Auteur Stefan Brijs bracht drie dagen door in Katarsis, een ontwenningscentrum in Hasselt. Samen met fotografe Mine Daelemans draaide hij mee in de detoxafdeling, daarna in de therapeutische gemeenschap. Hij schreef zijn ervaringen neer in een reportage die zal verschijnen in het boek Verslaving en literatuur.

In een voormalig hotel langs de hoofdader die het verkeer van Genk naar Hasselt leidt heeft Katarsis een paar jaar geleden zijn intrek genomen. Achter de muren van dit nu anonieme gebouw worden verslaafden geholpen om weer een leven te leiden zonder drugs of alcohol. Wie zich hier aanmeldt, ondergaat eerst een ontwenningskuur van maximaal acht weken in het detoxcentrum. Die tijd dient niet alleen om te ontwennen, maar ook om te erkennen dat er een probleem was en vooral is. Velen ontdekken dat laatste pas wanneer de mist van de vaak jarenlange verdoving is opgetrokken. Sommigen geven het dan al op en vertrekken weer. Fysiek ontwend menen ze dat ze ook al mentaal ontwend zijn.

‘Verslaving is geen ziekte waarvan men genezen moet worden’, zegt Jacques, begeleider en zelf ex-verslaafde – een ervaringsdeskundige, zoals dat heet. ‘Het is een manier van leven en denken die veranderd moet worden. Dat is voor de meesten een traag en pijnlijk proces. Je moet weer kind leren zijn om opnieuw volwassen te worden.’

Jacques werkt in de therapeutische gemeenschap binnen Katarsis. Hier kunnen verslaafden zich na hun ontwenningskuur verder laten behandelen – een verblijf kan er oplopen tot achttien maanden. Er wordt op zoek gegaan naar de oorzaken van de verslaving. Pas als die zijn aangepakt, is de kans op terugval een stuk kleiner.

Ik zal drie dagen en twee nachten tussen de bewoners van de therapeutische gemeenschap leven, gekeurslijfd in de strakke structuur die er het dagelijkse ritme bepaalt. De therapeutische gemeenschap is een gemengde leefgroep met een strikte piramidale hiërarchie. Alle nieuwe bewoners beginnen onderaan als huishoudmedewerker en groeien daarna door tot keukenmedewerker. De medewerkers krijgen hun opdrachten van de keuken- of de huishoudverantwoordelijke, die hen ook controleert. Daarboven bevindt zich de coördinator, die naargelang van de aard van de problemen binnen de gemeenschap als een directeur in een fabriek of als een huisvader in een gezin is.

Pieter-Jan, 35 jaar, is sinds kort coördinator. Hij is hier zeven maanden. Het is zijn tweede opname. Veertien jaar geleden probeerde hij voor het eerst af te kicken van zijn heroïneverslaving. In die jaren studeerde hij verpleegkunde. Een zachtaardige jongeman, die sinds enkele weken in middelbare scholen gaat praten over de gevaren van drugs.

‘Een aartsmoeilijke opdracht,’ vertelt hij, ‘want hoe antwoord je zonder hen in verleiding te brengen op de vraag of drugs lekker zijn?’

Pieter-Jan is een charismatische figuur, een geboren leider, zo lijkt het. Maar hij is ook een twijfelaar, merk ik de volgende dagen. De druk op zijn schouders is zwaar. Hij is nu verantwoordelijk voor veertien bewoners. Zeven maanden geleden kon hij niet eens voor zichzelf zorgen.

Ik deel de slaapkamer met Janos en Michiel. Janos is sinds enkele dagen voor het eerst huishoudverantwoordelijke. Hij is hier nog maar drie maanden. Zijn nieuwe functie maakt hem nerveus en onzeker. Hij moet iedereen aan het werk zetten en vooral houden. Slaapkamers, leefruimtes, alles moet elke dag op vaste tijdstippen opnieuw worden schoongemaakt. Janos inspecteert en controleert. Hij holt. Hij zucht. Ook de was en de strijk vallen onder zijn verantwoordelijkheid. Hij laat Michiel en mij de strijk doen.

Michiel is hier al dertien maanden. Het is zijn derde opname in elf jaar. Op zijn dertiende is hij begonnen met gebruiken: hasj, speed, lsd. Vandaag, twintig jaar later, blijkt hij alles geprobeerd te hebben, xtc, cocaïne, heroïne, noem maar op. Hij kent elke ader in zijn lichaam. Geen ervan deugt nog.

Michiel is klein. Een meter vijftig, schat ik. Alsof hij op een dag besloten heeft niet meer te groeien. Hij is ook gesloten. Zelden toont hij zijn emoties. Ook niet wanneer hij mij vertelt over zijn kindertijd, toen hij door zijn vader meermaals mishandeld werd.

‘Hij bleef slaan tot ik stopte met huilen.’

Michiel is na dertien maanden therapie nog niet half zover als Pieter-Jan na zeven maanden. Hij boekt geen meter vooruitgang. Soms twee stappen vooruit, de volgende dag weer drie stappen achteruit. Begeleider Jacques vertelt me hierover: ‘Michiel wentelt zich in zijn slachtofferschap. Dat is makkelijker dan het los te laten, want het geeft hem een houvast voor alles wat verkeerd is gegaan in zijn leven. Zo hoeft hij zichzelf nooit iets te verwijten. We kunnen Michiel proberen te helpen, maar uiteindelijk moet hij het toch zelf willen en doen.’

IK. NU.

De opbouw van de therapie gebeurt modulair. In elke module moet de ex-verslaafde een aantal opdrachten vervullen en doelstellingen bereiken. Langzaam wordt hij zo voorbereid op een nieuw leven in de buitenwereld. Hij verwerft inzicht in zijn situatie, ontwikkelt zijn zelfbeeld, maakt zijn administratie in orde, leert met geld omgaan en zet zo zijn leven weer op de rails. Na verloop van tijd moet hij op zoek gaan naar zijn interesses, naar hobby’s en ten slotte naar vrijwilligerswerk om gestaag een nieuwe vriendenkring op te bouwen en de dagen zinvol in te vullen.

Als alles vlot verloopt mag hij na drie maanden een eerste keer een avond alleen naar buiten: sporten, naar de film of op bezoek bij familie. Later mag hij een keer per week een hele dag op pad. Nog later oefent hij in alleen wonen.

Opnieuw leren lopen. Stap voor stap.

Lukas is 32 jaar. Verslaafd aan alles behalve heroïne, zegt hij. Hij is al vier keer eerder opgenomen en even vaak te vroeg vertrokken. Nu is hij hier drie maanden. Kort hiervoor heeft hij een jaar in de gevangenis gezeten. Hij is vrij onder voorwaarden. Een ervan is het volgen van een ontwenningsprogramma.

Lukas kleeft aan mij, al vanaf het moment dat ik hier binnen ben gekomen. Waar ik ook ga of sta, de kans is groot dat Lukas ineens opduikt en hij mij met zijn lijzige stem aanspreekt. ‘Alles goed?’ vraagt hij dan voor de achtste keer. Of: ‘Ken je dit boek en dat boek?’

Allemaal aardig bedoeld waarschijnlijk, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hij vooral veel aandacht nodig heeft. Ook de andere bewoners vermijden hem, waardoor hij als enige wat buiten de groep staat.

Lukas heeft vandaag samen met Diederik en mij keukendienst. Diederik is de benjamin van de gemeenschap. Net achttien. Vloeibare xtc, medicijnen en speed waren zijn pepmiddelen, eerst alleen tijdens de weekends, om de lange nachten door te komen, daarna ook in de week, op elk ogenblik van de dag.

‘Het aantal jongeren hier is schrikbarend toegenomen’, verzucht ervaringsdeskundige Jacques. ‘De tijd dat we vooral diehard junks behandelden is voorbij. Kijk maar eens om je heen. Diederik, 18 jaar. Johan, 21 jaar. Maarten, 19 jaar. Emma, 18 jaar. Het maakt ons werk er alleen maar moeilijker op. Wie vroeger stopte met drugs had niets te verliezen. Ikzelf, bijvoorbeeld, lag twintig jaar geleden letterlijk in de goot en het was stoppen of sterven. Vandaag verliezen jongeren door te stoppen hun vrienden, hun populariteit, hun plezier. De kans op terugval is daardoor zoveel groter.’

Diederik is hier nog maar twee weken. Gisteren kreeg hij er nog flink van langs tijdens de ochtendmeeting. Omdat hij niet tegen kritiek kan, moest hij aan elke bewoner vragen of ze kritiek op hem hadden. De oordelen waren hard en werden hem meegedeeld zonder dat hij een weerwoord mocht geven. Zo luiden de regels.

Hij had twee gezichten, werd hem verweten. En hij ontvluchtte zijn taken. En hij uitte zijn gevoelens niet.

Als ik hem vanmorgen terloops naar zijn reactie vraag, haalt hij zijn schouders op alsof het hem allemaal niet heeft geraakt.

Encounter betekent ontmoeting. Het woord is de vorige dag verschillende keren gevallen. De bewoners kijken er reikhalzend naar uit, maar ze worden er ook nerveus van. Begeleider Werner, ook een ervaringsdeskundige, legt me uit dat encounters de basis vormen van de psychotherapie die men in de meeste therapeutische gemeenschappen gebruikt. Het is een mentale confrontatie, waarbij de ene bewoner de andere bewoner op diens probleemgedrag binnen de gemeenschap wijst. Daarbij kan het er soms hard toegaan.

De bewoners gaan in een kring op een kussen zitten en wie een encounter wil aangaan, neemt plaats tegenover zijn opponent. Pieter-Jan begint. Hij gaat tegenover Lukas zitten. Onomwonden en met woede in zijn stem uit hij zijn kritiek.

‘Je neemt nooit genoegen met nee, Lukas! Altijd blijf je aandringen! Je gaat maar door tot je je zin krijgt! Ik pik dat niet meer!’

Lukas probeert zich te verdedigen, maar Pieter-Jan bijt terug. Hij somt voorbeeld na voorbeeld op van Lukas’ wangedrag. Elk voorbeeld is weloverwogen. Toch wuift Lukas alles weg.

‘Zo zit ik nu eenmaal in elkaar’, zegt hij, de schouders ophalend.

‘Dan moet je veranderen!’ roept Pieter-Jan. ‘Daarom ben je hier!’

Ook begeleider Werner bemoeit zich ermee. Hij kiest duidelijk partij voor Pieter-Jan en somt eveneens voorbeelden op van de opdringerigheid van Lukas. In de steun van Werner ziet Pieter-Jan een aanmoediging om Lukas nog feller aan te vallen.

‘Je bent een egoïst, Lukas! Je denkt alleen aan jezelf! Zal ik je eens vertellen wat jouw verslaving inhoudt? Dat kan in twee woorden: IK! NU! Dat is jouw verslaving!’

Ik zie hoe Lukas op zijn onderlip bijt. Pieter-Jan zweet en zwijgt. Iedereen zwijgt.

Nog even gaat de discussie verder, maar het meeste blijkt gezegd. Pieter-Jan is opgelucht dat hij zijn ergernis kwijt is, Lukas blijft onverschillig voor zich uit kijken.

Dan vraagt Fred het woord. Hij heeft een paar dagen eerder na een bezoek aan zijn ouders scheergerei binnengesmokkeld en heeft daarvoor sancties gekregen. Hij had die spullen moeten kopen met zijn weekbudget.

Fred richt zich tot de jonge Diederik. Gisteren heeft hij Diederik verweten twee gezichten te hebben en vandaag komt hij erop terug. Hij voelt zich bedrogen. De ene dag had Diederik onder vier ogen gezegd dat hij Fred begreep, de volgende dag haalde hij tijdens een groepssessie venijnig naar hem uit. Nu haalt Fred uit naar Diederik. Harde taal op een agressieve toon. Lava die al dagen in hem borrelt en eindelijk naar buiten komt. Hij trilt over zijn hele lichaam. Begeleider Werner moedigt hem aan door gerichte vragen te stellen.

‘Wat voel je nu?’

‘Waarom word je zo boos?’

Daarna gaat Werner op zijn hurken achter Diederik zitten. Hij legt een hand op zijn schouder, fluistert hem in dat hij Fred van weerwoord moet dienen. Diederik voelt zich gesterkt en haalt uit naar Fred. Hij neemt het niet dat hij zo wordt aangevallen. Dat is onterecht, vindt hij. Hij begint harder en harder te roepen. Maar zijn woorden houden geen steek. Het zijn meer loze verwijten dan argumenten. En Fred scheldt terug. Het is een mentale bokswedstrijd met slechts slagen in de lucht aan het worden. Maar dan neemt begeleider Werner opnieuw het woord. Hij knijpt in de schouder van Diederik en zegt: ‘Misschien is het wel zo dat je twee gezichten hebt. Dat je iedereen altijd naar de mond praat. Dat is natuurlijk veiliger voor jezelf, niet?’

Het gezicht van Diederik verbleekt. Hij kijkt om zich heen, zoekend naar steun bij de andere bewoners. Maar zij houden zich afzijdig. Nu Diederik beduusd zwijgt, neemt Fred weer het heft in handen. Hij verwoordt de pijn die hij voelt. De woede die hij heeft. Hij schreeuwt en hij huilt. Langzaam dringt het tot Diederik door wat hij heeft aangericht. Hij krimpt in elkaar, mompelend dat hij het zo niet had bedoeld. Maar Fred gaat door. Minutenlang. Tot Diederik uiteindelijk luid ‘STOP! STOP!’ roept.

Dat is het teken. Tot daar en niet verder. Iedereen weet dat. Fred ook. Prompt zwijgt hij. Maar zijn lichaam trilt nog lang na.

Daarmee zit deze encountersessie erop. Het herstel kan beginnen, bij een koffie in de leefruimte. Diederik loopt er met gebogen hoofd heen en laat zich diep wegzakken in een sofa. Hij huilt. Fred gaat naast hem zitten en begint met hem te praten. Zacht en begripvol deze keer. Ook anderen komen Diederik nu een hart onder de riem steken. Hoe hard het er net ook toegegaan is, uiteindelijk is iedereen er weer voor elkaar.

‘Het gaat er niet om wie gelijk heeft’, vertelt Werner. ‘Ze moeten leren hun gevoelens te uiten. Opkroppen heeft geen zin. En uiteindelijk werkt het bevrijdend. Daarom kijken de bewoners er zo naar uit. Het is hard en confronterend, maar het lucht op. Ze leren hier veel uit. Over zichzelf en over de anderen.’

WANHOOP EN HOOP

Met het verdwijnen van de drugs is de appetijt teruggekeerd. Dat merk ik iedere keer aan tafel. De borden worden volgeschept. Velen nemen een tweede keer. Alles smaakt iedereen.

Het gaat er vrolijk toe. Bij het ontbijt. De lunch. Het avondmaal. Alle bewoners rond de tafel, begeleider erbij. Een gezellige familie. Zo anders, denk ik, dan de kilte van de verslaving. Die verbondenheid is haast tastbaar, zeker wanneer er van buitenaf slechte tijdingen binnenwaaien. Zoals wanneer Lukas ’s avonds ineens wordt weggeroepen door een sociaal werker. De groep wordt stil. Ze voelen dat er wat aan de hand is.

Wanneer Lukas terugkomt vertelt hij dat zijn vader een zelfmoordpoging heeft gedaan en op intensive care ligt. De man heeft meer dan honderd pillen geslikt. Het valt op hoe kalm hij blijft terwijl hij dit zegt. Hij heeft zijn moeder en zijn zus al gebeld en hun moed ingesproken. Dat zij op hun beurt geen domme dingen mogen doen. Zegt hij die zijn leven lang domme dingen heeft gedaan.

Ik heb de indruk dat het slechte nieuws hem vreemd genoeg energie en kracht geeft. Het lijzige is uit zijn stem verdwenen. Het kleverige in zijn manier van doen is ook weg. Dit is niet meer de Lukas van ‘nu’ en ‘ik’. Het lijkt of hij plotseling volwassen is geworden.

Ook de andere bewoners luisteren nu naar zijn verhaal zonder verveeld weg te kijken. Ze leven met hem mee. Oprecht.

Lukas gaat weer aan het werk. Hij ruimt de tafels af. Doet de vaat.

‘Gaat het?’ vraag ik. Hij knikt.

Even later zie ik hem in de leefruimte bij Janos staan. De reus heeft zijn armen om hem heen geslagen. Lukas huilt en Janos troost hem. Met zijn kolenschoppen van handen streelt hij Lukas over zijn rug.

De volgende ochtend staat er een uur dynamische meditatie op het programma. Alle bewoners zijn geblinddoekt. ‘Schreeuw, lach, roep, huil, spring, dans. Houd niets in! Ontplof!’ Zo luiden de instructies van begeleider Werner. Tegen de muren zijn matrassen gezet opdat niemand zich kan verwonden. Iedereen heeft tien minuten diep in- en uitgeademd en de spieren losgemaakt op rustige Indiase klanken. Een gongslag kondigt de tweede fase aan. De muziek versnelt, wordt heftig, hard, zweept de bewoners op. Bijna allemaal laten ze zich nu gaan. Er wordt geschreeuwd en gezongen. Kreten van dieren weerklinken. Janos is op zijn knieën gaan zitten en beweegt zijn bovenlichaam op en neer, waarbij hij zijn mokerarmen iedere keer hard laat neerkomen op een matras. Dat houdt hij minutenlang vol. Lukas tolt om zijn as. Krijst. Diederik slaat al roepend met zijn vuisten op een kussen. Steeds harder. Hij merkt niet eens dat zijn knokkels beginnen te bloeden. Zijn kreten wekken andere kreten op.

Ik sta aan de kant en observeer met ingehouden adem. Een voor een neem ik de geblinddoekte gezichten in me op. De open monden. De gespannen kaakspieren. Het zweet. De emoties. Het vraagt moed om je zo te laten gaan en niet iedereen kan dat. Zoals mijn kamergenoot Michiel. Hij staat in een hoekje en beweegt amper. Zijn gezicht vertoont alleen ergernis. Misschien heeft hij in zijn leven al te veel geschreeuw gehoord.

Na de fysieke inspanning volgt de ontspanning. Armen omhoog, opspringen en uitademen. Tien minuten lang. Daarna stilstaan. Vijftien minuten. En ten slotte vijftien minuten vrij bewegen op de muziek.

Na afloop vraagt Werner aan iedereen om in twee woorden te beschrijven hoe hij het vond. ‘Bevrijdend’ en ‘intens’ worden het vaakst genoemd.

Michiel houdt het echter bij één woord: ‘saai’.

De week wordt zoals steeds afgesloten met de uitreiking van de ‘schijfjes’. Op een magneetbord hangt de naam van elke bewoner. In kolommen staan de doelstellingen per module vermeld. Voor elke behaalde doelstelling krijgt de bewoner een magneetschijfje. Wie voldoende schijfjes heeft verzameld, kan aan een volgende module beginnen.

De methode biedt perspectief en houvast. De vooruitgang wordt zichtbaar voor elke bewoner. Of zoals Lukas tegen mij zegt, nadat hij voor het brengen van zijn ecogram een schijfje achter zijn naam heeft mogen hangen: ‘In de gevangenis telde ik alleen maar af. Hier tel ik tenminste op.’

We zijn allemaal dicht tegen elkaar aan gekropen in de sofa’s in de leefruimte. Elke bewoner die een schijfje krijgt, wordt beloond met een lang en luid applaus. De sfeer is vrolijk en uitgelaten. Duimen gaan de lucht in. Gelach weerklinkt. Janos knipoogt naar mij. Lukas legt een hand op mijn schouder. De lucht is zwanger van hoop.

Weldra zal ik vertrekken. Het zal wennen zijn. Alsof niet ik wegga, maar zij mij achterlaten.

DANK AAN ALLE BEWONERS EN BEGELEIDERS EN DE DIRECTIE VAN KATARSIS VOOR HUN VERTROUWEN EN HUN MEDEWERKING. ALLE PERSONAGES ZIJN ECHT. HUN NAMEN ZIJN VERZONNEN.

MEER INFORMATIE: www.katarsis.be

DIT IS EEN VERKORTE VERSIE VAN DE LEZING OVER VERSLAVING DIE STEFAN BRIJS OP 17 SEPTEMBER AAN HET VRIJ UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM IN AMSTERDAM UITSPREEKT. DE VOLLEDIGE VERSIE VERSCHIJNT IN HET BOEK AAN DE KETTING, UITGEGEVEN DOOR DE TIJDSTROOM EN HET VUMC.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content