Een onbereikbaar stukje strand. Fragmenten uit de Oudheid. Natuurgebieden die uniek zijn in Europa. Maar de toeristen, waar blijven de toeristen?

Ons mag hij niet meer op slechte gedachten brengen, maar hier hangt hij nog, de cowboy – nog even, over een jaar of drie moet hij ook hier, op last van Europa, definitief verdwijnen. Hij zit bij het kampvuur, samen met de collega’s, napratend over weer een dag hard labeur. Of hij zit te paard, turend over de prairie, eenzaam in gedachten verzonken. De man met de hoed, de zelfverzekerde oogopslag en de sigaret. Welcome to Marlboro country. Op de concurrerende affiches en posters – voor President, Karelia, Camel – wordt roken geassocieerd met freedom, pleasure, fun, levenslust en feestende vrienden. Winston gooit er voor de trouwe gebruiker zowaar zelfs een tombola tegenaan, met als hoofdprijs een terreinwagen. Er moet een tijd geweest zijn dat dit soort reclame overal in Europa een teken van vooruitgang was, van welstand, bevrijding en individuele emancipatie.

Ook het rookverbod in openbare gebouwen is in deze uithoek van de Europese Unie nog niet fanatiek ingevoerd. Zo kan de reiziger in de luchthaven van Alexandroupolis, een uurtje vliegen van Athene, ongegeneerd een sigaretje opsteken terwijl hij zijn bagage van de band haalt en een automobiel huurt om zich naar het stadscentrum te begeven.

***

De reisgidsen spreken elkaar tegen. In 1919 kreeg de stad zijn huidige naam, naar de toenmalige Griekse koning Alexander. Maar veruit de meeste bronnen verwijzen liever naar Alexander de Grote, die in de vierde eeuw voor Christus benevens de rest van de hem bekende wereld ook Thracië veroverde. Centraal in de luchthaven staat een buste van de legendarische Macedonische koning, die – in tegenstelling tot zijn leraar Aristoteles – geen onderscheid wenste te maken tussen ‘Grieken’ en ‘vreemdelingen’. Daarvan getuigt de zogenaamde eed van Alexander, die onder de buste staat gegraveerd: ‘Ik wens dat ieder van u, nu de oorlogen tot een einde komen, gelukkig en in vrede kan leven. Alle stervelingen zullen voortaan als één volk leven, verenigd, en vreedzaam werkend aan hun gezamenlijke welvaart. Ik ben niet geïnteresseerd in de afkomst of het ras van burgers. Ik maak alleen een onderscheid op basis van hun deugden. Voor mij is elke goede vreemdeling een Griek en elke slechte Griek erger dan een barbaar. Als er ooit geschillen zouden ontstaan, grijp dan niet naar de wapens, maar los ze vreedzaam op. Indien nodig zal ik optreden als uw scheidsrechter. Beschouw God niet als een dictatoriale heerser, maar als een Vader voor allen, zodat uw gedrag gelijkt op dat van broers en zussen in hetzelfde gezin.’

Alexandroupolis is de hoofdstad van het Griekse district Thracië. Een havenstad met pakweg zeventigduizend inwoners, die zich probeert te profileren als een uitermate kindvriendelijk vakantieoord, met meer speelpleinen dan hotels, en een permanente kermis op het strand. Buitenlandse toeristen lijken hier evenwel nog altijd een uitzondering. Dat geldt overigens voor de hele regio, die in reisbrochures wordt aangeprezen als ‘ untouched by tourism’en net daarom – een paradox uit het boekje – zo aantrekkelijk voor toeristen.

Aan de voet van de vuurtoren – het beroemdste gebouw van de stad, opgetrokken door de Russen in 1900, na de Turks-Russische oorlog – ligt de boulevard langs het strand. ’s Avonds, tot diep in de nacht, wordt hier geflaneerd, gedronken en gegeten.

***

In Komotini, een halfuurtje oostwaarts, werken Luis en Maria als reportagekoppel – hij fotograaf, zij journalist – bij de plaatselijke krant Chronos, ofwel De Tijd. Ze hebben mekaar vijf jaar geleden leren kennen in Londen, waar ze allebei studeerden. Het liefst waren ze daar gebleven. ‘Maar mijn vader, die eigenaar is van de krant, kon versterking gebruiken en dus ben ik teruggekomen’, zegt Maria. ‘Ik voel me hier goed, ik ken iedereen, de mensen zijn hier nog vriendelijk voor mekaar. Maar in Londen heb je natuurlijk veel meer mogelijkheden om iets te bereiken in je leven.’

Het marktplein is één groot café en staat vol met terrassen. ‘Dat is iets van de laatste jaren’, legt Maria uit. ‘Het zijn de studenten die de stad nieuw leven hebben ingeblazen. Tot voor kort was hier zogoed als geen uitgaansleven, geen theater, geen bioscopen.’ Ze lacht. ‘Maar wel een goede plek om kinderen op te voeden.’

Luis vindt het allemaal prima. Hij is het typevoorbeeld van de flexibele wereldburger, een volstrekt geglobaliseerde twintiger die zich tot levensdoel heeft gesteld om zoveel mogelijk culturen te leren kennen. Zes jaar geleden vertrok hij uit zijn geboorteland Mexico naar Londen. Via Maria belandde hij in Komotini, waar hij zich inmiddels helemaal thuis voelt. Hij spreekt uitstekend Grieks – aldus Maria – en kent de stad als geen ander. ‘Komotini is een multiculturele stad’, zegt hij. ‘Dit is de enige regio in Griekenland met moskeeën. Hier leven moslims, Grieken, zigeuners, en dat spreekt mij aan. Al is dat volgens mij ook de reden waarom deze regio zo lang verwaarloosd is: alsof men dit stukje Griekenland niet aan de buitenwereld wilde tonen. Het is pas sinds Griekenland lid is van de Europese Unie dat er werk wordt gemaakt van het wegennet, dat er wordt geïnvesteerd in industrie, dat de universiteit tot bloei is gekomen.’

Zoals bijna alle Polen katholiek zijn, zo zijn bijna alle Grieken Grieks-orthodox. De moslims die hier wonen, zijn ook Grieken, zegt Maria, maar toch zijn er problemen. Tja, hoe moet ze dat uitleggen? ‘In 1923 zijn mijn grootouders vanuit Turkije naar hier gekomen’, vertelt ze. ‘Dat was een grote volksverhuizing, honderdduizenden mensen die dagenlang te voet moesten reizen om een nieuwe thuis te vinden. Sommigen overleefden de tocht niet. De meeste moslims zijn toen naar Turkije verhuisd, en de meeste christenen naar Griekenland. Alleen hier in deze streek, en hier in Komotini, is een minderheid van moslims achtergebleven. Het zijn Turkogenic Greeks, Grieken, maar met Turkse genen. Ze spreken Grieks en Turks, hun kinderen worden ook in het Turks opgevoed, maar ze hebben dezelfde rechten als alle andere Grieken.’

Griekenland werd al in 1830 onafhankelijk van het Ottomaanse rijk. Wat nu Noordoost-Griekenland is, Grieks Thracië, werd daar pas in 1923 aan toegevoegd, met het verdrag van Lausanne, dat voorzag in een grootscheepse etnische reorganisatie. Etnische Grieken moesten Turkije verlaten en omgekeerd. Het verdrag van Lausanne bevatte collectieve rechten voor de respectieve minderheden die achterbleven.

Maar omdat het verdrag alleen spreekt van een ‘moslimminderheid’, leeft de Griekse overheid sindsdien op gespannen voet met deze gemeenschap, die haar etnische afkomst niet wenst te verloochenen. Jeugdbewegingen en scholen mogen zich niet expliciet als ‘Turks’ profileren. De import van lesmateriaal uit Turkije wordt bemoeilijkt. De Griekse overheid komt tussenbeide in de aanwijzing van religieuze leiders. Tot juni 1998 konden niet-etnische Grieken die het land verlieten, hun staatsburgerschap en alle bijbehorende rechten op sociale zekerheid en pensioen verliezen. De houding van de Griekse overheid ten aanzien van minderheden wordt fel bekritiseerd in rapporten van mensenrechtenorganisaties en volgt qua versoepeling of verstrenging de curve van de Grieks-Turkse relaties.

‘Griekenland steunt de kandidatuur van Turkije om op termijn lid te worden van de Europese Unie’, zegt Maria. ‘En dat is uiteraard een goede zaak. Hoe meer Europa, hoe beter. Het is de enige manier om een einde te maken aan alle verdeeldheid.’

***

‘Snij een stukje kaas door. Snij het nogmaals door. En nog eens. En nog eens. Uiteindelijk heb je een stukje dat te klein is om door te snijden. Dat is een atoom.’

Griekenland telt veel filosofische bedevaartsoorden. Abdera is er één van. Het is de geboorteplaats van Democritus, wellicht niet de uitvinder, maar wel de verspreider van het zogenaamde atomisme – de leer die zegt dat alles wat bestaat, is opgebouwd uit ondeelbare Zijnden. En de rest? Er is geen rest. Alleen de leegte – het niet-Zijnde – en atomen – het Zijnde. Alles is materie. En dus heeft alles een natuurlijke verklaring. God bestond niet voor Democritus, en onze vrije wil al evenmin. Alles is volstrekt gedetermineerd. Het goede leven, het gelukkige leven, bestond voor hem in serene aanvaarding, gelijkmoedigheid. De menselijke dwaasheid vermaakte hem evenwel zozeer dat hij de geschiedenis inging als ‘de lachende filosoof’.

Ook Protagoras werd hier geboren, in de vijfde eeuw voor Christus. Als Democritus een atheïst was, was Protagoras een agnost: over God, of de goden, kunnen we niets weten. Er is niets waarover we zekerheid kunnen verwerven, het hangt er altijd maar van af hoe je het bekijkt, wat je standpunt is – aan Protagoras wordt de uitspraak toegeschreven: de mens is de maat van alle dingen. In het normen-en-waardendebat van toen – de Grieken kwamen steeds vaker in contact met andere culturen en worstelden net als wij vandaag met de vraag of er universele waarden bestaan – was Protagoras in zekere zin een cultuurrelativist. Al erkende hij het belang van een morele opvoeding en socialisering van burgers om de samenleving te organiseren.

Protagoras was een sofist, die rondreisde en zijn kennis van het overtuigende spreken, de kunst van het gelijk krijgen, te gelde maakte. Er bestaat een prachtig verhaal over Protagoras en zijn leerling Euathlos, die zijn studies niet meteen kon betalen. Leraar en leerling kwamen overeen dat Euathlos pas moest betalen zodra hij zijn eerste rechtszaak gewonnen had. Protagoras spande, na afloop van de cursus, meteen een proces aan, om zijn geld op te eisen. Hij kon immers niet verliezen. Als Euathlos verloor, redeneerde Protagoras, moest hij betalen. En als Euathlos won, moest hij óók betalen. Euathlos dacht daar enigszins anders over. Als Protagoras wint, redeneerde hij, hoef ik niet te betalen, want dan heb ik mijn eerste rechtszaak verloren. En als Protagoras verliest, moet ik ook niet betalen, want dat is nu net de inzet van de rechtszaak.

Maar goed, daar komen nog geen toeristen op af, lacht Luis. Abdera is nochtans goed bewegwijzerd, heeft een toeristische dienst, de nodige horeca, en een paar archeologische sites.

Dat geldt minder voor Maroneia, een kuststadje waar het Griekse ministerie van Cultuur in samenwerking met de Europese Commissie ruim anderhalf miljoen euro investeert in de restauratie van wat een van de fraaist gelegen theaters in Griekenland moet zijn. Ver van de bewoonde wereld, met uitzicht op de Egeïsche zee, tussen de olijfbomen, aan de voet van de berg Ismaros – volgens de Griekse mythologie was het hier dat Odysseus de cycloop dronken voerde – heerst hier een gewijde stilte.

Om het strand te bereiken, moet een mens halsbrekende toeren uithalen, vijftien meter naar beneden langs de rotsen. ‘Wonderlijk’, verzucht Luis. ‘Het mooiste strand dat ik ooit heb gezien.’ Hij ziet de toeristen al liggen. De plaatselijke volksmond heeft zelfs al een wervend stukje tekst in de aanbieding. ‘Ze zeggen’, aldus Luis, ‘dat dit de plek is waar God de wereld schiep.’

Maar het zijn niet de zonnekloppers die in deze streek met vakantie komen. Het zijn vooral ornithologen, die aan hun trekken komen in de Nestos- en Evros-delta – waar meer dan 200.000 vogels komen overwinteren – en het Dadia-woud – waar je in het eco-toeristisch centrum met enig geluk een aantal zeldzame roofvogelsoorten kunt observeren.

***

Salim werkt bij Bülten Gazetesi, een krant voor de Turkssprekende gemeenschap in Komotini. ‘In de stad gaat het nog’, zegt hij. ‘Maar de boeren, die hebben het moeilijk.’

De Griekse landbouw, dat is tabak, katoen en kersen. Maar de kersenoogst is dit jaar mislukt. De boeren zitten zonder geld. En als je dan ook nog moslim bent, is het dubbel zo moeilijk om er financieel weer bovenop te komen, legt Salim uit. Een lening bij de bank is moeilijk te krijgen, net als landbouwsubsidies. Hier leeft men nog met het gevoel een tweederangsburger te zijn. Salim is zelf een moslim, maar hij stoort zich aan het leven op het platteland: ‘De vrouwen moeten sluiers dragen en zijn nog altijd ondergeschikt aan hun man. De kinderen krijgen geen fatsoenlijk onderwijs.’

Zijn hoop is helemaal gevestigd op Europa, voor hem een synoniem van vooruitgang, economische groei en vooral: toerisme. ‘Dat vragen de boeren zich ook af: de toeristen, waar blijven de toeristen? De mensen hier voelen zich verlaten’, zegt hij. ‘Het is pas sinds Griekenland lid is van de Europese Unie, dat wij moslims ons méns beginnen te voelen.’

Het wordt nog een lange weg, weet Maria. ‘Eén generatie zal niet volstaan om van deze streek echt een stukje Europa te maken.’

In zijn bekroonde boek The Balkans vertelt historicus Mark Mazower hoe christenen en moslims hier in de zestiende en zeventiende eeuw, onder Ottomaans bewind, samenleefden op het platteland. Omdat ze niet konden beslissen welke godsdienst nu de beste was, gingen sommigen op vrijdag naar de moskee en op zondag naar de kerk – om op zeker te spelen. Als de christelijke amuletten niet ‘werkten’ – tegen aardbevingen of mislukte oogsten -, gebruikte men voor alle zekerheid islamitische geluksbrengers. Mazower is het alleszins niet eens met de analyse van Samuel Huntington, die het in 1993, naar aanleiding van de oorlog in Bosnië, had over een ‘botsing van beschavingen’ in de Balkan: ‘Wat hiervan ook de verdienste is als een visie van de toekomst, het is evident dat het niet kan dienen als een model van het verleden van deze regio.’

De conflicten zijn in hoge mate politieke conflicten: daarover zijn Luis, Maria en Salim het eens. ‘Er worden geregeld business forums georganiseerd’, zegt Salim. ‘En heel wat Griekse en Turkse dorpen hebben vriendschapsbanden met mekaar aangeknoopt. Vooral sinds de aardbevingen van een paar jaar geleden, die zowel Griekse als Turkse dorpen hebben getroffen. Er wordt samengewerkt om beter voorbereid te zijn als zo’n ramp zich nog eens voordoet.’

Aan de rand van de stad, in één lange straat bomvol krotten, woont nog een andere minderheid: de Roma-zigeuners, over wie Günter Grass ooit schreef: ‘De Roma, die overal in Europa wonen, zijn Europeanen in de ware zin van het woord. De mensen die wij ‘zigeuners’ noemen, staan in ten minste één opzicht verder dan wij: ze zijn de natuurlijke bewoners van een Europa zonder grenzen.’ Net als in zovele andere Europese landen, klagen mensenrechtenorganisaties ook hier al jaren de discriminatie aan: huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs zijn ondermaats. Luis kent ook hier iedereen. Hij maakt geregeld reportages over de problemen, ook al – geeft hij toe – omdat hier heel wat sterke verhalen te rapen zijn: ‘Drugs, schiet- en vechtpartijen, meisjes die al tien abortussen achter de rug hebben…’

‘De overheid is bezorgd om Komotini’, zegt Luis. ‘Moslims worden steeds nauwer betrokken bij het stadsbestuur. De universiteit wordt beter gepromoot. En er is ook interesse van Europa. Een paar jaar geleden werd hier een Info Point Europe geopend, waar jongeren terechtkunnen als ze een beurs voor het buitenland willen aanvragen. De stad staat nu op de kaart, het is aan de jongeren om er iets van te maken.’

Joël De Ceulaer

‘Het is pas sinds Griekenland lid is van de Europese Unie, dat wij moslims ons méns beginnen te voelen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content