Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Een Belgisch echtpaar, beide bioloog, runt in Italië een centrum voor de kweek en reïntroductie van schildpadden. De langstlevende gewervelden op aarde zijn in hun voortbestaan bedreigd.

Een Russische steppenschildpad invoeren? Van de Europese Commissie mag het. Als belangrijkste argument gebruikt ze dat de soort nog heel algemeen is, hoewel er weinig wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn om die stelling te staven. Dat de gevangen dieren slecht behandeld worden, is voor de Commissie blijkbaar geen punt. Dat deze woestijnschildpadden zich niet goed voelen in onze tuinen evenmin. De handel in schildpadden is te lucratief om aan banden gelegd te worden.

“Consumentenbedrog”, roept Donato Ballasina uit. De Belg van Italiaanse afkomst is van kindsbeen af gefascineerd door amfibieën en reptielen en wijdt zijn leven aan de strijd voor het voortbestaan van zijn troetels. “De mensen denken: we geven de diertjes elke dag een blad sla, dan leven ze honderd jaar. Maar de steppenschildpad kent geen sla. De koper ziet ook niet dat de dieren ziek zijn. Schildpadden sterven traag en zonder tranen. Vele zijn binnen de twee maanden na de aankoop dood. Andere brengen hun leven in slow motion door, omdat ze in onze tuinen voortdurend onderkoeld zijn.”

Ballasina verklaart de Commissie de oorlog: alle handel in amfibieën en reptielen moet stoppen. Alle handel, want een verbod op de invoer van één soort verschuift de aandacht gewoon naar een andere.

Nog maar net verbood Europa de invoer van de Amerikaanse roodwangschildpad. Dat gebeurde na een rel over het risico op faunavervalsing. In de Verenigde Staten worden zeven miljoen roodwangen per jaar gekweekt. De verkoop in eigen land is verboden, omwille van het risico op besmettingen met onder meer Salmonella-bacteriën. Alle dieren zijn dus bestemd voor de export. Meer dan 90 procent sterft. Dus komen er jaarlijks 700.000 stuks op de Europese markt.

Als de mensen ze kopen, zijn roodwangschildpadden kleine beestjes. Na een tijd worden ze te groot om in een aquarium te verblijven. Vele mensen dumpen ze dan gewoon in een beek of vijver. Daar blijken ze een pest voor jonge eendjes en beconcurreren ze de lokale schildpaddensoorten. “In kleine wateren halen ze de inheemse moerasschildpad onderuit”, zegt Ballasina. “Dat is een miljoenen jaren oude soort die slecht zwemt en een voedselspecialist is. De moerasschildpad kan niet op tegen de roodwang die amper 20.000 jaar geleden ontstond en beschouwd kan worden als een rat met een schild. Wij bouwen nu een groot kweekcentrum voor de Europese moerasschildpad, om plaatsen waar de soort verdwenen is te kunnen herbevolken.”

POSTZEGELS IN DE DIERENTUIN

Samen met zijn vrouw Veerle Vandepitte runt Ballasina in het Toscaanse plaatsje Massa Marittima het Europees Centrum voor de Bescherming van Schildpadden Carapax. Het centrum bestaat deze zomer tien jaar. Amfibieën en reptielen kunnen minder dan vogels en zoogdieren rekenen op sterke lobbygroepen die voor hun rechten opkomen. Carapax vangt de schildpadden op die in beslag genomen zijn of die eigenaars afstaan. Het centrum zet met de dieren wetenschappelijk begeleide kweekprogramma’s op. Een deel van de gekweekte dieren wordt na medische en genetische controle uitgezet in geschikte biotopen.

Vooral landschildpadden uit het Middellandse-Zeegebied profiteren van de inspanningen. Het netwerk waarvan Carapax de spil is, zette de afgelopen tien jaar liefst tienduizend dieren uit in de vrije natuur. Het centrum kan bezocht worden. Meer nog, het steunt sterk op de inbreng van het publiek en van vrijwilligers, die de dieren verzorgen en de infrastructuur aanleggen. Financiële en praktische hulp komt van sponsors. Zoals van de luchtvaartmaatschappij Virgin Express, die de meeste reizen van te repatriëren of uit te zetten schildpadden (en hun begeleiders) voor haar rekening neemt.

Ballasina en Vandepitte krijgen veel kritiek op hun initiatief. Vooral vanuit de dierentuinen komt negatieve commentaar. Carapax en vergelijkbare centra zouden met platte publiciteit volk lokken naar hun “park” of “boerderij”. De lukrake herintroductieacties zouden leiden tot faunavervalsing en genetische vervuiling. De geïntroduceerde dieren zouden ziekten overdragen naar de authentieke populaties. Vele van de uitgezette schildpadden zouden snel sterven.

“Allemaal larie”, countert Ballasina. “Dierentuinen zijn niet meer van deze tijd. Ze zetten zich tegen moderne initiatieven af, uit schrik om hun greep op het publiek te verliezen. De Antwerpse Zoo, bijvoorbeeld, is niet meer dan een postzegelcollectie van een zesduizendtal diersoorten, die tentoongesteld worden zoals dat vorige eeuw al gebeurde. De Zoo wil zich een imago aanmeten van voortrekker in de strijd voor het behoud van de natuur, maar het enige project dat hij – zonder concreet succes – lanceerde, werd zwaar gesponsord en gemediatiseerd.

Het blijft een strikt commerciële instelling. Als de Zoo een lading in beslag genomen schildpadden moet opvangen, waarvoor het ministerie van Landbouw hem betaalt, geeft hij ons alleen de soorten die te goedkoop zijn om aan andere dierentuinen te verkopen. Een zeldzame kolenbranderschildpad uit het Amazonewoud brengt 35.000 frank op. Die zal de Zoo niet aan ons afstaan. Maar de goedkope rommel krijgen we wel. Toen ik tijdens een vergadering vertelde over onze problemen met rietontwikkeling in onze kweekvijvers voor moerasschildpadden, stelden de mensen van de Zoo voor om capibara’s – dat zijn grote Zuid-Amerikaanse knaagdieren – in te schakelen om het riet onder controle te houden. Dat kon aan een vriendenprijsje van 25.000 frank per dier, hoewel ze constant dieren moeten vernietigen als gevolg van een kweekoverschot.”

SUBSIDIES VOOR ZONNEBLOEMEN

Trots toont Ballasina de quarantaineruimte van Carapax, waar ze de dieren medisch onderzoeken. Hij zwaait met wetenschappelijke publicaties, onder meer in Veterinary Record, over onderzoek naar schildpaddenziekten en genetica, waarvan hij coauteur is. Het succes van de herintroducties kan hij bewijzen met cijfers van “onafhankelijke wetenschappers”. Het overlevingspercentage na drie jaar ligt tussen 65 en 100 procent. Het centrum laat alleen gezonde dieren van gemiddelde leeftijd los in kleine groepjes. Dat gebeurt meestal in beschermde en goed bewaakte gebieden om te voorkomen dat verzamelaars de dieren opnieuw oprapen.

Carapax ligt in een prachtig landelijk en heuvelachtig gebied. De locatie werd gekozen omdat er in de buurt nog natuurlijke relictpopulaties van zeldzame landschildpadden overbleven. De regio teerde aanvankelijk op de aanwezigheid van metalen in de ondergrond. Omdat het hout nodig was voor de mijnbouw, werden de bossen duurzaam beheerd. Dat was gunstig voor de schildpad. Elders voerden de mensen grootschalige landbouw in; dat was dikwijls nefast voor de lokale fauna.

Toscane ontsnapt niet aan dat euvel. De streek raakt volgeplant met zonnebloemen en maïs. Dat doen de boeren om Europese subsidies te trekken, maar ze oogsten de gewassen zelden. “Zelfs in olijfboomplantages staan zwaar gesubsidieerde zonnebloemen, hoewel er plantaardige olie genoeg is”, zucht Ballasina.

Hijzelf kon Carapax evengoed pas lanceren met financiële steun van Europa. Maar die viel zo bescheiden uit dat hij lange tijd moeite had om het hoofd boven water te houden. Terwijl Carapax in 1991 toch bekroond werd als het beste Europese faunaproject van dat jaar. Nu leeft het centrum grotendeels van het publiek.

Momenteel wordt er in het centrum een grote vijver gegraven voor de opvang van drieduizend roodwangschildpadden, die anders in vijvers of kanalen terecht zouden komen. De mensen betalen duizend frank als ze hun diertje afstaan. Met hun medeweten gaat tweehonderd frank van dat bedrag naar de kweek van de bedreigde Europese moerasschildpad.

In Carapax leven vijfduizend schildpadden in ruime kooien of omheiningen, maar een bezoeker krijgt er meestal maar enkele tientallen te zien. Een handvol dieren kan worden gemanipuleerd: misvormde “monsters” die in gevangenschap te lang onder een lamp leefden of met een bacteriële besmetting op hun onderschild kampten, en die ingeschakeld worden voor de sensibilisatie van de toeristen. Camera’s bewaken de kweekinstallaties. Malafide bezoekers zouden er voor vele tienduizenden franken aan schildpadjes kunnen meegraaien – een notoir Belgisch reptielenhandelaar stuurde een van zijn zonen als vrijwilliger naar het centrum.

In de omgeving leven vuurvliegjes, stekelvarkens, marters, hoppen en nachtegalen. Onder een enorm net huist het centrum ook een kolonie ooievaars, die probleemloos kweken. Een initiatief dat past in een internationaal programma om de trekroute van de ooievaar over Italië te herstellen, nadat jagers de vogels uitroeiden.

DUITSE STROPERS IN DE STREEK

Er broeden ook slangenarenden in de buurt, maar roofdieren zijn er schaars. “De jagers beweren dat dit een gevolg is van het gebruik van pesticiden in de landbouw, maar er zit hier wel een massa kerk- en andere uilen. Die zouden daar dan toch onder te lijden hebben”, zegt Ballasina. “Het gebrek aan predatoren is een probleem. Gelukkig is de wolf op komst. Als voedster van Romulus en Remus, de stichters van de stad Rome, geniet die in Italië een betere reputatie dan elders.” De wolf zou de fel aangroeiende everzwijnpopulaties aan banden kunnen leggen. Everzwijnen zijn nefast voor schildpadden, omdat ze de jongen met hun nog zwakke schild opeten.

Maar de grootste druk op de populaties blijft van stropers komen. In de zomer schuimen vooral Duitse verzamelaars met hun wagen de streek af. Ze huren een dure villa, die ze betalen met de verkoop van de schildpadden die ze uit slechtbewaakte reservaten stelen. Ballasina stuitte geregeld op mannen met kratten vol schildpadden in de achterbak van hun wagen – prijs per beest: 15.000 frank.

“Ons werk is soms frustrerend”, geeft hij toe. “Eén stroper kan jaren van beschermingsinspanningen om zeep helpen. Er is hier genoeg geschikt leefgebied voor schildpadden, maar zolang de handel niet gestopt wordt, zullen ze nooit weer algemeen worden. Soms is het dweilen met de kraan open. Vorig jaar repatrieerden we dertig zeldzame schildpadden naar Marokko, terwijl er tegelijk in Londen achthonderd in beslag genomen werden. In Madagaskar werden twee jaar geleden tachtig uiterst zeldzame landschildpadden, waarvan nog maar tweehonderd exemplaren in het wild overleven, uit een kweekcentrum gestolen. Ze doken later in België en Nederland op aan dumpingprijzen van 40.000 frank.”

Ballasina wordt nu heel treurig. “Schildpadden zijn de oudste overlevende gewervelden op aarde. De week- en lederschildpadden ontstonden meer dan 200 miljoen jaar geleden. Het concept schildpad is ouder dan dat van de dinosauriër. Maar met wat tegenslag zal het de mens niet overleven.”

Waarom kunnen schildpadden zo oud worden? Ballasina heeft geen eenduidig antwoord op de vraag. De dieren zijn net heel gevoelig voor temperatuur en stress, en hun jongen voor predatie. En toch: de schildpad die Napoleon tijdens zijn ballingschap op het eiland Elba koesterde, stierf in de jaren vijftig op de gezegende leeftijd van ongeveer 270 jaar. De wijfjes kunnen tot acht jaar na een paring nog bevruchte eieren leggen. “Het schild is natuurlijk een fantastisch ontwerp, maar misschien dankt de schildpad zijn lang leven wel aan zijn koppigheid”, meent Ballasina, terwijl hij naar een mannetje kijkt dat minutenlang met zijn schild op de achterkant van een wijfje beukt om haar tot paring te bewegen.

Uit waarnemingen bleek dat schildpadden gesofistikeerder zijn dan eerst werd gedacht. Met het puntje van hun staart kunnen ze temperatuurverschillen tot twee tienden van een graad Celsius meten. Dat is belangrijk om te bepalen waar ze hun eieren zullen leggen. Het zijn ook echte fijnproevers met een ruwe kennis van farmaceutische mogelijkheden. Vlak voor ze in winterslaap gaan, eten ze planten met een hoog gehalte aan alkaloïden, zodat ze alsnog een lading bacteriën uit hun darmen drijven.

“Mensen zeggen me soms: het is vreemd, mijn schildpad leefde tien jaar rustig in mijn tuin, maar ineens was hij verdwenen”, vertelt Ballasina. “Dan antwoord ik: nee mensen, die schildpad was niet ineens verdwenen, die heeft tien jaar lang geprobeerd om weg te komen. Schildpadden zijn niet gemaakt om tot tuindecoratie gedegradeerd te worden.”

EEN KAMELEON OP DE SCHOUDER

Ballasina maakt zich er druk over dat er veel voorzien is om schildpadden en andere bedreigde diersoorten te beschermen, maar dat er in de praktijk zelden iets van die goede voornemens in huis komt. In 1979 sloot de Europese Commissie in het Zwitserse Bern een conventie voor de bescherming van de Europese flora, fauna en biotopen. Die lijkt heel efficiënt, maar wordt weinig toegepast. In 1991 werd op de milieuconferentie van de Verenigde Naties in het Braziliaanse Rio de Janeiro beslist om de export van het genetisch erfgoed van een land te verbieden, maar iedereen lapt dat aan zijn laars. Ook de Europese habitatrichtlijn uit 1992 schiet zijn doel voorbij: hij wordt meestal alleen aangewend voor initiatieven die subsidies opleveren.

Allerhande experts krijgen er van Ballasina van langs: “Ik begrijp niet dat het Vlaams Instituut voor Natuurbehoud jaar na jaar in een rapport kan stellen dat de vroedmeesterpad in Vlaanderen bedreigd is omdat zijn biotopen dichtgroeien, zonder dat het één stap ondernam om die evolutie te keren. Ik begrijp niet dat museumbiologen zich niet feller tegen de handel verzetten, maar wel met scherp schieten op projecten zoals het onze, zonder dat ze ooit zijn komen kijken. Misschien zijn ze meer geïnteresseerd in dieren op alcohol dan in de natuur. Ik begrijp niet dat de mensen die de Conventie voor de Internationale Handel in Bedreigde Dier- en Plantensoorten (Cites) moeten uitvoeren, niet beseffen dat ze de handel in stand houden en zo de dood van tienduizenden zeldzame dieren op hun geweten hebben.”

Ballasina pleit voor een algemeen verbod op het houden van “wilde” dieren. “We hebben genoeg gedomesticeerde dieren met vreemde vormen. Elke handel, zelfs van gekweekte exemplaren, houdt de markt in stand. De drang naar exotisme heeft de mensen in zijn ban. Dierencentra als het vogelpark Paradisio in Wallonië – dat stukken meer Europese subsidies kreeg dan wij – of Sealife aan de kust spelen daarop in. Maar ze doen geen enkele inspanning om soorten te beschermen. Vogels raken gelukkig stilaan uit de mode; met dank aan de lobbyisten. De markt verschuift nu naar de reptielen. Blijkbaar is het trendy om met een kameleon op de schouder rond te lopen.

De mensen in Europa moeten beseffen dat wij op het vlak van fauna en flora de derde wereld zijn. Een terugkeer naar de natuur mag zich niet vertalen in het in huis halen van een exoot. We moeten de mensen die dieren willen zien, leren dat ze de natuur opzoeken. Vliegtuigtickets naar tropische regio’s worden steeds goedkoper. Een land als Costa Rica leeft van het ecotoerisme en heeft daarom 40 procent van zijn natuur beschermd. Voor mij blijft de Amerikaanse gorillaonderzoekster Dian Fossey het belangrijkste slachtoffer van de hypocrisie, die dierenliefde loskoppelt van natuurlijke overleving. Ze kon werken aan de bescherming van haar gorilla’s, maar moest toelaten dat dierentuinen apen opkochten. Ze bleef een lastpost voor het establishment, ook en vooral in de natuurbehoudswereld. Ik sluit trouwens niet uit dat ze daarom is vermoord, veeleer dan om haar strijd tegen de lokale stroperij.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content