Ze had een kaartje geschreven met elf kusjes erop. De kusjes waren voor haar jongste dochter. Het kaartje is nooit aangekomen. Het was een postkaart waarop een teddybeer stond afgebeeld die een brief vasthield.

Ze hadden haar kinderen enkele weken voordien bij haar weggehaald omdat ze dachten dat ze geen goede moeder was. Ze had haar dochters geschreven dat ze hen miste. Haar drie kinderen zaten nu in een adoptiegezin. Zij zat in de prostitutie en aan de drugs. Ze heeft het kaartje nooit kunnen versturen. Wat Paula Clennell zelf voorspeld had in een televisie-interview met de lokale media gebeurde ook: ze werd vermoord teruggevonden langs de kant van de weg.

Ze was het vijfde slachtoffer op rij. De prostitutiewereld van het kleine Britse stadje Ipswich was in een paar weken tijd een derde van haar meisjes kwijt. ‘De moordenaar heeft er de mooiste vijf uitgeko-zen’, had een man aan de pers gezegd. Later werd hij opgepakt door de politie, maar weer vrijgelaten.

Het was een cascade van moorden. Vanaf 30 oktober 2006 verdwenen Tania Nicol (19), Gemma Adams (25), Anneli Alderton (24), Annette Nicholls (29) en Paula Clennell (24). Op 12 december van dat jaar werden de laatste twee slachtoffers teruggevonden. Alle vijf waren ze gewurgd.

De lichamen van de eerste twee meisjes werden gedumpt in een kleine rivier ten oosten van Ipswich, opdat ze op het moment van hun vondst geen forensisch bewijsmateriaal op hun lichamen zouden hebben. Hun naakte lichamen lagen vijf weken in het water. De laatste drie slachtoffers werden op droge grond achtergelaten, ten westen van Ipswich. Hun lichamen waren naakt. Annelli en Annette lagen in de vorm van een kruisteken. Paula leek met grote haast langs de kant van de weg achtergelaten. Bij de drie vrouwenlijken op het droge was DNA-materiaal genoeg voorhanden om op 19 december ene Steve Wright te arresteren. Zijn DNA zat in een nationale databank omdat hij vijf jaar eerder 84 pond van zijn werkgever had gestolen.

De politie vertelde de pers dat videomateriaal had aangetoond hoe Wright Tania met zijn Ford Mondeo oppikte. Wright gaf toe dat hij de prostituees vaak bezocht had, maar zei dat hij niet de dader van de moorden was.

Toch werd Steve Wright begin dit jaar schuldig bevonden aan de moord op de vijf meisjes. Het gerecht in Ipswich oordeelde dat de 49-jarige Wright een ‘moordcampagne’ had opgezet om de vijf vrouwen in een tijdspanne van zes weken te doden. Zijn schuld werd grotendeels bevestigd door DNA-onderzoek. Maar ook vezelonderzoek speelde een belangrijke rol. In het haar van de verdronken Tania zat één zwarte nylonvezel die overeenkwam met de vezels van het voettapijt voor de passagiersstoel van de Ford Mondeo van Wright. Op de stoel van Wrights auto werd haar van Annette gevonden. Op het stuurwiel van zijn wagen zaten bloedspatten van Paula. Na uitgebreid textielonderzoek van zijn fluorescerende jasje vond men microsporen van bloed van Paula en Annette. De jury was muisstil toen de onderzoekers een combinatie van verschillende vezels van alle lichamen verbond met de kledij van Wright, zijn auto en zijn huis. Dezelfde blauwe polyestervezels werden gevonden op het lichaam van Tania en dat van Gemma. Annette, wier kleding net zoals die van de andere meisjes nooit werd teruggevonden, had volgens getuigen een namaakbontjasje gedragen. De synthetische vezels zaten op het vest van Wright en in zijn wagen.

Een rode acrylvezel correspondeerde dan weer met de rode vezels die waren gevonden op de lichamen van Annelli en Paula, op de bestuurdersstoel van de auto van Wright en op de pyjama waarin hij werd gearresteerd. Het werd een heel web van vezels op lichamen dat de meisjes en de dader met elkaar verbond. In het Verenigd Koninkrijk werden forensische wetenschappers op slag sterren.

200 KLEVERTJES

Kris De Wael kijkt naar de foto’s van een man van wie hij de laatste momenten van zijn leven kent. Hij ziet een verminkt lijk. Met de kennis van het moorddossier in het achterhoofd kijkt hij door zijn microscoop. ‘De kracht van microscopie is lang onderbenut gebleven in het forensisch onderzoek’, zegt hij. Zijn arsenaal klinkt indrukwekkend. Voor de vezels gebruikt hij ‘een optische transmissiemicroscoop die voorzien is van fluorescentie en kwantitatieve polarisatie’. Het toestel kost ongeveer 100.000 euro.

Het laboratorium Vezels & Textiel van het Belgische Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) beschikt over verschillende technieken, zegt zijn Franstalige collega Fabrice Gason: stereo-microscopie, lichtmicroscopie (10.000 euro), UV-VIS-spectrofotometrie (200.000 euro), infraroodspectrometrie (150.000 euro) en Ramanspectrometrie (300.000 euro) zijn de meest gebruikte technieken. Het lab telt vier experts, en zoekt er nu een vijfde bij.

Op de foto die rechts van Kris De Wael ligt, is met het blote oog de plaats van het delict te zien. Een Vlaamse woonkamer, een lederen sofa met een gebreide deken, een dode dikke man op de grond. De man is gewurgd met een groene sjaal. Er is veel geweld gebruikt. Hier en daar bloed. Het hoofd van de man is omwikkeld met cellofaan. Dat heeft de moordenaar gedaan. Het hele lichaam van de man zit vol genummerde doorzichtige kleefstroken. Dat deden de gerechtelijke onderzoekers. ‘Een moord met onbekende verdachte’, zegt De Wael. ‘De man werd eerst getapet. Die zogenaamde 1:1-tapingtechniek is alleen zinvol als er naar grote waarschijnlijkheid een intens contact plaatsvond tussen de verdachte en het slachtoffer. De plaats van het misdrijf moet ook voldoende beschermd zijn. Vezels zijn heel vluchtig van aard. Het zijn micro-sporen die heel snel herverdeeld of verloren raken. Dit lichaam bevond zich binnenshuis, en werd enkele uren na de feiten ontdekt. Het kon gemakkelijk ter plaatse bemonsterd worden.’

Er zitten heel wat van die microsporen op een lijk. Noem ze stille getuigen. Synthetische vezels in de kledij, katoenvezels, stuifmeelkorrels, wolvezels, kruitsporen, tapijtvezels, mensenhaar, dierenhaar, kiezelwier, roest, steen, plantenfragmenten, verf, plastic vlokken, microbloedpartikels. Onder de optische microscoop kunnen ze onmiddellijk van elkaar onderscheiden worden.

Soms stapt De Wael ter plaatse af. Dan neemt hij een veldmicroscoop mee en een tapekit, met daarin onder meer een Tyvekpak (een wit astronautenpak, zeg maar), handschoenen, doekjes, mondmaskers, schoenhoesjes en 200 genummerde kleefstroken. Als hij bij een huiszoeking aanwezig is, kijkt hij als eerste in de garderobekast en naar de sofa’s. Niet alleen de (be)kleding is interessant, ook de vloerbedekking, de gordijnen en het beddengoed.

Op de werktafel van Kris De Wael ligt geen lijk. In zijn lab liggen de genummerde transparante plaatjes waarin de vezels die door de tape zijn opgenomen werden opgevangen. De nummers komen overeen met de nummers van de foto. Zo weet De Wael of hij een vezel onderzoekt die op de nek is gevonden, of één die bij de schaamstreek werd ontdekt.

Hij schrijft een verslag. Zet stipjes op een tekening. Veel stipjes rond de nek. ‘Vezelmapping’, noemt hij dat. ‘Het laat behalve een bepaling van de vezelverdeling over het lichaam van het slachtoffer toe om de modus operandi van de verdachte na te gaan of verklaringen te verifiëren. Bij een wurging, bijvoorbeeld, vind je de belangrijkste vezels vooral in de nek- en de halsstreek.’

OOG VOOR ANDERE SPOREN

Hier en daar zit er een gat in het transparante plaatje. ‘Op de tapings die zijn uitgevoerd op de kledij van verdachten in bloedige moordzaken worden soms kleine restanten van bloedvlekken aangetroffen. Die micropartikels worden systematisch opgezocht. Het is voorafgaandelijk onderzoek dat kan leiden tot een DNA-profiel van het slachtoffer. De microbloedpartikels worden naar het DNA-lab gestuurd.’ Ook andere types van microsporen, zoals verf, metaal en plasticdeeltjes, worden vaak aangetroffen en beschreven in een verslag. ‘Als we resten van mensenharen en dierenharen aantreffen, gaan die naar de afdeling haaronderzoek.’

Op die afdeling begon hij in 1997 zijn carrière. Hij had net zijn doctoraat in de scheikunde behaald en was gespecialiseerd in spectroscopische technieken. In 1997 reageerde hij op een vacature van het NICC. ‘In de nasleep van de zaak-Dutroux zochten ze deskundigen in infrarood’, zegt hij. Er was enorm veel werk in die tijd. In de zaak-Dutroux was er een hoop haren in beslag genomen waarvan men dacht dat ze nuttig konden zijn. Er moest een preselectie gemaakt worden, een morfologische studie van het haar, DNA-onderzoek.’

De Wael raakte geboeid door vezels en textiel. ‘Het meest fascinerende is dat die voor het blote oog onzichtbare sporen richtlijnen geven over de kleding die de verdachte vermoedelijk droeg’, zegt De Wael. Hij houdt een klein plekje onder de microscoop. ‘Waar is dat kleine vezeltje, dat stukje van de synthetische jaskraag van ongeveer twintig duizendste van een millimeter breed… Het kan veel zeggen over een verdachte.’

Soms heeft De Wael geen enkel referentiemateriaal. Dan geeft hij de politie inlichtingen over de vezeltypes die hij heeft gevonden en de mogelijke bronnen van die vezels. ‘Voor zwaarwichtige feiten kan worden gezocht naar “vreemde vezels” die in groten getale aanwezig zijn op het slachtoffer. Die doelvezels worden dan verder onderzocht. Op basis van die gegevens kunnen aanwijzingen worden gegeven over het type en de kleur van de kledij die bij de verdachten in beslag moet worden genomen. Het is een voorbereidend onderzoek dat bij voorkeur wordt uitgevoerd vooraleer er verdachten bekend zijn.’

Soms heeft hij wel inlichtingen over de kledij van het slachtoffer en de verdachte. Dan kan hij de tapings van de kledij van de verdachte en die van de kledij van het slachtoffer met elkaar vergelijken. ‘Dat is het klassieke onderzoek naar het fysieke contact en de uitwisseling van vezelsporen. Als het slachtoffer en de verdachte met elkaar in contact komen tijdens een gewelddaad, worden vezels van hun kledij uitgewisseld. Vezels van de kledij van de verdachte kunnen dan achteraf gevonden worden op het slachtoffer, en vice versa.’ Vezels zitten natuurlijk niet alleen in de kledij. ‘Ze zitten overal op de plaats van het misdrijf en op het gebruikte moordwapen. Stel dat een verdachte een ruit heeft ingeslagen, dan zullen we ook interessant vezelmateriaal vinden in de glasscherven.’

MOEILIJKE VERPLEEGSTERS

Maar een vezelanalyse vreet tijd. De Wael: ‘De morfologische kenmerken, de kleurkenmerken, de chemische samenstelling en de fysische eigenschappen van de referentievezels moeten allemaal met die van de “verdachte” vezels vergeleken worden.’

Ter ondersteuning van het vezelonderzoek werd binnen het lab van het NICC een aantal databanken ontwikkeld. Zo is er een databank waarin de analyseresultaten worden verwerkt, en een databank waarin de referenties voor de vezels zitten.

Niet alle textiel is even interessant. Het ene kledingstuk verliest al wat meer vezels dan het andere. ‘Een acryltrui met gesneden vezels is even effectief als wol met lange vezels. Een kledingstuk uit daim verliest ook voldoende vezels, tenzij het te oud is en de lederlaag volledig is afgeschuurd.’ De ene textielsoort is ook al couranter dan de andere. ‘Wit katoen, daar kun je bijna niets mee aanvangen. Iedereen draagt het. Stel dat er een moord is gepleegd in een ziekenhuis tussen verpleegsters met allemaal dezelfde witte katoenen schort aan. Dan is het zoeken naar vreemde vezels als zoeken naar een speld in een hooiberg.’

De microsporen zitten niet alleen op een lijk. Ze zitten overal: ‘In voertuigen, in kofferbakken, in zetels, op tapijten, op kleding en op naakte lichamen.’

‘Bij vezelonderzoek wordt er veel meer gedaan dan enkel naar de microscopische elementen gekeken. Ook de aard van de beschadiging van de kledij wordt bekeken’, zegt De Wael. ‘Door trekproeven kan de kracht die nodig is om een scheurbeschadiging toe te brengen worden bepaald. Steekproeven kunnen ook uitmaken welk steekwapen de beschadiging toebracht. Werd het gat in de trui door een puntig voorwerp gemaakt of niet?’

Zo was in de moordzaak in het Nederlandse Deventer die in 1999 voor opschudding zorgde de blouse van een vermoorde weduwe van cruciaal belang. ‘Met welk soort mes werden de steekgaten in de blouse van de weduwe veroorzaakt, vroegen de speurders zich af.’ Na onderzoek kwamen ze tot een beperkte lijst van mogelijke moordwapens.

DE ZAAK-AIT OUD

In België associeert het grote publiek het vezelonderzoek vooral met het onderzoek in de zaak van Abdallah Ait Oud. Hij werd verdacht van de verkrachting van en de moord op twee Luikse meisjes, Stacy (8) en Nathalie (11). Het was het getuigenis van Fabrice Gason, ingenieur textiel en de collega van Kris De Wael, dat op het proces van Ait Oud de jury met verstomming sloeg over wat de experts van het NICC allemaal te weten waren gekomen. Het was de eerste keer dat er een vezelonderzoek van dergelijke omvang werd verricht. ‘Vijf mensen hebben vierduizend werkuren lang de vezels die in die zaak zijn gevonden onderzocht’, zei Gason op het proces.

De kleding die Ait Oud op de avond van de feiten droeg, hing bij hem thuis te drogen. Tegen zijn gewoonte in had hij zelf zijn jeans en zijn wit T-shirt gewassen. Bij een huiszoeking werden ze in beslag genomen. Gason schat het verlies aan vezels door de wasbeurt op circa 95 procent. ‘Niet alleen door de wasbeurt, ook doordat hij zijn kleren nog enkele uren na de feiten bleef dragen. In zo’n tijdspanne hebben kledingstukken nog andere contacten, waarbij vezels die werden overgedragen op het moment van de feiten verloren gaan.’

Ook de 1:1- taping van de slachtoffers kon niet in ideale omstandigheden gebeuren. ‘De slachtoffers lagen in het water. Meer dan 90 procent van de vreemde vezels op hun kleren was al weggespoeld’, aldus Gason. ‘Normaal gezien worden er in zulke slechte omstandigheden geen monsters genomen. Maar in deze zaak werd ons gevraagd om alle middelen en mogelijkheden in te zetten die het instituut ter beschikking had. Omdat het dossier zo uitzonderlijk was, hebben we toch 1:1- taping gedaan.’

In de plooien van de kleding van de meisjes en dankzij de zakken op de jeans van Ait Oud werd nog materiaal gevonden. De experts onderzochten 3712 vezels, die ze met de speciale kleefbandtechniek van de betrokken kledij verzamelden. In het rapport van 65 pagina’s, inclusief foto’s en schema’s, concludeert Gason dat er vezels van de kleren van Ait Oud naar die van de meisjes zijn gegaan en omgekeerd. ‘Die resultaten ondersteunen de hypothese dat er tijdens de nacht van de feiten een contact is geweest tussen de kleding van de slachtoffers en de kleding van Abdallah Ait Oud. Het contact moet hevig en gewelddadig zijn geweest’, zegt hij. ‘We zagen twee zones waarin de vezels van de jeans van Ait Oud geconcentreerd aanwezig waren. Een ter hoogte van het T-shirt van Stacey, en een ander aan de binnenkant van de jeans van Nathalie. Dat verraadt een intens en drukkend contact.’

Bovendien vonden de onderzoekers 134 katoen- en polyestervezels met een rood-zwarte ondertoon op de kleding van Ait Oud. Acht vezels op de kleding van beide slachtoffers correspondeerden met de vezels van de rood-zwarte bedsprei met Chinese motieven, waarop Ait Oud de ochtend voor de feiten bij zijn vriendin Christelle B. had gegeten en seks had gehad.

‘Meer dan 1000 bruikbare vezels is heel veel’, zegt Gason. ‘Om u een idee te geven: ik ben op assisen ook al voor twee acrylvezels gaan getuigen.’

Zowel Ait Oud als Steve Wright wil zijn rechtszaak laten herzien.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content