Een deel van de Doelse bevolking put moed uit een recent arrest van de Raad van State. Hun dorp wordt dan misschien toch niet van de kaart geveegd.

Er hangen opvallend veel huiszwaluwen boven het centrum van het door havenuitbreidingswerken bedreigde polderdorpje Doel. Een vogelsoort die klappen krijgt, net als de inwoners van het dorp. Ongeveer driehonderd Doelenaars zouden hun dorp al hebben verlaten. Steeds meer huizen komen leeg te staan, sommige verkrotten. Dat is goed nieuws voor de zwaluwen.

Maar dat deel van de Doelenaars dat absoluut wil blijven, zijn positief ingestelde mensen. In de laatste nieuwsbrief van de actiegroep Doel 2020 (‘nieuws en standpunten over het dorp dat niet weg wil’) wordt trots gemeld dat zestien zwaluwparen in het oude klooster genesteld hebben. De kolonisatie wordt gezien als een ‘voorbode van de herbevolking van Doel’. Dat de Raad van State op 30 juli jongstleden in een arrest de gewestplanwijzigingen heeft vernietigd die de havenwerken mogelijk maakten, heeft het moreel weer in het zenith gejaagd.

In de polders rond het dorpje kwetteren boerenzwaluwen. Tientallen zwaluwen zitten op de draden voor het landelijk gelegen en met oud schrijnwerkersmateriaal volgehangen café ’t Schuurke. Een brok poldernostalgie, met de enorme koeltorens van de kerncentrale op de achtergrond.

Irma, de 81-jarige bazin van het café, wil niet weg. Ze wil zelfs haar café niet sluiten, hoewel het leven er niet gemakkelijker op geworden is. Zeven kilometer moet ze fietsen naar de bakker, want ge kunt toch geen patatten met patatten eten. Irma zou zich kunnen laten onteigenen, maar waar moet ze dan naartoe?

‘Ik heb onlangs een oude dame uit Doel bezocht, die zich heeft laten onteigenen en nu in een modern appartementje in Melsele woont,’ vertelt Irma’s dochter. ‘De vrouw was bang geworden, want er werd ’s nachts op haar rolluiken geroffeld, en daarom vertrok ze. Maar ze mist het dorpsleven. Doel was zo geschikt voor oude mensen, die zaten hele dagen op de banken op de dijk, daar was altijd vanalles te zien. Nu ziet ze maar af en toe iemand uit het dorp.’

MENSEN MET EEN GESCHIEDENIS

In Doel leeft de overtuiging dat vele vertrekkers zich sterk houden, maar intern worstelen met de sociale gevolgen van hun beslissing. In het krantje van sociaal bemiddelaar Roeland Aelbers, die de leegloop van Doel moet promoten, staan altijd foto’s van gelukkige vertrekkers. ‘Maar het licht is uit hun ogen’, weet Marcella, die sinds 1957 in Doel een met oude elektrische apparaten volgestouwde winkel uitbaat.

Af en toe ziet Marcella vroegere bewoners die vertrokken zijn, bij een begrafenis bijvoorbeeld. Sommigen komen nog een tijd na hun vertrek naar haar winkel. ‘In het begin lijkt dat vertrekken plezant’, geeft Marcella toe, ‘want de mensen hebben geld en een nieuw huis. Maar de meesten beseffen snel wat ze kwijt zijn.’

Marcella blijft. Desnoods als laatste. ‘De mannen die Doel willen afbreken, denken dat alleen koningen een geschiedenis hebben’, sneert ze. ‘Maar dat geldt ook voor gewone mensen. Mijn geschiedenis ligt hier. Ik laat me niet wegjagen. Helaas heeft niet iedereen de kracht om tegen de druk op te boksen.’

Sommigen bekijken de zaken pragmatischer. Guy, kelner van het restaurant Saeftinghe, is blij dat hij van zijn bouwgrond af is en in Antwerpen woont. Wie bouwt er nog in een dorp dat gedoemd is te verdwijnen? Zijn baas heeft steeds meer moeite om de zaak draaiende te houden, want hij vindt niet genoeg koks die in deze letterlijk verloren hoek van de polder willen komen werken.

Het ontbreekt de vertrekkers niet aan argumenten om hun beslissing te motiveren. De horeca gaat achteruit, er is geen arts of apotheker, het dorp zal vergeven raken van de ramptoeristen. En wat als de laatste winkel en het lagere schooltje sluiten?

Voor Rudi Van Buel van de actiegroep Doel 2020 zijn dat drogredenen. ‘Ik kwam hier in 1986 wonen, en er is nooit een dokter of apotheker in het dorp geweest. Mensen die achter de hoek een cinema of meeneemchinees willen, moeten niet naar Doel komen. Je komt hier wonen voor de rust en de stilte. Het is waar dat er winkels en horecazaken verdwijnen, maar die krijgen het moeilijk omdat er steeds minder bewoners overblijven. Ramptoeristen zien we niet, wel gewone toeristen, die waren er altijd al, en die weten dikwijls niet eens dat het dorp bedreigd is, ze zijn verrast door de affiches en de spandoeken die we overal gehangen hebben. Over het schooltje komen er tegenstrijdige berichten, maar voorlopig blijft de gemeente Beveren het steunen. Het zou erg zijn mocht het schooltje verdwijnen, zeker als er opnieuw jonge gezinnen in Doel zouden komen wonen.’

Voor de tegenstanders van het polderdorp zijn alle redenen goed om de onleefbaarheid te benadrukken. De havenautoriteiten spreken nooit over de vervuiling van hun chemische industrie, behalve als het om Doel gaat, want dat zou ineens in een vervuilingsgevoelige zone liggen. In het dorp zelf wordt er niets gedaan om de verkrotting tegen te gaan. Huizen worden voor de minste reden onbewoonbaar verklaard. Er wordt niet geafficheerd welke woningen te huur zijn.

‘Die onduidelijkheid wordt bewust in de hand gewerkt,’ zegt Van Buel. ‘Sommige mensen die eigenlijk vertrokken zijn, komen nog terug om hun gras af te rijden of hun groententuin te verzorgen. Misschien behoort dat tot hun verwerkingsproces, maar zo krijg je natuurlijk een vertekend beeld van de beweging in het dorp. Een groot probleem is dat de mensen niet meer begaan zijn met elkaar. Ze worden tegen elkaar opgezet. Dat is een bewuste strategie van de sociale bemiddelaar. Hij pest en perst het dorp langzaam leeg.’

EEN PSYCHOLOGISCHE OORLOG

Voor een toevallige bezoeker valt het niet op dat het sociale weefsel gescheurd is. Er wordt gegroet dat het een lieve lust is. Marina Apers van Doel 2020 houdt zo nauwkeurig mogelijk de status van de dorpelingen bij. Ze weet bijna huis per huis aan te wijzen wie weg wil, wie wil blijven, wie twijfelt, wie op welke manier door de sociale bemiddelaar onder druk wordt gezet. Ze heeft al dreigbrieven gekregen wegens haar engagement, maar zelf probeert ze beleefd te blijven tegen de mensen die willen vertrekken.

‘Vooral wat er met het woonrecht gebeurt, is schandalig’, vindt ze. ‘Mensen die hun huis aan de overheid verkocht hebben, mogen er in principe tot 2007 in blijven wonen, omdat er dan definitief beslist zou worden of het dorp kan blijven bestaan. Maar ook hier zie je dat de sociale bemiddelaar en de vertegenwoordigers van de intercommunale doen wat ze kunnen om zoveel mogelijk mensen uit Doel te jagen. De clausules die ze hebben ingevoerd om dat woonrecht toe te passen, impliceren veel onduidelijkheid en een wachttijd van minstens zeven maanden. In de commissie die over het woonrecht oordeelt, zitten bijna allemaal tegenstanders van Doel. Er wordt echt een psychologische oorlog gevoerd tegen de bewoners.’

Apers weet wat het is om te moeten verhuizen. Als tiener werd ze in 1972 al eens met haar ouders onteigend, in het naburige Kallo, voor de aanleg van een industriegebied dat zelfs nu maar voor een kwart in gebruik is. In 1991 kreeg ze een dorpherwaarderingspremie omdat ze in Doel wilde komen wonen. Nu hangt haar huis vol affiches die aan duidelijkheid niet te wensen overlaten: ze wil niet weg.

Concrete cijfers over de situatie in Doel heeft ze niet. Er zouden nog een zeshonderdtal mensen in het dorp wonen. Hoeveel daarvan per se willen blijven, weet ze niet, en de cijfers van de sociale bemiddelaar vertrouwt ze niet. ‘Die voert een echte chantagepolitiek,’ legt ze uit. ‘Hij hamert erop dat de mensen nu onder gunstige voorwaarden vrijwillig kunnen verhuizen, terwijl ze vanaf 2004 onteigend zouden kunnen worden, wat nogal vreemd is, omdat de overleving van het dorp tot 2007 gegarandeerd is. Dat heeft in vele gezinnen voor spanning gezorgd. Je moet al met twee sterk zijn om de druk te weerstaan. Zeker omdat we van de politici, met de Beverense burgemeester François Smet (CD&V) op kop, geen steun krijgen. Jammer dat we hier niet iemand als Antoine Denert aan het roer hebben. Dan hadden we er als dorpelingen misschien niet alleen voor gestaan.’

Op de deur van het vroegere gemeentehuis van Doel hangt een droog bericht van sociaal bemiddelaar Aelbers. ‘Belangrijk nieuws voor de Doelenaars. De schorsing van het tweede gewestplan heeft geen invloed op de uitvoering van het sociaal begeleidingsplan.’

‘In Doel zit de afbraak links en de opbouw rechts,’ grinnikt oud-veldwachter Maurice Vergauwen, refererend aan het feit dat het kantoor van Aelbers links en dat van de jonge (en dus onervaren) opbouwwerkster rechts van de gang in het gebouw zit. Een uitspraak met een politieke bijbetekenis, want de Doelenaars worden vooral gesteund door personaliteiten uit het rechtse kamp, zoals advocaat en hoogleraar van de KU Leuven Matthias Storme en eresenator Ferdinand De Bondt (CD&V, zie kader). De bewoners zijn niet te spreken over onder meer de populist Steve Stevaert (SP.A), die in de vorige Vlaamse regering verantwoordelijk was voor het goedkeuren van de plannen die Doel de doodsteek gaven, en evenmin over de Agalev-ministers van wie ze misschien te veel hadden verwacht.

EEN VLIEGENDE BOM

‘Het zal weer van Onze-Lieve-Vrouw moeten komen’, lacht Maurice Vergauwen, wijzend naar het beeld in het parkje van Doel waarop urenlang een houtduif zat te koeren. ‘Onze-Lieve-Vrouw heeft ons in de Tweede Wereldoorlog al eens gered toen er een vliegende bom in het dorp viel zonder te ontploffen, en nog eens bij de overstromingen van 1953, toen Doel net gespaard bleef. Ik geloof dat ze ons nu evenmin in de steek zal laten.’ Aan de kerk van Doel zal het niet liggen. Veertien jaar stond ze leeg omdat ze verbouwd moest worden. Vier jaar geleden was ze eindelijk hersteld, voor 42 miljoen frank (1.041.153 euro). Een half jaar later viel de beslissing dat Doel moest verdwijnen.

‘Er worden ook nog altijd mensen begraven op het plaatselijke kerkhof’, zegt Maurice. ‘Wat gaan ze daarmee doen als het dorp toch zou verdwijnen? Iemand heeft me verteld dat het 2000 euro kost om een lijk op te graven en elders te herbegraven.’

Vergauwen gelooft heilig in de kansen van het dorp. Ooit streed hij tegen smokkelaars en stropers, en hij legde nog in zijn eentje (weliswaar in opdracht) de eerste werken voor de kerncentrale van Doel stil. Hij streed niet tegen de centrale, de acties daartegen werden elders georganiseerd, Doel als dorp was toen niet bedreigd. De Doelenaars maken zich nu evenmin druk over het dak van hoogspanningslijnen boven het dorp. De straling die daar eventueel mee gepaard zou gaan, beschouwen ze als een luxeprobleem van mensen die niet moeten strijden voor het behoud van hun dorp, van hun leven.

‘Vroeger kon je vanop de dijk het reigersbos van Berendrecht, aan de overkant van de Schelde, zien’, vertelt Maurice. ‘Alles wat je zag, was groen. Nu zie je kranen en schouwen. Maar de Schelde blijft prachtig.’ Dat Doel altijd met het spook van onteigening heeft moeten leven, blijkt uit het feit dat de dijk langs het dorp lager is dan het stuk stroomafwaarts. ‘Anders had het talud breder moeten worden, en hadden er huizen onderaan de dijk moeten verdwijnen’, legt Maurice uit.

Een boogscheut ten zuiden van het dorp beginnen de werken aan het Deurganckdok. De laatste boerderij staat leeg, de jonge boer en zijn zieke vrouw bogen het hoofd voor de druk van de bemiddelaar. Het erf dreigt ondergespoten te worden door een 23 meter hoge en 100 meter brede ‘leefbaarheidsbuffer’ die volgens de tweede gewestplanwijziging tussen het dorp en de haven moest komen.

‘Daarvoor zouden ze wat ze hier “infrastructuurspecie” noemen, hebben gebruikt’, schampert Maurice. ‘Ik zou wel eens willen weten wie er betaald wordt om die geweldige termen te verzinnen. Infrastructuurspecie is gewoon vervuild slib dat men opgraaft en ergens kwijt moet. Er wordt hier nogal wat geleurd met infrastructuurspecie. Achter de kerncentrale ligt een stuk braak land van een twintigtal hectaren dat indertijd zeven meter hoog werd opgespoten met infrastructuurspecie uit het Doeldok. Nu gaan ze dat weer afgraven als een vorm van compensatie voor natuur die bij de aanleg van het Deurganckdok verloren gaat. En wat gaat er met die specie gebeuren? Ze gaat terug het nooit gebruikte Doeldok in, waar ze ooit werd uitgehaald.’

Aan de werkzaamheden schudt Maurice een eigen term uit de mouw: ‘Hier zie je nu een zonevreemde werf.’ De aannemers hebben namelijk de ‘verkortingsdijk’ onder Doel overschreden, maar door het arrest van de Raad van State kunnen ze niet meer voortwerken. In de regio is nu opnieuw het gewestplan van 1978 van kracht, waarop Doel een woongebied is, en de gebieden errond landbouwzone.

De werkzaamheden aan het Deurganckdok zelf komen niet in gevaar, omdat die toegelaten zijn door een nooddecreet waarmee de Vlaamse regering vorig jaar de procedureslag bij de Raad van State heeft omzeild. Daartegen hebben advocaat Storme en zijn collega’s van Recht voor Doel een procedure bij het arbitragehof ingeleid, die op 25 september behandeld zal worden.

‘We zouden dringend de kracht van het arrest van de Raad eens moeten testen’, vindt Maurice. Hij wijst naar een boerderij in de verte: ‘Daar woont een jonge boer die een stal wil uitbreiden. Met de vernietiging van de gewestplanwijziging ligt zijn gebied opnieuw in een landbouwzone, en zou hij een vergunning kunnen aanvragen. In principe moet hij die krijgen. De haven en de regering doen wel alsof het allemaal zo belangrijk niet is, maar de meeste uitspraken van de rechters zijn in ons voordeel. Dat geeft hoop.’

Toch onderschat Maurice de kracht van de tegenstand niet. Diep in zijn achterhoofd houdt hij er nog altijd een beetje rekening mee dat het dorp ooit van de kaart wordt geveegd. ‘Als het zover komt, weet ik één ding zeker’, stelt hij met klem. ‘Dan wil ik Doel nooit meer zien.’ Dirk Draulans

Wie wil er nog bouwen in een dorp dat gedoemd is om te verdwijnen?

De dorpelingen krijgen geen enkele steun van de politiek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content