De werkloosheid lijkt een onoplosbaar probleem. Tussen alle vragen en twijfels is er één zekerheid : de baan-voor-het leven verdwijnt.

De werknemer die vandaag nog niet overtuigd is dat hij morgen als kleine ondernemer zijn werkkracht moet verkopen, is overmorgen reddeloos verloren.? Dat kwam de succesrijke Amerikaanse goeroe William Bridges, deskundige in transition management en auteur van de best-seller ?Jobshift : de vaste baan gaat eraan?, in Brussel vertellen. De uitspraak paste overigens wonderwel op de studiedag van Upedi, de beroepsvereniging van de interimkantoren, over de arbeidsmarkt en de werkgelegenheid in de 21ste eeuw. Het klonk de uitzendondernemingen als muziek in de oren dat de beroemde Bridges wilde voorspellen dat de levenslange voltijdse baan tot het verleden behoort en dat de opgang van de tijdelijke arbeid maar een afspiegeling vormt van de flexibilisering van de arbeidsmarkt die te wachten staat.

Inderdaad, de company, die niet alleen zijn mensen werkzekerheid bood maar hen ook bij ziekte en gezinsproblemen bijstond en zelfs de onspanning organiseerde, bestaat niet meer. IBM gold als het wereldberoemde voorbeeld, maar sedert het begin van de jaren negentig later dan de anderen massaal aan het afdanken ging, schijnt IBM te staan voor ?I’ve Been Moved? ?Ik ben ontslagen?.

Ook bij ons kijkt het tegelijk globaliserende en zich tot de kernactiviteiten afslankende Bekaert nu haast ongelovig terug op het patronalisme van Leon Bekaert. In de jaren vijftig nog was Zwevegem een synoniem van Bekaert, met maatschappelijke zekerheden recht uit de pauselijke encyclieken Rerum Novarum en Quadragesimo Anno. In ?Staalkoord. Het verhaal van een winner? beschreef bedrijfsauteur Jan Deloof het tien jaar geleden al als een vorm van preconciliaire huiduitslag dat de onderneming van Leon Bekaert ijveraars tegen schuine moppen aanstelde, een moraliserende toon voerde in het personeelsblad, mannen en vrouwen streng gescheiden hield althans in de kantoren, want in de fabriek waren er geen arbeidsters , en principieel geen getrouwde vrouwen aanwierf. Maar wie er eenmaal werkte, bleef er werken, en met een grote zekerheid volgden zijn kinderen.

Dat is niet langer zo. De onaantastbare ondernemers van weleer waarborgen hun medewerkers geen zekerheid voor het leven meer, zelfs geen werkzekerheid op korte termijn. Union Minière, Philips, Alcatel Bell en zelfs halve staatsbedrijven als Belgacom sluiten hele afdelingen en zelfs hele fabrieken en sturen hun overtollige arbeidskrachten naar de werkloosheid of vervroegd in het brugpensioen. Renault komt zo’n nieuws aankondigen als een bagatel, tussen twee treinen naar Parijs.

Zij kunnen niets anders, herhaalde Hugues de Jouvenel van Futuribles International en internationaal expert in ?toekomstleer? op de Upedi-studiedag. Produceren wordt steeds immateriëler, de postindustriële maatschappij is die van de diensten. Bovendien schept de globalisering van de economie een scherpe wereldwijde concurrentie. En daarbovenop : grote groepen vormen een netwerk over de wereld, zij komen los van de territoriale logica waarop de nationale souvereiniteit stoelt. Met andere woorden betekent dit laatste dat de wereldbedrijven geen vaderland meer hebben of dat landen hun nationale bedrijven verliezen. De toekomstdeskundige weet zeker dat in uren gemeten, de werkgelegenheid blijft inkrimpen. Dat is de onvermijdelijke tol van de productiviteitswinst. De Jouvenel bekent echter dat het een open vraag blijft of er een samenleving groeit die steeds dualistischer is, met weinig begunstigden en veel outcasts, dan wel of de werkgelegenheid integendeel opnieuw billijker wordt verdeeld.

FLEXIBILITEIT SCHEPT GEEN JOBS

Alle internationale instellingen van het Internationaal Monetair Fonds, over de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (de industriële-landenclub) tot de Europese Unie zelf bepleiten een grotere flexibiliteit op de arbeidsmarkt als oplossing van de werkloosheid. Deregulering dus : meer soepelheid door minder wetten en reglementen en minder sociale akkoorden. Dit is steevast het antwoord wanneer de werkloosheid omhoog schiet. In het begin van de jaren tachtig al zette de toenmalige minister van Tewerkstelling en Arbeid en huidig directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie, Michel Hansenne, de poorten open voor experimenten met de arbeidstijd. Tien jaar geleden sloten de sociale partners een nationale collectieve arbeidsovereenkomst over de flexibiliteit.

De werkgevers kregen heel wat soepelheid toegezegd : flexibele uurroosters, weekeindploegen, nachtarbeid ook voor vrouwen, korte opzegtermijnen voor de kaders, arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur, berekening van de arbeidsuren op jaarbasis om de overuren af te vlakken, versoepeling van de remmen op uitzendarbeid, stimulansen voor deeltijdarbeid… (De mogelijkheid ook bedienden tijdelijk werkloos te stellen, zou er volgens de werkgevers best zo snel mogelijk aan toegevoegd worden). ?De regering heeft nochtans geen religie inzake flexibiliteit,? luidt het vaste antwoord van minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP). ?Alleen waar soepeler arbeidsvoorwaarden of arbeidsorganisaties een bijdrage kunnen leveren tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid, werden de spelregels aangepast.?

De vakbonden spartelen tegen : al dat gesleutel aan de vaste baan van negen tot vijf is alleen aanvaardbaar als het tot meer werkgelegenheid leidt. Dat kan danig tegenvallen. De diensten van de Europese Commissie kwamen vorig jaar in een studie over ?Deregulering en werkgelegenheid? tot de conclusie : ?De deregulering van de arbeidsmarkt had de voorbije twintig jaar in de Europese Unie geen enkele positieve weerslag op de ontwikkeling van de werkgelegenheid.?

Om werkgelegenheid is het bij flexibiliteit dan ook niet te doen. ?Het gaat om een keiharde economische noodzaak,? luidt het bij het VBO. Een soepeler inzet van het personeel verlaagt de arbeidskosten en laat de arbeidsorganisatie beter gesmeerd verlopen. Flexibiliteit versterkt de concurrentiekracht van de ondernemingen. Het heeft niks ideologisch, het is pure economie. Alleen maar in de marge duikt het argument op dat meer concurrentiekracht de werkgelegenheid beschermt, misschien wel doet groeien.

De ?oplossing? voor de werkloosheid bestaat, in België zowel als in de andere lidstaten van de Europese Unie, vooralsnog uit het organiseren van werkloosheid, het laten inkrimpen van het aanbod op de arbeidsmarkt. Meer productie en nieuwe producten en diensten en dus meer arbeid , daar vecht de hele wereld voor en dat kan dus geen redding brengen. Bijgevolg blijft men steken bij brugpensioen, loopbaanonderbreking, werktijdverkorting, tijdelijke werkloosheid, deeltijdse arbeid, uitzendjobs…

WERKNEMERS ZIJN CONCURRENTEN

?Flexibiliteit is niet het gevolg van het egoïsme van de werkgevers, wel van de simpele behoefte om alles zo snel en efficiënt mogelijk te laten verlopen. De traditionele job, zoals we die vandaag nog kennen, staat daarbij in de weg,? zei William Bridges in Brussel. De arbeidsplaats zoals die nu bestaat voltijds, van aanwerving tot pensioen, met een vast beschreven taak ontstond amper 150 jaar geleden als een product van de industriële revolutie. Maar de mensen zijn dat zo gewoon dat ze het beschouwen als de enige vorm van arbeidsorganisatie.

Dat soort jobs zal verdwijnen omdat in de postindustriële maatschappij, in de kennismaatschappij dus, de mensen met informatie en kennis werken. Dat immateriële valt niet op te splitsen in arbeidsplaatsen met jobbeschrijvingen. Dankzij de nieuwe communicatiemiddelen verdwijnt evenzeer de vaste arbeidsplaats. Een onderneming kan om het even waar werken. En net zoals de concurrentie tussen de ondernemingen verscherpt de concurrentie tussen de werknemers : er zal altijd iemand bereid zijn om dezelfde prestatie te leveren tegen een lager loon.

William Bridges voorspelde dat de arbeidsmarkt zal uiteenspatten in een veelheid van kleine ondernemers, die voor specifiek en per definitie tijdelijk werk, hun arbeid verkopen. Vandaar zijn verwijzing naar de uitzendarbeid : de huidige uitzendkrachten staan model voor de voltijdse werknemers van de toekomst. Ze voeren alleen het echt nodige werk uit en zijn niet met één specifieke job geassocieerd.

Net nu vindt Anthony Sampson met zijn ?Company Man, The Rise and Fall of Corporate Life? nogal wat gehoor. De Britse publicist, volgens wie Engeland in zekere zin terugkeerde naar de economische onzekerheden van de negentiende eeuw, vreest dat het nieuwe bedrijfsleven een gevaar inhoudt voor de sociale stabiliteit van de samenleving. Sampson noteert dat niet weinigen in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië enerzijds de economische dynamiek bejubelen die logge bureaucratieën als overheden en grote multinationals wakker schudde en anderzijds betreuren dat familiebanden verslappen, wat misdaad, drugsgebruik en sociale desintegratie in de hand werkt. Volgens Sampson hebben die twee ontwikkelingen rechtstreeks met elkaar te maken en is sociale desintegratie een direct gevolg van het primaat dat de jongste jaren aan ?de markt? wordt gegeven. ?De overgang van de industriële naar de kennismaatschappij zal wellicht gepaard gaan met veel sociale onrust,? beweert de Britse goeroe. ?Niemand is er klaar voor. Het onderwijs moedigt jongeren nog altijd aan om te studeren met het oog op een welbepaalde job. De vakbonden denken nog in termen van jobcreatie en -behoud. Vechten voor een stabiele arbeidsmarkt is niet meer zinvol. De syndicale organisaties moeten hun actieterrein verleggen naar de vorming en de begeleiding van de werknemer. Doen ze dat niet, dan staat hen te wachten wat elke organisatie overkomt die weigert zich aan te passen aan een gewijzigde omgeving : de macht wordt meer en meer uitgehold. Sommige vakbondsleiders hebben dat al begrepen. Helaas is dat niet altijd het geval voor hun achterban.?

Guido Despiegelaere

De job is een antiquiteit uit de industriële revolutie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content