Marginalen, lichamelijke liefde, warme vrouwen. De spannende composities van de Zweedse fotograaf Anders Petersen.

Twee uur voor de vernissage van zijn tentoonstelling was Anders Petersen nog gespannen bezig met het herschikken van de foto’s. Breed gesticulerend en met een glas wijn in de hand, gaf hij instructies aan de specialisten van het Museum voor Fotografie in Antwerpen. Petersen wil voor elke foto de volle aandacht. Hij wil die aandacht voor honderden foto’s en dat is meer dan de muren van de expositiezaal kunnen torsen en meer dan een bezoeker kan verwerken. Het is zijn manier van leven.

“Ik wil er een circus van maken”, zegt hij, als we door de expositie lopen. We herkennen de foto’s van een fotograaf uit de jaren zeventig, die met een handig fototoestel en een gevoelige zwartwitfilm de opvallende emoties plukt uit een wervelende samenleving. In groezelige interieurs zien we hoe mensen aan mekaar hangen, hoe de dames hun rokken optillen, de kinderen mekaar executeren met machinegeweren uit de speelgoedwinkel, hoe onnozel de dronken mannen kunnen zijn en hoe vertederend de blikken van de psychiatrische patiënten. Op het eerste gezicht lijkt Stockholm op Brussel, en Hamburg op Dublin.

Omdat er zoveel foto’s zijn, hebben we de neiging om snel te kijken en de series als een geheel te beschouwen. En daar is aanleiding voor, de foto’s hangen naast, boven en onder elkaar, het ene beeld beïnvloedt het ander, ook al omdat ze vaak over hetzelfde onderwerp gaan. Zo is er een uitgebreide reeks foto’s gemaakt in eenzelfde café, er zijn de foto’s met de mensen van een gevangenis en die van de patiënten van een psychiatrische kliniek.

Maar de foto’s zijn het waard om elk apart bekeken te worden, het zijn geen vluchtige momenten, maar beelden die gekozen werden door een bekwame fotograaf, een vakman die tijdens de vroege uurtjes en gezeten in een grauw café tussen beschonken landgenoten pijnlijk scherp kan opereren. Het valt op.

DIKKE KRULLEN

In 1969 fotografeert hij een vrouw in het café Lehmitz. Het is Marlene, ze danst op de muziek van Chuck Berry en nu kijkt ze via een minuscule omweg in het objectief van Anders Petersen. Haar ogen zijn zwaar bijgetekend, haar kapsel zit in dikke krullen en de halsketting past niet bij het kleed. Ze houdt de rechterarm hoog zodat de oksel vrijkomt, het licht komt zacht van boven, het maakt de aders op haar arm dubbel zichtbaar, en de brede lippen. De vrouw straalt in het licht. De achtergrond (met mannen) is aanwezig, maar donker. De foto verklaart niets, het is alleen maar een moment, misschien is de vrouw dronken, misschien is ze gewoon verdrietig, misschien speelt ze maar een spelletje. Het is een foto. Maar één ding is zeker: de fotograaf heeft haar gekozen en zij heeft hem gezien, hij heeft haar groot en helder gemaakt in de foto en zij, zij heeft het geaccepteerd.

Die foto zegt niet veel over wat er in het café gebeurt, maar vertelt iets persoonlijks, iets over een dame van middelbare leeftijd en een fotograaf.

Anders Petersen (55) is een Zweed en leeft in Stockholm. Hij kreeg een serieuze foto-opleiding en werkt al sinds 1966 als persfotograaf voor vooraanstaande Zweedse en internationale publicaties. Hij is ook docent fotografie. Deze activiteiten houden hem jong. In het boek dat bij de tentoonstelling hoort, is er een foto met Petersen op 26-jarige leeftijd. Sindsdien is hij veel veranderd maar niet echt ouder geworden.

Zijn lichaam heeft zich aangepast aan de tijd (er bestaat ook een mode voor lichamen) maar zijn blik is opener geworden en hij blijft er uitzien als een jongen.

Op de tentoonstelling in het Museum voor Fotografie zien we vooral de drie grote reeksen. De foto’s in het café Lehmitz gemaakt tussen 1967 en 1970, de opnamen in de Österåker-gevangenis uit de periode 1980-’83 en de foto’s van de psychiatrische patiënten, gefotografeerd tussen 1994 en 1996. Petersen zoekt de plekken op waar de emoties meer aan de oppervlakte liggen en geactiveerd worden. Dat was typisch voor de jaren zeventig en tachtig.

HIPPIEGEBEUREN

Het fotograferen in groezelige cafés, gevangenissen en psychiatrische instellingen was de regel. Elke reportagefotograaf, elke student fotografie en zelfs de meest progressieve leden van de fotoclubs deden het. Het was gênant op den duur. We kijken met enige meewarigheid neer op deze periode en zouden de neiging hebben om ook de foto’s van Petersen als een versleten hippiegebeuren te klasseren. Dat zou spijtig zijn, want deze foto’s verdienen een tweede en een derde visie. Als we ze langer bekijken, merken we een milde vorm van ongegeneerdheid. Het maakt die foto’s sappig. Het is een aparte vorm van schoonheid.

Anders Petersen fotografeert nog altijd in zwart-wit. Dat is gemakkelijk en moeilijk. Gemakkelijk omdat het veel lelijkheid vermijdt, moeilijk, omdat zwartwitfoto’s snel clichés worden. Bij het afdrukken manipuleert hij het grijs. Hij maakt de dingen die minder interessant zijn donkerder en loodst op die manier de blik van de kijker. Petersen maakt eenvoudige foto’s, maar tegelijk creëert hij spannende composities. Ze lijken wel moeiteloos te ontstaan, maar ze tonen zijn voorkeur voor de marginalen, voor de fysieke uitingen van liefde, voor de warme vrouwen en ook voor veel foto’s. Anders Petersen kan zich moeilijk beperken. Hij berekent niet. Het is een wilde verwekker.

Anders Petersen, “Foto’s 1966-1996” in het Museum voor fotografie, Waalse Kaai 47, 2000 Antwerpen, 03/242.93.00 Elke dag van 10 tot 17u. gesloten op maandag, nog tot 28/3.

Johan De Vos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content