‘VAN GESLACHT VERANDEREN WAS VOOR MIJ EEN FAIT DIVERS’

© /

Jongens die per se een meisje willen zijn, meisjes die ‘weten’ dat ze een jongen zijn. Het UZ Gent behandelt als enige ziekenhuis in ons land kinderen en jongeren die ervan overtuigd zijn dat ze in het verkeerde lichaam geboren zijn. Hun aandeel groeit stevig. ‘Soms komen jongens met de boodschap dat ze hun piemel willen afsnijden.’

25 jaar geleden werd Daan geboren als meisje. Dat dat een vergissing was, heeft hij altijd geweten. ‘Al vanaf de kleuterklas voelde ik me een jongen. Ik praatte er toen niet echt over, maar ik was ervan overtuigd dat ‘het’ wel zou groeien. ‘Als ik wakker word, heb ik een piemel’, met die gedachte ging ik slapen. Ik speelde de jongen bij de kinderen in de straat en niemand deed daar raar over. Tot de puberteit. Toen veranderde mijn lichaam. Ik heb daar heel erg van afgezien. Mijn menstruaties, dat was de hel. Die borsten wilde ik niet. Op school viel ik daarna tussen wal en schip. Ik zag er niet echt jongensachtig uit, maar ook niet meisjesachtig. Ik ging zo min mogelijk naar het toilet overdag. Want als ik de deur van de meisjestoiletten opentrok, vroegen ze me of ik niet bij de jongens moest. En ging ik bij de jongens, dan vroegen ze of ik geen meisje was. Ik kon hen ook niet van antwoord dienen. Ik kon niet zeggen dat ik een jongen was, maar een meisje was ik ook niet. Ik hoorde nergens bij, voelde me overal een indringer. Vrienden had ik niet. Ik ben toen echt depressief geweest. Soms ging ik dagen niet naar school.’

Daan hield zijn gevoelens lang voor iedereen verborgen. ‘Op mijn achtste had ik in een tijdschrift wel een verhaal gelezen van een jongen in Nederland die als meisje naar school ging. Toen besefte ik: oké, er zijn dus nog mensen die zich in het verkeerde lichaam voelen. Ik ben niet alleen. Maar pas op mijn veertiende heb ik het voor het eerst aan mijn moeder verteld. Ze zag dat ik niet gelukkig was. ‘Wat scheelt er toch’, vroeg ze steeds maar. Ze heeft het eruit gesleurd. Mijn moeder heeft me altijd gesteund. Ze nam me mee naar een aantal psychologen, maar in die tijd was deze problematiek nog helemaal niet bekend. Het was niet makkelijk om mijn weg te vinden. Uiteindelijk kwam ik terecht in het UZ Gent. De psychologe daar nam mijn verhaal serieus, maar ze zei dat ze behalve psychologische begeleiding niet veel voor me kon doen tot ik achttien was. Ik kreeg wel pilletjes die mijn menstruatie lieten stoppen. Dat was al een hele opluchting.

‘Op mijn achttiende mocht ik beginnen met mannelijke hormonen, maar ik had toen een vriendin en zij was daar heel hard tegen. Voor haar ben ik er toen mee gestopt. Ik verdrong mijn gevoelens, ik stopte ze weg. De relatie bleef niet duren en in mijn hoofd werd het steeds duidelijker dat ik geen meisje was. Toen ik drieëntwintig was, heb ik de stap gezet. Sinds februari ben ik een jaar aan de hormonen. Ik heb mijn eerste operatie gehad. Ik voel me nu veel beter, omdat ik naar mezelf aan het toegroeien ben. Ik heb me altijd een jongen gevoeld. Nu word ik mezelf.’

Dagelijks gevecht

Zoals Daan zijn er meer kinderen in ons land. Kinderen die een groot onbehagen voelen over hun biologische geslacht. Jongens die per se een meisje willen zijn, meisjes die ‘weten’ dat ze een jongen zijn. Het zijn kinderen die een dagelijks gevecht leveren met hun lichaam dat ze zo verafschuwen. Maar terwijl Daan lang heeft moeten zoeken om hulp te vinden, staat er nu een team van psychologen, psychiaters en endocrinologen (hormoonspecialisten) klaar om hen samen met hun familie te begeleiden. Het UZ Gent heeft als enige ziekenhuis in ons land een expertisecentrum rond genderdysforie. Dat is de medische aanduiding voor mensen die ernstig worstelen met hun genderidentiteit. Het centrum bestaat 25 jaar. Het behandelt volwassenen en sinds een tiental jaar ook kinderen. Het aantal aanmeldingen zit stevig in de lift, zowel voor volwassenen als voor kinderen. Meldden zich tien jaar geleden nog maar een handvol kinderen per jaar aan, dan zijn het er nu een veertigtal.

‘Soms zijn het heel jonge kinderen. Al vanaf vier, vijf jaar komen ze hier terecht’, vertelt kinderpsychiater Karlien Dhondt van het UZ Gent. ‘Genderdysfore kinderen willen heel dwingend de andere sekse aannemen. Ze willen de kleren van de andere sekse aan, ze willen een andere naam. Soms komen jongens met de boodschap dat ze hun piemel willen afsnijden. Ook in hun spelgedrag zie je die drang naar de andere sekse sterk. Jongens wijzen bijvoorbeeld manifest jongensspeelgoed af. Ze kiezen voor barbies en poppen. Hoe meer glitter, hoe liever ze het hebben.’

Professor kinderendocrinologie Martine Cools: ‘Voor kinderen met genderdysforie is de confrontatie met het eigen lichaam altijd erg groot. Als je ze vraagt om zich uit te kleden voor een onderzoek, slaan ze meteen hun handen voor hun ogen. Ze willen het niet zien. En ze doen hun handen pas weer weg als het onderzoek voorbij is. Dat zie je niet bij andere kinderen, die kleden zich probleemloos uit.’ Kinderpsychologe Heidi Vanden Bossche: ‘Er melden zich ook veel jongeren pas op latere leeftijd. De verdeling jongen-meisje is fiftyfifty. En ze komen uit alle lagen van de bevolking.’

Nog niet zo lang geleden werden genderdysfore kinderen beschouwd als psychiatrische zieken die psychotherapie nodig hadden om ze van de afkeer van hun lichaam te verlossen. In het spoor van Nederland, dat altijd een pioniersrol heeft gespeeld in de behandeling van kinderen met genderdysforie, koos ook het UZ Gent voor een totaal andere aanpak. Kinderen bij wie het onbehagen over het geboortegeslacht aanhoudt, kunnen ook medisch behandeld worden. Vanaf de start van de puberteitsontwikkeling kunnen ze puberteitsremmers krijgen. Daarmee wordt tijd gekocht. De lichamelijke veranderingen die typisch zijn voor het eigen biologische geslacht – baard in de keel voor jongens, menstruatie en borstvorming bij meisjes – worden daarmee uitgesteld. Dat geeft hen de kans om verder uit te zoeken of ze echt van geslacht willen veranderen. Als dat zo blijkt te zijn, krijgen ze vanaf hun zestiende hormonen van het gewenste geslacht. Op hun achttiende kunnen ze geopereerd worden.

Psychologische winst

Het heeft veel voordelen om patiënten met genderdysforie al zo jong te behandelen. Er zijn cosmetische voordelen, zeker bij jongens want de zware mannelijke botten, vierkante schouders en diepe stem zijn later niet zo makkelijk meer weg te krijgen. Ook psychologisch is er veel winst mee te halen. Mensen die pas op latere leeftijd van geslacht veranderen, hebben meestal een lange lijdensweg achter de rug. Ze hebben jarenlang een leven geleid dat hen niet paste, zijn ook vaak psychisch en fysiek getreiterd en soms zelfs mishandeld. Sociaal en emotioneel hebben ze het zwaar: ze zijn vaker alleenstaand dan de doorsneebevolking, vaker werkloos, en ook depressiviteit en suïcidaliteit liggen hoger in deze groep. Uit Nederlands onderzoek blijkt dat jongeren die van geslacht veranderden na afloop net zo goed functioneren als hun leeftijdsgenoten.

De aanpak roept natuurlijk ook vragen op: kun je zo’n ingrijpend en onomkeerbaar besluit overlaten aan jongeren? Beseffen ze voldoende de impact van die beslissing? De specialisten van het UZ Gent benadrukken met klem dat er niet over één nacht ijs wordt gegaan. Kinderpsychologe Vanden Bossche: ‘We volgen de kinderen jarenlang en zeer intensief op. Pas als we er met het hele team unaniem van overtuigd zijn dat het pad naar de transseksualiteit hun weg zal zijn, starten we met puberteitsremmers. Daar hebben we een heel strikt protocol over.’ Cools: ‘Puberteitsremmers zijn omkeerbaar. Als je ermee stopt, komt de puberteit weer op gang. Maar je geeft wel medicijnen aan een gezond kind, dat doen we dus enkel als we ervan overtuigd zijn dat dit hun pad zal zijn.’ Vanden Bossche: ‘De moeilijkste groep voor ons zijn adolescenten die zich vlak voor de puberteit aanmelden. Die komen hier om puberteitsremmers te krijgen, maar hen moeten we vaak teleurstellen. We laten ons nooit onder tijdsdruk zetten. We moeten de jongeren echt lang genoeg kennen om de diagnose zo duidelijk mogelijk te kunnen stellen.’ Cools: ‘Jongeren worden ook altijd even met de eigen hormonen geconfronteerd, we laten ze voor een stukje in de eigen puberteit komen. Nemen met de eerste borstontwikkeling of penisgroei de stress en het onbehagen alleen maar toe, dan is dat een bijkomende indicatie om puberteitsremmers op te starten. Vaak echter markeert het ook een moment van verandering en beslissen jongeren net dan om niet door te gaan met de geslachtsverandering.’ Vanden Bossche: ‘Van de tien kinderen die genderdysfoor gedrag vertonen, groeien er uiteindelijk twee door naar transseksualiteit. Veel jongeren die als kind genderdysfoor waren, worden homoseksueel.’

‘De groep die wel doorgroeit, voelt zich daar doorgaans goed bij, maar het is een loodzwaar traject waar ze door moeten’, zegt kinderpsychiater Dhondt. ‘We vragen heel veel van hen. We vragen dat ze reflecteren over hun identiteit en hun seksualiteit op een manier die voor andere kinderen en pubers vaak nog niet aan de orde is. Dat moeten we doen, want als ze eenmaal een ander geslacht hebben, moeten ze daar ook van kunnen genieten. Nu is het sowieso niet makkelijk om met pubers over seks te praten, en bij deze jongeren is dat onderwerp extra beladen. De kinderen en jongeren die hier komen, hebben sterk de neiging om hun lichaam opzij te duwen, om het te negeren.’

Vanden Bossche: ‘Ook de kinderwens bespreken we al heel vroeg en bij iedere stap, want de kans dat ze nog kinderen van zichzelf zullen krijgen wordt heel erg klein na de transitie. Dat brengen we al bij twaalfjarigen ter sprake. Ze moeten beseffen wat de consequenties van hun keuze zijn. De kinderen en jongeren die hier komen, hebben vaak een soort sprookjesbeeld van hoe het zal zijn als ze van geslacht veranderd zijn. Zo eenvoudig is het natuurlijk niet.’

Verwachtingen bijstellen

Niet alleen de kinderen worden grondig en veelvuldig bevraagd, ook de ouders moeten (doorgaans) verwachtingen bijstellen. Cools: ‘Ouders hebben vaak een onrealistisch beeld van hoe wij hen kunnen helpen. Sommigen hopen dat we helemaal meegaan in het verhaal van hun kind. Ze zeggen: “Ons kind is anders. We willen dat het gelukkig is en dat het geholpen wordt.” Anderen hebben de tegenovergestelde reactie: “Dokter, help ons, ons kind heeft een ziekte. Zorg dat het daar zo snel mogelijk vanaf raakt.” Wat wij aan ouders vragen, is om op elk moment alles zo veel mogelijk open te laten. Wij willen kinderen de mogelijkheid geven om zo lang mogelijk te zoeken. Dat is een moeilijk standpunt voor ouders, en voor de publieke opinie.’

Dhondt: ‘Niets is lastiger voor ouders dan te zeggen: “Het is een zij, maar ook een hij.” Of omgekeerd. Ouders willen zekerheid. Het valt ze erg lastig om gedrag te zien als een variant. Maar we dringen er erg op aan dat ze de nuance blijven zien. Daar ondersteunen we hen in. Voor het kind is het een onzekere periode en we vragen dat de ouders mee die onzekerheid dragen. Het allerbelangrijkste is het respect voor de ontwikkeling van het kind. Het is nu eenmaal zo dat de identiteit en de seksualiteit nog vorm moeten krijgen. Die zijn op vijf jaar en zelfs op tien, elf jaar nog niet uitgekristalliseerd. Het cross-sekse gedrag kan een ontwikkelingsfase zijn.’

‘Het is als ouder natuurlijk niet makkelijk als je je achtjarige zoon afzet op een verjaardagsfeestje en hij alleen met de barbies wil spelen’, zegt Vanden Bossche. ‘We geven tips aan ouders hoe ze daarmee moeten omgaan. Ouders komen met vragen: moeten ze het verbieden, aanmoedigen? Wij adviseren een brede middenweg te gaan. Het kind moet zich wel goed blijven voelen. Jongens mogen thuis misschien een rokje aan maar niet naar school in meisjeskledij omdat daar ook je sociale identiteit speelt. Een jeansbroek met glittertjes van K3 kan wel, maar geen nagellak want dat is alleen voor meisjes. We dringen er wel op aan dat kinderen hun geboortenaam zouden behouden en dat je niet hij/zij-switcht tot ze met de hormonen beginnen.’ Cools: ‘We geloven niet in het onvoorwaardelijke succesverhaal dat je vaak in de media ziet verschijnen. In de trant van: zesjarige Lucas wordt Lucie. Het kan best zijn dat een kind zich daardoor goed begrepen en gesteund voelt. En achteraf kan blijken dat het een goeie keuze was, maar het omgekeerde kan ook en dan wordt het heel moeilijk om op die stappen terug te keren.’

Heeft een adolescent eenmaal voor zichzelf uitgemaakt om het pad naar transseksualiteit te gaan, dan wordt hij of zij voor honderd procent daarin gesteund en begeleid. Vanden Bossche: ‘We zijn er uiteraard van overtuigd dat het goed is om als jongvolwassene het leven met het juiste lichaam te starten.’ Cools: ‘De dag dat het formulier wordt ondertekend waarin vastgelegd wordt dat de puberteitsremmers opgestart zullen worden, is altijd erg emotioneel. Ouders zitten vaak al jaren in dit traject, maar dan overvalt hen het besef dat het nu echt gaat gebeuren en komen de tranen boven. Terwijl de jongere de mooiste dag van zijn leven beleeft.’ Vanden Bossche: ‘Jongeren zitten op de TGV en hun ouders komen er op een boemeltreintje achteraan. Zeker als het over concrete stappen gaat, merken we dat verschil in snelheid. Ouders denken aanvankelijk: het is allemaal oké voor mij, ik heb het aanvaard. Maar als we dan bij de stappen komen die niet meer omkeerbaar zijn, hebben ze het zwaar.’

Positief in het leven

Het aantal jongeren in Gent dat daadwerkelijk van geslacht wil veranderen mag dan (voorlopig) relatief beperkt zijn, genderdysforie is geen marginaal verschijnsel. Uit nieuw onderzoek van de Gentse professor endocrinologie Guy T’Sjoen blijkt dat 0,4 procent van de totale populatie ermee worstelt. Met andere woorden: 1 op de 250 Vlaamse mannen en vrouwen geeft aan zich niet volledig en/of altijd goed te voelen bij de eigen sekse. Niet iedereen wordt daarvoor medisch begeleid, de genderkliniek in Gent ziet maar het topje van de ijsberg en verwacht dat het aantal aanmeldingen enkel nog zal toenemen.

Ook voor de Vlaamse overheid is transgenderzorg een aandachtspunt. Minister van Gelijke Kansen Pascal Smet (SP.A) voert een actief beleid voor transgender personen en hun familie. Midden maart dit jaar ging onder zijn impuls het Transgender Infopunt van start waar iedereen met vragen rond genderidentiteit en transseksualiteit terechtkan. Smet ondersteunt ook T-Jong, een jeugdbeweging voor transgender jongeren. Daar is ook E.S. als vrijwilliger actief.

E. werd 22 jaar geleden geboren als jongen. ‘Het besef dat ik liever een meisje wou zijn sluimerde altijd wel, maar pas in mijn puberteit werd ik me ervan bewust. Ik had altijd meer vriendinnen dan vrienden, maar toen we ouder werden, viel ik uit de boot. Mijn vriendinnen vroegen me niet meer mee als ze iets gingen doen. Ik vond een vluchtweg in onlinecomputerspelletjes. Daar nam ik de identiteit van een meisje aan. Dat voelde zo goed. Ik kon een meisje zijn in een groep, heerlijk. Op mijn achttiende heb ik stappen ondernomen. Ik klopte aan bij de huisarts, die verwees me door naar het genderteam van het UZ Gent. Inmiddels heb ik de hele behandeling achter de rug. Ook op mijn identiteitskaart staat nu dat ik een vrouw ben.

‘Het was niet makkelijk als puber om mijn vriendinnen kwijt te raken. Ik was totaal geïsoleerd geraakt, maar nu heb ik weer een normaal sociaal leven, dankzij T-Jong. De eerste keer dat ik erheen ging, was zo moeilijk. Ik had net een eerste kuur gekregen met antimannelijke hormonen. Ik was superzenuwachtig, want ik zag er nog niet zo goed uit als nu. Ik durfde mijn auto niet uit. Gelukkig kende ik al iemand bij T-Jong. Die is me naar binnen komen sleuren. Dat was zo’n opluchting. Het was de eerste keer dat ik me als meisje kon uiten. Ik hoefde niet meer als jongen te leven.

‘T-Jong richt zich op pubers en jongvolwassenen. We doen activiteiten zoals iedere andere jeugdbeweging, alleen wat minder lichamelijk want daar houden onze jongeren niet van. Ook zwemmen is een activiteit die we niet kunnen organiseren. Laatst zijn we op weekend geweest naar Wichelen. We zijn begonnen met een dropping. We hebben ook een aantal gespreksrondes ingelast, want veel jongeren zitten met vragen. Ze hebben nood aan mensen die hetzelfde meemaken of meegemaakt hebben. Er zijn natuurlijk ook praatgroepen met volwassenen waar ze terechtkunnen, maar hier is het toch anders. Wij staan positiever in het leven dan oudere transgenders. We hebben ons hele leven nog voor ons. Voor ons is het minder problematisch dat we van geslacht veranderd zijn. We hebben ook fysiek een vrij goeie transitie gehad, dat wordt moeilijker naarmate je ouder wordt.’

E. voelt zich helemaal vrouw, zegt ze. ‘Dat ik van geslacht veranderd ben, is niet meer dan een fait divers voor mij. Ik ga het niet verstoppen of er niet over liegen, maar ik ga het ook niet per se ter sprake brengen bij latere werkgevers bijvoorbeeld. Ik doe nu een master industriële wetenschappen elektronica en ICT. Dat is het enige mannelijke kantje dat ik heb. Volgend jaar ga ik doctoreren.’

Ook Daan zet zich als vrijwilliger in voor T-Jong en ook hij heeft datzelfde zelfbewustzijn. ‘Mijn transitie van meisje naar jongen was voor mij geen grote stap, maar ik begrijp dat het voor de buitenwereld wel zo lijkt. Ik communiceer er zo open mogelijk over, en dat helpt. In februari vorig jaar heb ik op Facebook mijn naam veranderd. Ik heb er een geboortekaartje opgezet, want zo voelt het, als een nieuwe geboorte. Ik had toen rond de 350 vrienden, iedereen was meteen op de hoogte. De reacties waren positief. Ik ben trots op mijn identiteit, al zie ik me niet als een echte man-man. Ik denk dat ik mezelf altijd wel een beetje als transman zal blijven zien. Ik heb twee studies gedaan, multimedia en communicatietechnologie en eventmanagement. Nu ik mijn transitie achter de rug heb, ben ik volop aan het solliciteren.’

www.transgenderinfo.be, www.t-jong.be

Berdache België is de vereniging voor ouders en familie van transgender kinderen. Info via info@berdache.be

DOOR ILSE DEGRYSE

‘Als ik de deur van de meisjestoiletten opentrok, vroegen ze me of ik niet bij de jongens moest. En ging ik bij de jongens, dan vroegen ze of ik geen meisje was.’

‘De eerste keer dat ik me als meisje kon uiten, dat was zo’n opluchting.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content