Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Hij was de grootste geweldenaar in de schilderkunst sinds Picasso. De grote retrospectieve Francis Bacon in Parijs.

HIJ DEED het als zijn lichtend voorbeeld. Francis Bacon offerde alles en iedereen, inclusief zichzelf, op het altaar van de schilderkunst. Maar terwijl Picasso na de deconstructie van het hoofd en de ledematen een gereduceerd figuur in geometrische kleurenvlakken overhield, pompte Bacon het model opnieuw op met de fysieke energie van de zombie. Na de abstrahering zoals bij Picasso volgde bij Bacon een beweging retour.

Genadeloos werd het mannelijk lichaam uitgebeend, verdraaid en verwrongen, opgeblazen als een pop en als een ontmenselijkte lijdensfiguur op een podium gehesen. Ecce homo !

?Not that dreadful man who paints those horrible pictures !?, riep Margaret Thatcher ooit uit toen kenners haar influisterden dat Bacon de grootste levende Engelse schilder was. Met haar simpele opvatting wie weet ook ingegeven door het feit dat Bacon een homo was, zwaar gokte en champagne als water dronk stond ze zeker niet alleen. En het is waar dat Bacons schilderijen bezwaarlijk ?mooi? te noemen zijn, al blijven sommige bezoekers van de grote Bacon-retrospectieve in het Parijse Centre Pompidou dat wel doen. ( ?Deze homp vlees is toch veel mooier dan dat karkas daar !?).

Nee, deze kunst raast over je heen en laat je onthutst en leeg achter. Bacon zoog alle leven uit zijn modellen en recreëerde dummies, stevig gemodelleerd, blakend in hun smeuïge en gladde verfstreken, verzadigd van ziek rose, witte en grijze tinten, de herinnering aan vlees. De mens is alleen monsterhoofd en vlees, overgeleverd aan stuipen die hem tot de meest onmogelijke contorsies nopen.

Dit is het exhibitionisme van angst en wanhoop, eenzaamheid, doods- en vernietigingsdrift maar ook van animale levenswil en seks-instinct. Bacon had niet alleen een vulkanisch innerlijk potentieel maar ook de ?gave? van het beeld (hij beweerde altijd dat hij geen beelden zocht maar ingegeven kreeg), een strenge ordeningswil, een acuut gevoel voor picturaliteit en kleurcontrasten, een stevige brede toets. En niet te onderschatten : hij was een echte cultuurmens, vertrouwd met Aeschylos, Shakespeare, Nietzsche, Freud, Artaud

Bacon-kenner David Sylvester heeft gewezen op de rauwe directheid en de doodsgeur bij zijn figuren, maar ook op hun ?easy grandeur? die maakt dat zij er als halfgoden of koningen uitzien.

INBRAAK.

Francis Bacon ging eclectisch om met de kunstgeschiedenis. Uit de radicale veroveringen van het modernisme het gedisciplineerde spel tussen rechthoekige vlakken bij Mondriaan, de inbraak in het koninkrijk van de nachtmerrie en de monsterlijke vervorming bij Ernst en Dali pikte hij wat hem dienstig was en deed net als zijn grote voorbeeld Picasso : zich van de abstractie, het teken van de moderniteit, bedienen en zich tegelijk laven aan de klassieken. In zijn geval : de dynamische beweging en de roes van vlees bij Rubens, de spanning tussen strengheid en extase, het onderkoelde koloriet met berekende, schrille effecten en de indringende portrettekening bij Velazquez, de gebalde energie en de terribilita bij Michelangelo’s figuren, de getormenteerde expressie van Van Gogh.

Al die invloeden vergeten we ook niet de op Einsteins ?Pantserkruiser Potemkin? geïnspireerde schreeuw, en de studies van de menselijke beweging door fotograaf Eadweard Muybridge heeft hij laten bezinken om hun echo’s vervolgens, met meer instinct dan voorbedachtheid, via zijn ?nervous system? te laten doorklinken in beelden die de onmiddellijkheid van ?brutal facts? hebben.

In zijn drieluiken waagde hij zich aan een bijna onmogelijke confrontatie : hij integreerde de sacrale betekenis van de triptiek om de de-sacralizering van de mens tentoon te stellen. En in het christelijke motief van de kruisiging interesseerde hem het paroxysme van het lijden en de ontbinding, zonder verrijzenis evenwel. De Bacon-retrospectieve in Parijs toont zijn ontwikkeling aan de hand van een tachtigtal schilderijen.

Francis Bacon werd als tweede van vijf kinderen geboren op 28 oktober 1909 in Dublin uit Engelse ouders. Na een ruzie met zijn vader, trainer van renpaarden, trok de jonge astmalijder er op zijn zestiende vanonder en zocht het volle leven in Londen, Berlijn en Parijs. Zoals het een zwerver past, kwam hij met diverse klusjes aan de kost.

Hij ging tapijten met art deco-achtige motieven en moderne meubelen ontwerpen die hij in 1929 in zijn Londense atelier tentoonstelde. In feite aapte hij slechts ideeën van anderen na. Zijn eigen creativiteit vond stilaan een uitweg in de schilderkunst. In een biografische schets, verschenen in het recente Bacon-nummer van Connaissance des Arts noteert René Viau opvallende gelijkenissen tussen de ?koude scenografie? van de kooistrukturen en naakte meubelen uit Bacons latere schilderijen en zijn vroege ?creaties? als interieur-ontwerper.

Eén van zijn allereerste ?Crucifixions? uit 1933 werd door kunstpaus Herbert Read opgenomen in zijn boek Art Now. Bacon, die al door de hand van Picasso geslagen was, raakte in de ban van de surrealische idee van de ?stuipachtige schoonheid? zoals die door George Bataille gelieerd werd met ?de herrijzenis van oude mythes, met ritueel en slachthuizen, met het menselijke bestiarium en met de schreeuw.?(Viau). Maar op de internationale surrealistische tentoonstelling van 1936 in Londen werd zijn bijdrage geweigerd omdat het zogenaamd niet surrealistisch genoeg was.

Daarop vernietigde hij het leeuwendeel van zijn vroege werk. De Tweede Wereldoorlog moest hij vanwege zijn astma niet meemaken als actief soldaat. Bij wijze van burgerdienst haalde hij in Londen de slachtoffers van de Duitse V1-bommen vanonder de puinen. Zijn ervaringen met de gruwelen van de oorlog scherpten zijn creativiteit.

DUIVELS.

Met de triptiek ?Three Studies for figures at the base of a Crucifixion? (1944) sloeg hij alles en iedereen. Nadat eeuwenlang kunstenaars in het drieluik een opperste proeve van religiositeit aflegden en zo de hemel voor henzelf en hun opdrachtgevers verdienden, deed Bacon in zijn triptiek alle duivels van de hel dansen, zoals hij temidden van een oranje folterkamer van onduidelijke dimensies drie tot een gedrochtelijke staat gemetamorfoseerde figuren met gladde kale lijven opvoerde.

Het creatuur op het middenpaneel draait de geblinddoekte, aan een fallusachtige nek vastzittende stomp die als kop dienst doet, vanop zijn driepikkel naar de toeschouwer toe, grimlachend. Op het linkerluik buigt een soortgenoot zich vanop een tafel naar het gebeuren op het middenpaneel toe, een romp van twee blote bulten uitstekend, terwijl het rechtse gedrocht, de voorpoten in een tapijt van stekels geplant, zijn muil openspert voor een schreeuw die in deze dove ruimte geen enkele weerklank krijgt.

Dit meesterwerk, dat in de kern al alle ingrediënten van Bacons waanzinnige universum bevat, werd door het na-oorlogse culturele Europa ervaren als één van de sleutelbeelden die de tijdsgeest het best weergaven : wrang en illusieloos, compatibel met de existentialistische filosofie en het absurde theater : één jaar na ?L’être et le néant? van Jean-Paul Sartre (1943), acht jaar voor ?En attendant Godot? van Samuel Beckett (1952).

Deze ?Three Studies for Figures at the Base of a Crucifixion? Bacon maakte in 1988 een tweede, bijna identieke versie van het werk, slechts een zweem minder schreeuwend is vijftig jaar na datum nog geen spat verouderd, noch inhoudelijk (slachthuis Bosnië), noch naar de vorm. Zoals wel vaker met duurzame realisaties van de mensheid het geval is, putte het ook uit oeroude stof : Bacons gedrochten refereren naar de blinde furiën uit Aeschylos‘ tragedie ?Eumenides?, jacht makend op Orestes nadat deze de geheime riten van Eleusis in de openbaarheid had gegooid.

De volgende mijlpalen in zijn productie waren de serie ?Heads? (vanaf 1945) ; de beroemde ?Popes? reeks, gemaakt na het zien van het portret van ?Innocentius X? door Velazquez (vanaf 1951) ; een ?Van Gogh?-serie in een vanaf nu opgeklaard palet na een reis naar Marokko (1957) ; de eerste grote triptiek ?Three Studies for a Crucifixion? (1962) ; de dramatische triptiek ?Triptych – in Memory of George Dyer? (1971), nadat zijn vaste vriend even voor de opening van Bacons grote retrospectieve in Parijs zelfmoord had gepleegd ; en ten slotte de grote ?Study for Self-Portait-Triptych? (1985) waarop de kunstenaar al zijn obsessies lijkt te hebben afgelegd en in drie fasen van een beweging gevat is het wazige, bekladde aangezicht mijmerend naar de toeschouwer gekeerd.

Al deze topwerken zijn nu in Parijs te zien. Aangevuld door zo’n zeventig andere doeken, vormen ze voor een hallucinante visuele trip, een verpletterende tentoonstellingservaring zonder weerga. De bezoeker zou vast met verstikkingsverschijnselen te kampen krijgen indien er in het parcours ook niet enkele doeken waren gestrooid die om diverse redenen een beetje uit de band springen.

PISTE.

Op twee in dit oeuvre slechts vrij uitzonderlijk voorkomende landschapsschilderijen, licht er een glimp op van een voor Bacons doen onkarakteristieke gevoelerigheid : in een koets met vurende kanonnen verbergt een tedere figuur zijn verdriet in het duister (?Figure in a Landscape?, 1945), en ook het gezicht van de ?Man in Blue? (1954) laat een zweem doorschemeren van een druilerige, indringende melancholie. De enige liefdesscène op de tentoonstelling (?Two figures in the Grass?, 1954) maakt indruk door de ruwe intensiteit van de paring op de grond en het akelig decor waarin de daad zich voltrekt : een leeg podium of circuspiste, gordijnen.

Ook bij de portretten zit hier en daar nog een verrassing. Zijn collega schilder Lucian Freud werd, net zoals zijn andere vrienden, bij herhaling als model gebruikt. (Vaker nog gebruikte Bacon foto’s). Maar op een met een on-Baconiaans scherp accent van groen op donker veld geborstelde spookgelaat van Freud, schiet een vonk van blote authenticiteit naar voren die andere kleine portretten, zoals dat van Michel Leiris, missen.

Bacon is als schilder bijzonder actueel gebleven. De convulsies van het lichaam in lust en lijden, in een wereld van vervreemding, stonden in het begin van de jaren negentig in het centrum van de interesse van de jongste generatie kunstenaars. In 1992 uitgenodigd op de DOKUMENTA IX in Kassel, stierf Bacon, luttele weken voor de opening, aan de gevolgen van een hartaanval, in Madrid.

Jan Braet

Tot 14.10, Centre Pompidou Parijs, Grande Galerie, 5de verdiep.

Francis Bacon, Three Studies for figures at the Base of a Crucifixion, 1944, olie en pastel op karton, elk 95×73,5 cm. : alleen monsterhoofd en vlees.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content