Schrijfster Connie Palmen en ‘het loze geblaat over het vrije woord’.

INFO / Connie Palmen, ‘Een kleine filosofie van de moord û Essays’, Prometheus, Amsterdam, 127 blz., euro 15.

E en kleine filosofie van de moord. Zo heet het nieuwste boek van Connie Palmen. Dat het precies twee dagen na de moord op Theo van Gogh verscheen, is een griezelig toeval. In Een kleine filosofie van de moord analyseert Palmen aan de hand van een aantal beroemde voorbeelden – de moorden op John F. Kennedy, John Lennon, Gianni Versace en Pim Fortuyn – de drijfveren van de ‘moderne moordenaar’. De ‘moderne moordenaar’, schrijft Palmen, moordt ‘vanuit een ingebeelde uitzonderlijkheid, vanuit een gevoel van morele superioriteit, vanuit een gefantaseerd heldendom’. Hij vermoordt in zijn ogen geen ander mens, maar een icoon, een symbool, ‘iets wat niet bloeden kan’.

Dat geldt ook voor de moordenaar van Theo van Gogh, constateert Palmen: ‘Als je schopt tegen een dood lichaam, schop je niet tegen een mens, maar tegen een zak met botten. Mohammed B. schopte tegen een ding. Een minderwaardig ding, dat uit de weg geruimd moest worden. Wat Mohammed B. gemeenschappelijk heeft met Volkert van der Graaf of met de moordenaar van John Lennon is dat hij een fanaticus is, een god in het diepst van zijn gedachten. In de eenzaamheid van zijn ge-idealiseerde wereld identificeerde Mark David Chapman zich met John Lennon. Hij vermoordde een abstractie. Daardoor verwierf hij eindelijk een eigen identiteit: die van moordenaar. Minachting voor anderen en de fixatie op een ideaal horen bij elkaar – dat zag je ook bij Volkert van der Graaf. En de moordenaar van Theo van Gogh ontleende zijn identiteit alleen nog maar aan het feit dat hij moslim was en Allah diende.’

De schrijfster is behoorlijk van slag – ze was bevriend met Theo van Gogh. ‘Het is zo’n shockerende, gruwelijke moord dat het maar met vlagen doordringt. De hele stad trilt, de hele stad huivert. Mensen lopen een beetje bangig rond, met geloken blik. Ik voel de schaamte in de stad – en op schaamte volgt vaak woede. Die schaamte, die al begonnen is bij de moord op Pim Fortuyn, is vertienvoudigd, omdat iedere Amsterdammer ook wel weet wat voor soort jongen Theo was. Er is een jongen doodgemaakt, een jongen op zijn fietsie.’

Publieke figuren die vermoord worden, lopen een grote kans heilig verklaard te worden. Dezer dagen organiseert een televisieomroep de verkiezing van de Grootste Nederlander Aller Tijden; Pim Fortuyn (‘de Goddelijke Kale’, zoals Theo van Gogh hem ooit omschreef) heeft een ruime voorsprong op figuren als vadertje Drees, Erasmus en Rembrandt, die het ongeluk hadden in hun eigen bed te sterven. En onmiddellijk na de moord op Theo van Gogh was de teneur van een aantal commentaren dat op die stoep in de Linnaeusstraat niet alleen ‘de democratie’ maar ook ‘het vrije woord’ was vermoord.

Palmen zucht: ‘Ik ben het heel erg eens met Remco Campert, die schreef dat we Theo van Gogh niet als de held van de vrije meningsuiting moeten gaan lauweren. Ik ben dat loze geblaat over het vrije woord echt spuugzat. Zo dol als ik was op Theo als persoon, zo haatte ik zijn pen. Hij had de kwaadheid van een puber en zijn columns waren stilistisch een ramp: ze kwamen niet boven het niveau van geroddel in een schoolkrant uit. Ik houd toch meer van het weloverwogen, genuanceerde woord, ook al is dat misschien saaier. Theo schreef om te kwetsen, maar uit woede en vernedering kan nooit een echt debat ontstaan. Zeker niet over zo’n moeilijke kwestie als het samenleven van cultuur. We zullen opnieuw moeten gaan nadenken: is het woord wel zo vrij als Theo vond dat het was? Betekent vrije meningsuiting ook dat je naar hartenlust mag schelden, insinueren en onwaarheden vertellen?

Ik denk dat Nederland heel erg in de war is. Streng zijn, verbieden, hard optreden – daar hebben wij het altijd moeilijk mee gehad. Wij denken dat het niet past in onze cultuur. Dat is een onderdeel van de mythe van de Nederlandse tolerantie. Met Fortuyn zijn de eerste krassen op die mythe gekomen en nu is het bon ton om erop te schimpen, maar de mythe heeft decennialang geweldig gefunctioneerd. Ik kan het niet anders zeggen. Je hoeft je tenslotte niet tolerant te voelen, als je het maar bént. Iedereen deed zijn best om aan die mythe te beantwoorden. We hadden er met z’n allen voor gekozen om in een tolerant land te leven. Ik zie nog altijd niet in wat daar mis mee was.’

Door Anna Luyten en Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content