Nog nooit ging zoveel aandacht uit naar een kandidaat die zo laag op een senaatslijst staat. Jean-Luc Dehaene is terug, of hij dat nu leuk vindt of niet.

Zijn standpunt was een paar maanden geleden nog zonneklaar: hij zou geen kandidaat zijn, maar CD&V wel vanaf de zijlijn steunen. Dát was volgens oud-premier Jean-Luc Dehaene de beste dienst die hij zijn partij kon bewijzen. Tot hij het middelpunt werd van een enorme mediahype. Dus staat hij nu toch weer op een lijst bij de parlementsverkiezingen. Al doet hij zelf krampachtig alsof hij toch geen kandidaat is: lijstduwer bij de opvolgers is volgens hem louter een symbolische plaats. ‘Iedereen, ook mijn eigen partij, trapte met twee voeten tegelijk in die hype’, zegt Dehaene. ‘De CD&V zelf is ervan overtuigd dat ze beter gediend is als ik op een lijst sta. Ik deel die mening niet, maar op cruciale momenten doe ik altijd wat het beste is voor mijn partij. Dus heb ik een compromis gezocht tussen mijn eigen overtuiging en het partijbelang. Anders had ik na de verkiezingen toch allerlei verwijten moeten incasseren.’

Welke verwijten?

JEAN-LUC DEHAENE: ‘Had gij erop gestaan, we zouden beter gescoord hebben.’ Terwijl nooit te bewijzen is of de partij het al dan niet beter doet als ik kandidaat ben. Het punt is dat die hele discussie, die begonnen is met die fameuze peiling van De Standaard en de VRT, eindeloos was blijven aanslepen als ik de stap niet had gezet.

Bent u nu ook al gevoelig voor peilingen?

DEHAENE:Ik geloof niet in peilingen, maar degenen die de hype opgezet hebben wel. Ik loop niet in een koers voor voorkeurstemmen. Dus zal ik mijn score niet vergelijken met die van de vorige keer, noch met die van Guy Verhofstadt (VLD) of Louis Tobback (SP.A). Alleen hoop ik dat mijn geste niet nutteloos blijkt en dat ik een aantal nieuwe stemmen voor de partij kan aantrekken.

Zult u niet veeleer stemmen krijgen van mensen die sowieso al voor CD&V kiezen?

DEHAENE: Grotendeels wel. De enige kandidaat die ooit het verschil heeft gemaakt, was Leo Tindemans (CD&V), die bij de Europese verkiezingen in 1979 bijna een miljoen stemmen haalde. Al de andere stemmenkampioenen doen aan zelfbevrediging. Een echt goede kandidaat is iemand die de partij stemmen oplevert. Ik ben goed geplaatst om dat te zeggen: in 1999 heb ik met mijn 560.000 voorkeurstemmen niet kunnen verhinderen dat mijn partij achteruitging.

U wilt CD&V-voorzitter Stefaan De Clerck vooral niet overschaduwen. Maar is dat niet onvermijdelijk?

DEHAENE: Daarom zal ik vanaf nu op de achtergrond blijven in de kiescampagne. Ik ondersteun de partijvernieuwing waarvan De Clerck het boegbeeld is. Een vernieuwingsproces kan lang duren en niet iedereen in CD&V vindt dat plezant. Dat de partij op mij een beroep doet, heeft ook met dat ongeduld te maken. Maar als we alleen naar een regering kunnen terugkeren dankzij een Dehaene-bonus, schroeven we de vernieuwing eigenlijk terug.

Onze eerste doelstelling voor de volgende verkiezing is vooruitgaan. Op de tweede plaats willen we de paars-groene meerderheid breken. Daaraan moet het succes van CD&V op 18 mei worden afgemeten, en niet aan het feit of we opnieuw in de regering komen.

De Clerck wil wel de coach zijn, maar hij bedankt voor kanseliersverkiezingen. En voor de geloofwaardigheid van CD&V moet u dan weer op een lijst gaan staan. Past dat allemaal bij een slagvaardig boegbeeld?

DEHAENE: In 1995 en 1999 vroegen we de kiezers een nieuw mandaat om de regering te leiden. Nu is de situatie helemaal anders en de inzet van de komende verkiezingen is de nieuwe boodschap van CD&V. Ik sta achter de aanpak van Stefaan. Hij is erin geslaagd om mensen op de lijsten te zetten die de vernieuwing uitdragen.

Is de oogst met Inge Vervotte, Joke Schauvliege of uw zoon Tom niet mager?

DEHAENE: Er zijn ook mensen die minder mediageniek zijn maar inhoudelijk zeer degelijk werk leveren. Ik denk bijvoorbeeld aan Wouter Beke en Hendrik Bogaert. Het heeft bovendien geen enkele zin om tabula rasa te maken, want dan ben je meteen zeker van je verlies. Een partij mag haar kapitaal aan valabele mensen niet zomaar opzijschuiven.

CD&V-kamerlid Pieter De Crem ziet dat enigszins anders. ‘Een nieuwe partij die met oude kanonnen naar de verkiezingen trekt, is hilarisch’, zei hij een tijd geleden.

DEHAENE: Wat De Crem zegt, is het laatste van mijn zorgen.

U bent niet zo dol op hem?

DEHAENE: (grijnst) Ik heb iets tegen populisten.

In 2001 hield CD&V haar ‘congres van Kortrijk’ en vorig jaar was er een sociaal-economisch congres in Antwerpen. Veel concreets is daar niet van blijven hangen.

DEHAENE: We hebben geprobeerd om onze boodschap te actualiseren. Als oppositiepartij moesten we op drie vlakken vernieuwen: ons programma, onze mensen en onze look. Maar daarmee alleen zullen we de verkiezingen niet winnen. Verhofstadt heeft zijn partij tien jaar lang vernieuwd, maar u denkt toch niet dat hij daardoor in de regering is geraakt? Hij zit in de regering omdat wij verloren hebben. Verkiezingsresultaten hangen evenveel af van de fouten van anderen als van je eigen succes. En natuurlijk van de gebeurtenissen die de laatste weken van de campagne beïnvloeden.

Volgens ondervoorzitter Hendrik Bogaert moest CD&V zich tijdens het sociaal-economisch congres in september lanceren, of wachten op een ‘golden goal’.

DEHAENE: Een golden goal kun je binnen krijgen of zelf maken.

Bent u de goalgetter?

DEHAENE:(geërgerd) Maar nee! Nog één keer: ik probeer alleen de vernieuwing van mijn partij te ondersteunen.

Indien CD&V na de verkiezingen toch in een regering stapt…

DEHAENE: U zou moeten weten dat ik niet antwoord op een vraag die met ‘indien’ begint. Ik ben niet beschikbaar voor scenario’s voor na de verkiezingen. Dus ook niet voor een functie in het federale parlement of in de regering. Dat hoofdstuk is afgesloten. In de Verenigde Staten bepaalt de grondwet dat een president na twee regeerperiodes iets anders moet doen. Ze vallen hem daarna ook niet meer lastig. Het is hoog tijd dat ze dat bij ons ook invoeren.

U wilt zich uitsluitend bezighouden met Vilvoorde en Europa?

DEHAENE: Als premier heb ik een aantal dingen bereikt en die ervaring kan ik nu in Vilvoorde en in Europa aanwenden. In volle kiescampagne zullen de activiteiten in de Europese Conventie een hoogtepunt bereiken. Laat me mijn werk als ondervoorzitter van de Conventie doen. Dat is het enige wat ik vraag, want op termijn is het welslagen van de Conventie veel belangrijker dan de kiescampagne.

Volgens SP.A en VLD bent u door de beslissing om toch deel te nemen aan de verkiezingen uw ‘staatsmansvernis’ kwijt.

DEHAENE: Sla er eens uw eigen literatuur en die van de gazetten op na uit de periode van de coalitievorming in Vilvoorde: mijn imago was definitief naar de botten. En nadien werd ik als een staatsman geportretteerd. Ach, ik kan dat allemaal relativeren. Ik kijk in de politiek nu eenmaal tien keer verder vooruit dan de meesten.

Uw kritiek op het begrotingsbeleid van paars-groen is niet mals. U vindt dat ze het geld veel te gemakkelijk hebben uitgedeeld.

DEHAENE: Er is een verschil tussen geld verspillen en te weinig sparen. Mijn kritiek is niet dat de begroting ontspoord is, maar wel dat een budgettair evenwicht geen ambitieuze doelstelling is. In plaats van de marges te gebruiken voor een versnelde schuldafbouw, heeft paars-groen onder meer de belastingen verlaagd. Gelukkig hebben ze die verlaging in de tijd gespreid, maar daardoor zijn ook al de marges van de volgende regering opgebruikt. Het ‘gemakkelijkheidsbeleid’ van paars-groen zullen we met nieuwe maatregelen betalen als de conjunctuur niet heropleeft.

De schulden moeten volgens u ook omlaag met het oog op de demografische evolutie. Is het Zilverfonds dan geen goed initiatief om de kosten van de vergrijzing op te vangen?

DEHAENE: Dat is een schijntechniek. Het geeft de indruk dat er geld opzijgezet wordt voor de toekomst, maar in werkelijkheid bestaat daar maar één manier voor: schuldafbouw.

Ondertussen kreunt de economie onder de dreigende oorlog in Irak. De Belgische regering hanteert een ‘vredeslogica’. Ons land wil dat de wapeninspecteurs meer tijd krijgen en stapt in geen enkele actie zonder een tweede resolutie van de Verenigde Naties. Zou u die weg ook hebben gevolgd als premier?

DEHAENE: Onder president George W. Bush gedragen de Verenigde Staten zich als de gendarme van de wereld. Het gaat over hun wensen en hun belangen. Sinds de aanslagen van 11 september gebruiken ze geregeld oorlogstermen als ‘schurkenstaat’, die niets meer met internationale relaties te maken hebben.

Sommige Europese landen, het Verenigd Koninkrijk op kop, zijn spontaan geneigd om de VS te volgen. Premier Tony Blair, die in eigen land veel tegenkanting krijgt, loopt altijd heel snel naar de VS zonder veel overleg met zijn Europese partners. Maar hij geeft Bush ook het signaal dat een en ander binnen de VN moet gebeuren, en dat is dan weer een Europees accent.

Andere landen, zoals Frankrijk en Duitsland, willen een tegenpool vormen. Het drama is dat er in de Europese Unie geen kader bestaat dat sterk genoeg is om met één stem te spreken. België volgt Frankrijk en Duitsland. Hun lijn is volgens mij meer in het belang van Europa. De VS menen dat alles met geweld kan worden opgelost. Ze denken blijkbaar niet na over wat daarna met Irak en het Midden-Oosten zal gebeuren. Europa is daar – ook door de geografische nabijheid – veel meer om bekommerd.

België heeft zich dus niet geïsoleerd?

DEHAENE: Wie in het kamp van Frankrijk en Duitsland zit, kan moeilijk geïsoleerd zijn. Het enige wat me heeft gestoord, is de bewering van sommigen binnen de paars-groene coalitie dat een eventuele tweede VN-resolutie, die groen licht geeft voor een gewapende interventie, voor ons van geen tel zou zijn. Dat is een stap te ver. Als lid van de VN mag je proberen om beslissingen te beïnvloeden, maar uiteindelijk moet je de gekozen lijn volgen. In een bondgenootschap kun je niet à la carte optreden.

Tony Vandeputte van de Vereniging van Belgische Ondernemingen maakte zich afgelopen week zorgen over de economische gevolgen van het Belgische veto in de NAVO. Was dat terecht?

DEHAENE: Ik vind dat een nogal ongelukkige uitspraak. Natuurlijk is het patriottisme heel groot in de VS en balanceert men er soms op het randje van het nationalisme. Ik sluit niet uit dat het veto beperkte gevolgen kan hebben, maar dat mag ons beleid op wereldvlak niet bepalen. Sinds het ontstaan van de Europese Muntunie vormt Europa trouwens ons economisch kader. Daarom moeten we ons veel meer zorgen maken over de huidige economische situatie in Duitsland dan over wat er in de VS gebeurt.

Europa is er in de Irak-kwestie weer niet in geslaagd om een gezamenlijke houding te bepalen. Biedt de Europese Conventie op dat vlak een perspectief?

DEHAENE: Europa werd en wordt niet op één dag gebouwd. Het valt niet te ontkennen dat er op dit ogenblik geen Europees veiligheids- en buitenlandbeleid is. Maar er is al vooruitgang geboekt, onder meer door de functie van Javier Solana als EU-vertegenwoordiger voor Defensie en Buitenlandse Zaken. En na de negatieve ervaringen in Bosnië treden de Europese lidstaten nu wél samen op in Kosovo en Macedonië. Als het over Irak en het Midden-Oosten gaat, bestaat die politieke wil echter niet.

Wel geloof ik dat men lessen zal trekken uit de Irak-kwestie. Daarbij kan de Conventie instrumenten en procedures aanreiken. Zoals het voorstel tot een ‘superminister’ van Buitenlandse Zaken die in de Commissie zetelt en tegelijk de Raad van Buitenlandse Zaken voorzit. In combinatie met meer samenwerking tussen de lidstaten op het vlak van defensie, zou dat een nieuwe stap vooruit betekenen. In elk geval hoeven we ons geen zorgen te maken over wie president Bush zal bellen. We moeten ons veeleer afvragen hoe Europa een eigen positie kan opbouwen die niet meer van de Amerikaanse houding afhangt.

De Europese verdeeldheid over Irak zou dus wel eens van groot belang kunnen zijn voor het resultaat van de Europese Conventie?

DEHAENE: De verdeeldheid in Europa doet mij niet wanhopen. In de Conventie groeit daardoor het besef dat Europa zwak staat in domeinen waar de burgers het meeste van Europa verwachten. Voor hen is de economische integratie nu een feit. Ze beseffen ook dat het enige goede antwoord op onder meer grensoverschrijdende criminaliteit en immigratie een Europees antwoord is. Maar dat blijft uit. De deelnemers van de Conventie voelen die druk maar al te goed en daarom vinden ze ook dat Europa niet langer machteloos kan toekijken bij het internationale spektakel. Het gaat echter om een proces dat lang kan duren.

Houdt uw Europese rol op als de Conventie in juni klaar is?

DEHAENE: De Conventie is totnogtoe een positieve ervaring geweest. Ze verloopt veel meer geordend dan ik had verwacht, maar dat is geen waarborg voor succes. Ook de intergouvernementele conferenties hebben niet geleid tot een kwalitatieve jump of tot een invulling van de Europese eenmaking, die de uitbreiding met de nieuwe lidstaten toch is. Misschien botsen we ook in de Conventie op een muur.

Wat mijn eigen rol betreft, moet u al lang weten dat ik nooit anticipeer op feiten of ontwikkelingen waarop ik geen vat heb. Op internationaal vlak moet je nog veel minder dan in eigen land aan carrièreplanning doen. Ik zit ook niet zo in elkaar. Voor een internationale opdracht moet je beschikbaar zijn. De rest is speculatie voor rekening van anderen.

Door toch op een CD&V-lijst te gaan staan, moet u er wellicht niet meer op rekenen dat andere partijen u voor zo’n opdracht zullen steunen.

DEHAENE: Als Guy Verhofstadt (VLD) zegt dat hij Dehaene heeft ingeschakeld voor de Europese Conventie omdat hij de beste was, geloof ik hem graag. Bon, natuurlijk ben ik geen ondervoorzitter van de Conventie geworden omdat ze mij een plezier wilden doen. Verhofstadt en Louis Michel (MR) wisten perfect dat ze de Belgische en internationale publieke opinie op hun dak zouden krijgen als ze na de Top van Laken en onder Franse druk alleen met conventievoorzitter Valéry Giscard d’Estaing uitgepakt zouden hebben. Verhofstadt en Michel hebben toen letterlijk gezegd dat ik hen uit de penarie gehaald heb. En verder ben ik ondervoorzitter geworden omdat mijn vroegere collega’s van de Europese Raad wisten welk vlees ze met mij in de kuip hebben.

In een interview met ‘De Standaard’ dacht uw zoon Tom afgelopen weekend al aan een rol als informateur voor u, na 18 mei.

DEHAENE: Hoe kan je nu al nadenken over wat er zal gebeuren na de verkiezingen zonder de uitslag te kennen? De vraag om informateur te worden, zal nooit van journalisten komen. Daarop hoef ik dus niet te antwoorden. Voor de rest ben en blijf ik politiek actief, en als ik problemen kan helpen ontrafelen, wil ik dat graag doen. Dat heb ik in de voorbije vier jaar gedaan voor mijn partij en op Europees vlak ook voor de regering. Dat moet niet altijd aan de grote klok worden gehangen.

Aan Franstalige zijde wordt gezegd dat uw stap ook een gunstige weerslag kan hebben op het resultaat van Franstalige christen-democraten.

DEHAENE:(haalt de schouders op) Dat is voer voor spindoctors. Ik geloof daar niet in. Een mediahype kan een zekere invloed hebben. Maar ook dat is niet nieuw. Door langere tijd op de achtergrond te blijven, werd de mythe Jean-Luc Dehaene veel groter dan de werkelijkheid. Of neem het voorbeeld van de jongste verkiezingen in Nederland. Daar leidde een snelle afwisseling van televisiedebatten en peilingen tot een mechanisme dat nog weinig met de realiteit te maken had.

De Nederlandse verkiezingen hebben ook geleerd dat kiezers willen weten wie de kandidaat-premier van de grote partijen is. Waarom zegt CD&V niet wie haar kandidaat is?

DEHAENE: Als je vergelijkingen maakt, moet je ook op de verschillen letten. Bij de verkiezingen in Nederland komen de partijen op met lijsten en lijsttrekkers voor het hele land. Daar draait alles al veel langer rond televisiedebatten tussen die lijsttrekkers. In België is het kiessysteem heel anders en heeft het geen zin om het debat tot het premierschap te reduceren. Het is part of the game dat de VLD en Noël Slangen daarop aansturen, maar CD&V moet niet in die val trappen.

Misschien is CD&V gewoon bang omdat ze weet dat De Clerck geen partij is voor Verhofstadt?

DEHAENE: Als mijn partij zo zou denken, is ze al in die val gelopen. In de politiek gaat het niet over het individu, maar over de groep. Tegenwoordig wordt die stelling te vaak omgekeerd. Ik denk daarbij aan de effecten van de halvering van de kopstem en de rechtstreekse burgemeestersverkiezing die een van de meest stabiele instellingen van het land dreigt te destabiliseren. Door al die maatregelen wordt de concurrentie binnen partijen groter en belangrijker dan die tussen partijen. Maar een partij heeft netto stemmenwinst nodig en geen verschuivingen van stemmen op dezelfde lijst. We moeten dringend terug naar de essentie van verkiezingen.

Terwijl De Clerck spreekt over de tandem die hij met u kan vormen, menen anderen dat de echte CD&V-tandem bestaat uit u en Herman Van Rompuy en dat u die laatste naar het premierschap zal loodsen.

DEHAENE: De tandem Dehaene-Van Rompuy heeft sinds 1999 niet meer gewerkt omdat ik me niet meer met het dagelijkse reilen en zeilen in de partij bemoeide. Ik zal dat ook niet doen tijdens de campagne en evenmin na de verkiezingen. Ik heb niet beslist om laatste opvolger op de senaatslijst te worden om na 18 mei weer ruimte voor de oude garde te scheppen binnen CD&V.

Een nieuwe regeringsvorming wordt niet eenvoudig. U sluit een asymmetrische coalitie niet uit?

DEHAENE: Ik heb die formule nooit uitgesloten omdat het een institutionele mogelijkheid in onze federale staatsstructuur is. Maar moet je ze ook na-streven en is ze beter voor het land? Dat hoor je mij alvast niet zeggen. Ik hoop vooral dat de politieke versnippering op 18 mei niet groter wordt. Het is bijna onmogelijk om zes of zeven partijen in een federale regering bijeen te houden en een coherent beleid te voeren. Dan moet je al een opendebatcultuur uitvinden om een positieve draai te geven aan het feit dat je de troepen niet onder controle hebt.

Zeggen verschillende CD&V-kopstukken daarom dat de groenen uit de meerderheid moeten?

DEHAENE: Ik doe daar geen uitspraken over. Met vragen over wat er na de verkiezingen moet gebeuren, moet je maar na 18 mei komen. Hoewel ik nu uiteraard niet kan zeggen of u dan nog welkom zult zijn. (bulderlach)

Patrick Martens

‘Als we alleen naar een regering kunnen terugkeren dankzij een Dehaene-bonus, schroeven we de vernieuwing terug.’

‘Wat De Crem zegt, is het laatste van mijn zorgen.’

‘Het welslagen van de Europese Conventie is veel belangrijker dan de kiescampagne.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content