De vertellingen van Duizend en een Nacht, een bibliotheek met uiteenlopende genres.

DE ZEVEN REIZEN van Sindbad de Zeeman zeven schepen vergaan, zeven wereldzeeën bevaren en de zevende keer thuisgekomen met het inzicht dat een wijs man beter bij zijn familie blijft, dan heeft God ook minder werk om hem uit de nesten te halen zijn in onze streken minder bekend dan ze verdienen. We kennen de naam natuurlijk, die is in de Arabische wereld zo bekend als bij ons die van Don Quichote (boekhandels en uitgeverijen zijn naar hem genoemd).

Hij is in onze cultuur doorgesijpeld tot in de taalspelletjes van James Joyce op Sinbad the Sailor (Minbad the Mailer, Tinbad the Tailor…), maar vaak houden we ?de Zeeman? voor een piraat, een onverschrokken kapitein of iets in die lijn, en zijn boot voor een oorlogsschip of wat dan ook voor avontuurlijks. Dat is dus niet het geval : het zou zelfs moeilijk zijn in de hele bibliotheek van ?De vertellingen van duizend en een nacht? een ietwat uitgewerkte held te vinden die burgerlijker is dan Sindbad die in de nieuwe vertaling niet ?de Zeeman?, maar ?de Zeevaarder? wordt genoemd. Hij is immers een rijke koopman die in zijn knusse paleis in Bagdad het relaas van zijn avonturen doet aan een arme naamgenoot, Sindbad de Sjouwer, en hem daarbij overlaadt met goud en geschenken.

Hij is het beeld van de geslaagde burger in de geest van de Arabische wereld van die tijd (het verhaal voert hem op in de tijd van kalief Haroen ar-Rasjied, maar volgens vertaler Richard van Leeuwen is de verhalencyclus van Sindbad een stuk van een veel oudere verzameling Arabische verhalen). Het is treffend hoe vreedzaam en, naar onze romaneske normen, zelfs saai dat beeld wel kan lijken. (Voor we neerkijken op het wat teleurstellende beroep van Sindbad, is het goed eraan te denken dat de Profeet Mohammed zélf een koopman was die rijk werd met de handel, en dat daar dus in islamlanden niets op aan te merken valt, als dat bij ons al het geval zou zijn.)

SCHIP.

Het enige wat deze geslaagde moslim van de norm onderscheidt (afgezien van zijn gave om telkens weer rijk te worden), is de onrust die zijn hart binnensluipt telkens als hij, rijk en in de veiligheid van zijn paleis, kooplieden ziet voorbijgaan naar de haven. Dan wil hij zelf weg, de wijde wereld in met balen koopwaar op een schip, en dan vergaat dat schip en moet God, zoals gezegd, hem weer komen helpen. ?Want er is macht noch kracht dan bij God.?

Het is een heldere maar gevaarlijke wereld waar Sindbad in rondzwalpt. Zijn het geen stormen, betoverde rotsen of magiërs en menseneters die hem belagen, dan zijn het wel gewone, goedhartige moslims die er helaas perfide gewoonten op na houden. Zoals in die stad waar de weduwnaar of weduwe mee begraven wordt, en aangezien Sindbad er zich toe heeft laten verleiden om daar te trouwen… Zodat hij, donker dieptepunt in de cyclus, in een grot vol rottende lijken moet zien te overleven door zijn ongelukkige lotgenoten met een dijbeen de hersens in te slaan.

Veel licht en duister in deze verhalen dus, waar de enorme vogel Roekh met grote stenen naar passerende schepen gooit, maar waar drenkelingen altijd worden gered door opdoemende schepen en nooit van de wal in de sloot terecht komen. De Sindbad-cyclus sluit het achtste deel van deze 1001-Nacht-vertaling. Deel negen en tien zijn intussen ook verschenen, zodat Richard van Leeuwen met acht van de geplande veertien delen (zeven delen gebonden) gedrukt meer dan de helft van zijn toch reusachtige onderneming heeft voltooid.

LISTEN.

Deel negen wordt voor een groot deel ingenomen door de ?verhalen over de listen van vrouwen?, natuurlijk een verplicht nummer in een bibliotheek als de 1001-Nacht die er grotendeels haar reputatie mee heeft verdiend. Nochtans zit er, eigenaardig genoeg gesplitst over delen negen en tien, een interessanter element in dit boek : ?Het verhaal van Adjieb en Gharieb?. Met honderdvijftig bladzijden is dat een heuse roman. Volgens de nota van Van Leeuwen ?een van de grote ridderverhalen uit de Arabische literatuur. Vermoedelijk is het Europese ridderverhaal door dit soort Arabische voorbeelden geïnspireerd.?

Het zou ons te ver leiden hier op zoek te gaan naar parallellen tussen ridderromans van de twee kanten van de Middellandse Zee. Maar zelfs in de Middelnederlandse literatuur zijn de kaliefen, Moren, derwisjen en andere Arabieren talrijk vertegenwoordigd, terwijl we toch weten dat de Spaanse Reconquista de islamitische beschaving van El Andalus maar klein heeft gekregen in 1492. Zo’n elementen werpen een merkwaardig licht op deze verhalenverzameling. Steeds duidelijker komt uit de verf dat de 1001-Nacht inderdaad een soort bibliotheek vormen met de meest uiteenlopende literaire genres erin. En dat wij met die bibliotheek, misschien via Andalusië en misschien ook niet, méér te maken hebben dan we op het eerste gezicht zouden vermoeden. Want hebben wij Sindbad niet, die hoog gestileerde en zeer symbolische figuur, reizigers en zeevaarders hebben wij natuurlijk wél. En zij hebben ook van die verhalen meegebracht. De bekendste van hen is wellicht Baron Munchausen, die bijna direct achternagegaan werd door kapitein Lemuel Gulliver zijn reisverhalen zijn genoegzaam bekend enfin, toch dat ene symbolische, bruikbare. De andere…

Sus van Elzen

?De vertellingen van duizend en een nacht?, delen 7/8 en 9/10, vertaald door Richard van Leeuwen, Bulaaq, Amsterdam, 510 en 465 blz., 1900 fr. (gebonden, voor 2 delen), 798 fr. (ingenaaid, per deel).

In het schip Palestina kreeg de boot van Sindbad weer een nieuw leven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content