België is, samen met Nederland, de grootste producent van synthetische drugs in Europa. Maar de strijd tegen de illegale labs verloopt uiterst moeizaam. ‘De politie holt altijd achter de feiten aan’, stelt Ivan Van Parijs, drugsexpert van de federale gerechtelijke politie Gent. Met zijn boek Drugscompendium wil hij daar iets aan doen.

Hij is al meer dan twintig jaar beroepshalve ‘bezig’ met drugs. En het beeld dat hij schetst is weinig rooskleurig, vooral dan dat van de steile opmars van synthetische drugs. Vroeger was de situatie nog te overzien: de meeste labs bevonden zich in de grensstreek van België en Nederland. Uit een interne nota van de algemene directie van de gerechtelijke politie blijkt dat er tegenwoordig in het hele land labs gevonden worden en dat ze als paddenstoelen uit de grond schieten. Voor elk lab dat ontmanteld wordt, komen er vijf nieuwe bij.

Het is dus dweilen met de kraan open?

IVAN VAN PARIJS: Dat kun je wel zeggen, ja. Een van de grote problemen is dat iedereen die dat wil drugs kan maken. Het beste bewijs: we hebben onlangs een xtc-laboratorium ontmanteld in Gent. De man die voor de productie instond, bleek beroepsonderwijs te volgen. Hij werkte op leercontract bij zijn vader en had geen kennis van Engels of chemie. Hij had alles van het internet gehaald en maakte zo MDMA, een vorm van xtc.

Dat toont meteen ook de gevaren: hij voegde mierenzuur aan zijn pillen toe. Dat is een bijtend zuur dat je maar beter niet in je lichaam krijgt. Je weet als gebruiker eigenlijk nooit wat je binnenkrijgt. Af en toe loopt het grondig mis, maar in de drugswereld zijn er eigenlijk geen slachtoffers. Wanneer een gebruiker slachtoffer wordt, zal hij daar niet mee te koop lopen. Het is eigenlijk een wonder te noemen dat er niet meer doden vallen.

In uw boek Drugscompendium wil u naar eigen zeggen duidelijke informatie geven over alles wat er op de markt is, in de hoop dat politiemensen weten wat ze vinden als ze op een illegaal lab stoten. Leren ze dat dan niet in hun opleiding?

VAN PARIJS: De studenten krijgen wel een cursus over drugs, maar in de realiteit blijkt dat niet voldoende te zijn. Het is trouwens algemeen geweten dat de opleiding zich vooral op het aanleren van sociale vaardigheden richt. En dat gaat soms ten koste van een theoretische basiskennis. De bedoeling is dat politiemensen door zelfstudie en eigen opzoekingswerk aan hun vakkennis komen.

Loopt de politie zo niet per definitie achter de feiten aan?

VAN PARIJS: Ja, al zit het echte probleem eigenlijk bij de wetgever. Er is al jaren een kat-en-muisspel aan de gang tussen de producenten van synthetische drugs enerzijds en de wetgever anderzijds. Bij het beschrijven van de producten op de lijst van verboden stoffen wordt verwezen naar de samenstelling. Zo staat niet xtc op de lijst, maar wel de samenstelling van die pil. Door telkens een kleine aanpassing te doen omzeilen de producenten de wet. Als de samenstelling niet is zoals in de lijst staat, is er geen misdrijf en gaan ze vrijuit.

Is dat al vaak gebeurd?

VAN PARIJS: Jammer genoeg wel. Dat was bijvoorbeeld het geval in het dossier van de ‘Eva’-pillen. Eind jaren negentig doken die xtc-pillen met een ietwat andere samenstelling plots op. Grote heisa in de media, vanwege enkele ongelukjes met nietsvermoedende gebruikers die plots merkten dat de effecten sterker waren dan bij een gewoon xtc-pilletje. Na een grote inbeslagname startte een gerechtelijke procedure tegen de makers van de pillen. Maar omdat de samenstelling van de Eva-pil niet op de lijst van de verboden producten stond, moest de zaak worden geseponeerd. De wetgever kan die lijst wel vrij vlug aanpassen, maar de eerste keer gaan producenten van nieuwe middelen vaak vrijuit.

Inventief zijn als drugsproducent kan dus helpen.

VAN PARIJS: Mephedrone bijvoorbeeld, ook wel de nieuwe xtc genoemd, is in ons land zelfs nog niet op de verboden lijst geraakt. Het middel duikt sinds midden 2009 frequent op in het uitgaansmilieu. Maar we kunnen niet elke pil die we aantreffen meteen onderzoeken. Dat is onbegonnen werk. Het is maar bij grote inbeslagnames dat we naar de samenstelling van de pillen kijken. Er is in ons land nog geen mephedrone in beslag genomen. Dus kennen we de precieze samenstelling ervan niet en kan het product dus niet op de verboden lijst.

Is daar dan niets aan te doen?

VAN PARIJS: Ik ben zelf lid van het overlegorgaan Europees Netwerk Drugs, en daar wordt die vraag ook gesteld. Want dit is geen louter Belgisch probleem. Ook andere Europese landen gebruiken de stof-samenstelling om een product op de verboden lijst te zetten. We zijn volop aan het zoeken naar een goedwerkend alternatief. Vooralsnog hebben we dat nog niet gevonden.

Maar zelfs een andere omschrijving zal het probleem niet altijd oplossen. Producten die nu wel al op de lijst staan, kunnen immers toch nog aangekocht worden. Op het internet is zowat alles te koop. Grote zendingen komen via Zaventem en daar houden onze douanemensen heel wat tegen maar kleine gebruikershoeveelheden die via de post worden verstuurd, daar kun je weinig tegen doen. Het is onbegonnen werk om alle pakketjes te openen.

Kunnen er geen drugshonden worden ingezet?

VAN PARIJS: Die reageren niet op alle drugs. Dat is een beetje hetzelfde probleem als met de verboden lijst. Een hond moet je trainen om op iets te reageren, dus moet je het spul eerst in handen hebben. Als je geen mephedrone hebt, kun je je hond niet trainen om die drug te herkennen.

Dat is voor een stuk ook de bedoeling van mijn boek: door grondig te beschrijven hoe het spul eruitziet en er zoveel mogelijk foto’s bij te plaatsen krijgen politiemensen een beeld van waar het over gaat en weten ze wanneer ze iets in beslag moeten nemen.

In uw boek legt u ook uit dat politiemensen vaak niet beseffen wat de waarde van het afval in drugsonderzoeken is.

VAN PARIJS: Dat klopt. Zowel labs voor synthetische drugs als cannabisplantages produceren heel wat afval en dat moet ergens naartoe. Producenten kiezen vaak voor illegale stortplaatsen, maar soms gaan ze gewoon zoals u en ik met hun afval naar een containerpark. Ik zeg niet dat we door enkel vanuit het afval te vertrekken een lab zullen vinden. Maar het afval kan wel degelijk een belangrijk element in het hele onderzoek zijn. Aan de hand van de hoeveelheid afval van een xtc-lab kun je bijvoorbeeld perfect reconstrueren hoeveel dat lab geproduceerd heeft. Op de gevonden vaten kunnen serienummers staan, je kunt ook DNA-sporen of vingerafdrukken aantreffen. Allemaal dingen die iets kunnen opleveren. Alleen moeten zowel politiemensen als het personeel van de containerparken alert zijn voor dat soort zaken. Maar veelal heerst er onwetendheid en gaan heel wat kansen verloren.

Iedereen kan dus drugs maken, wie inventief is, kan aan vervolging ontsnappen, vrijwel alles is te koop op het internet, en de politie weet te weinig over drugs. U schetst niet bepaald een optimistisch beeld.

VAN PARIJS: Mijn boodschap is dat de steile opmars van drugs een maatschappelijk probleem is, dat je dus niet enkel politioneel kunt aanpakken. Alles begint bij de gebruiker. Als die geen drugs meer wil, valt de productie vanzelf stil. Het is volgens mij vooral aan de ouders om kinderen en jongeren weerbaar te maken en hen te wijzen op de gevolgen van drugsgebruik. Ook voor hen is dit boek bedoeld. Maar we mogen evenmin naïef zijn: het is een illusie dat we de drugsproblematiek ooit helemaal onder controle kunnen krijgen.

DOOR CATHY GALLE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content