende werkzoekenden (jongeren, OCMW-steuntrekkers, herintredende huisvrouwen…) daalden de voorbije twaalf maanden met een forse elf procent. En in vergelijking met het recordniveau van eind 1996 zelfs met een derde. In het Vlaams werkgelegenheidsakkoord van december 1995 kwamen regering en sociale partners overeen om ergens rond het jaar 2000 de werkloosheid te halveren tot 138.000 eenheden. Momenteel zijn er ruim 400.000 werkzoekenden.

DE OPGESMUKTE CIJFERS VAN SMET

Luc Cortebeeck breekt binnen in de trukendoos van de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP). Hij beweert dat de daling van de werkloosheid in Vlaanderen sedert eind 1996 met 91.000, voor 34.000 of 38 procent van de gevallen het resultaat is van statistische toilettage. De minister zuiverde de oudere werklozen (vijftigplussers) uit de cijfers weg, wegens zogezegd niet meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt. En het aantal schorsingen van zogenaamd abnormaal langdurige werklozen verbeterde de werkloosheidsstatistiek met 22.251 eenheden.

Het Vlaamse ACV bundelde zopas tien redenen om de strijd tegen de werkloosheid niet te verslappen. Onder meer haalt de vakbond aan dat de beroepsbevolking nog tot 2006 verder aangroeit. Het Steunpunt WAV berekende dat voor eenzelfde activiteitsgraad in Vlaanderen als in de buurlanden, er nog een kwart miljoen mensen op de arbeidsmarkt komen. De groei van de beroepsbevolking heeft de jongste jaren de daling van de werkloosheid afgeremd. De jongste twee jaar traden 21.000 mensen meer tot de arbeidsmarkt toe, sedert 1990 niet minder dan 163.000. Maar Cortebeeck is niet te beroerd om te bekennen dat de ondernemingen die opgevangen hebben.

Voorts blijft een immense reserve van 452.000 vrouwen, die zich niet voor werk aanbiedt, als een zwaard van Damocles boven de arbeidsmarkt hangen. Vele van hen verkiezen huisvrouw te blijven, maar jaar na jaar vinden er meer de weg naar het beroepsleven – of de werkloosheid.

Het aantal bruggepensioneerden daalde bovendien met 10.000 op twee jaar tijd. Het is maar dat de overheid het niet vergeet, zegt Cortebeeck: de verhoging van de wettelijke brugpensioenleeftijd vermindert de kracht van het instrument om de jeugdwerkloosheid op te slorpen. Daarentegen staat dat het halftijds brugpensioen, dat nog niet echt werkte, nu succes begint te boeken. Cortebeeck: “Mensen verkiezen een zachte uitloop van hun loopbaan boven de plotse vervroegde stop. Dat is een goeie redenering.”

Ook wijst de ACV-leider erop dat deeltijdwerk altijd deeltijdse werkloosheid verbergt. Cortebeeck herinnert eraan dat het rapport van de secretaris-generaal van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Michel Jadot tot de conclusie komt dat slechts tien procent van de deeltijdwerkers dat “met volle goesting” doet. Zeker een kwart van hen zou liever voltijds werken, of in elk geval meer uren per week.

DE INFORMATICUS WORDT WERKLOOS

Er bestaan duidelijk knelpuntberoepen, niemand kan dat ontkennen. Ondernemingen krijgen het steeds moeilijker om ingenieurs, informatici, tekenaars, technici, verkopers en kaders te vinden, en zelfs verpleegkundigen, horeca- en secretariaatspersoneel, en kappers en beenhouwers. Maar Cortebeeck waarschuwt: men moet ook niet overdrijven. Van de 28.000 vacatures voor knelpuntberoepen schreef de VDAB er uiteindelijk 2700 af als oninvulbaar – dat is 9,7 procent. Terwijl er voor 3,2 procent van de probleemloze vacatures evenmin eeen kandidaat te vinden was.

De toekomst van de arbeidsmarkt laat zich moeilijk voorspellen. Aan welke jobs is binnen vier of vijf jaar behoefte? Niemand kan het zeggen, maar jongeren moeten wel nú een studierichting kiezen. Het risico bestaat dat het onderwijs toekomstige werklozen vormt. Zo krijsen de ondernemingen nu om informatici, maar als na 2000 de euro goed en wel is ingevoerd en het millenniumprobleem in de software van de computers is opgelost, stort die markt in mekaar. Wie nu informaticastudies aanvat, is er straks wellicht aan voor zijn moeite. Hetzelfde voor de verpleegkundigen, waaraan nu een tekort is en straks waarschijnlijk een overschot.

Knelpuntberoepen hebben veel te maken met de kwaliteit van de arbeid of met de verloning. Het valt op dat het probleem zich het scherpste stelt in de kleinere bedrijven. Cortebeeck pleit ervoor om de kwaliteit van de arbeid in ere te herstellen. Op de slechte arbeidsmarkt van de afgelopen jaren brachten de ondernemingen daar nog weinig belangstelling voor op. Kwaliteitsverbetering kan volgens Cortebeeck veel behelzen. Arbeidstijden, bijvoorbeeld. De werkgever heeft zijn vraag naar arbeidstijd, de werknemer de zijne, onder andere om werk en gezin beter te koppelen. Dat moet bespreekbaar zijn, vindt Cortebeeck, net als de aanpassing van de werktijden aan het openbaar vervoer enzovoort.

Werklozen krijgen vaak het verwijt dat ze nestelen in hun werkloosheid en zich op de arbeidsmarkt geen inspanningen getroosten. Dat hoort het ACV niet graag vertellen. De werkgevers hoefden in de voorbije jaren niet te investeren in opleiding. Ze vingen de jongeren nog aan de schoolpoorten op. Meestal namen ze op de koop toe mensen in dienst met een hogere opleiding dan nodig voor de job – waardoor minder-opgeleiden naar de werkloosheid versluisden. Dat blijkt nu te veranderen: opleiding en vorming is nu een populair werkgeversthema. De ondernemingen willen er zelf iets aan doen.

WIE WERKT, WERKT MEER DAN VROEGER

De daling van de werkloosheid wordt ontegensprekelijk afgeremd door de stijging van de gemiddelde arbeidsduur per werknemer. De werkelijke wekelijkse arbeidstijd klom (licht) tot 37 uur en, verrassend genoeg, voor deeltijdwerkers tot 20,8 uur, wat een stuk meer is dan een halftijdse job. Cortebeeck leert daaruit dat het fout is te beweren dat de werkgelegenheid in Vlaanderen niet groeit en dat er alleen meer deeltijdwerk is gekomen. Het ene compenseert het andere. Wie werkt, voltijds of deeltijds, werkt meer dan vroeger. Alleen, op een té korte tijd van zijn loopbaan. Daarmee is het probleem van werkdruk en stress ten volle gesteld.

Een aantal werklozen zal moeilijk op eigen kracht een plaats op de gewone arbeidsmarkt innemen. Zij moeten schuilen in de sociale economie. Het decreet sociale economie is eindelijk van start gegaan. In een aantal gevallen vertegenwoordigt de sociale werkplaats het opstapje naar de gewone arbeidsmarkt, maar anderen zullen niet over de drempel geraken. Daarom blijft er behoefte aan een sociale economie: met een negenhonderdtal arbeidsplaatsen valt die nu nog altijd zeer marginaal uit.

“Uiteindelijk is de economische groei zeer precair”, verwittigt ACV-leider Luc Cortebeeck. “Azië, Rusland, Zuid-Amerika; er heerst crisis op de beurzen, de economische groeit verslapt, de daling van de werkloosheid vertraagt.” De Golfcrisis gaf al een les in de snelheid waarmee internationale markten kunnen veranderen. Van 1983 tot 1990 daalde de werkloosheidsgraad in Vlaanderen van 17,8 naar 8,8 procent, meer dan een halvering. Tegen halfweg 1993, drie jaar later, zat de werkloosheid opnieuw op 12,6 procent. “Wie nu zegt dat de werkloosheid in Vlaanderen opgelost is, belazert de kluit”, besluit Luc Cortebeeck.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content