Het onderzoek naar de fraudemechanismen bij de KBC en KBLux blijft voor het gerecht pijnlijke vragen oproepen.

In mei 1996, na twee jaar vooronderzoek, begon het eigenlijke gerechtelijk onderzoek naar de fiscale fraudemechanismen tussen filialen van de Kredietbank (nu KBC) en de Kredietbank Luxembourg (KBL), ook KBLux genoemd. Dat werd geleid door toenmalig onderzoeksrechter Jean-Claude Leys, die nu advocaat-generaal is in Bergen. Zeven jaar later blijft het wachten op de eindvordering van procureur des Konings Paul De Grijse en de beschikking van de raadkamer om te weten wie van de 37 verdachte bankiers en andere betrokkenen naar de correctionele rechtbank verwezen worden. Intussen rijzen steeds meer vragen omtrent de ernst, ja zelfs de rechtmatigheid van het onderzoek.

Allereerst blijft het onduidelijk hoe speurders van de Brusselse gerechtelijke politie in de zomer van 1994 de eerste gestolen KBL-documenten in handen kregen. Vroeger al onthulde dit blad de acrobatische toeren van die gerechtelijke politie en haar informanten (onder wie de dubieuze Jean-Pierre Leurquin) om die documenten als rechtsgeldige bewijzen te kunnen aanwenden ( Knack 8/4/1998). In juli 1999 noemt het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten (het Comité-P) ‘de wijze waarop gehandeld werd (…) onbehoorlijk en ondoelmatig’. Hoewel het Brusselse parket en de onderzoeksrechter moeten toezien op de wettigheid van de bewijslast, doen zij sindsdien alsof hun neus bloedt.

Bovendien is het niet duidelijk welk strafdossier de wettige basis vormt van het onderzoek. Wordt het KBC/KBL-onderzoek gevoerd op basis van het dossier waarin Leurquin op 16 maart 1995 de gestolen documenten aan de gerechtelijke politie overhandigde? Of gaat het om het dossier op naam van Richard Vandergoten, een man die met de hele KBLux-affaire niets te maken heeft, maar die, door toedoen van Leurquin en zijn drinkebroers bij de gerechtelijke politie, in augustus 1994 werd opgepakt zodat die gerechtelijke politie tijdens een huiszoeking bij die man de KBLux-documenten zogezegd toevallig (en dus rechtmatig) kon vinden? Of werd het KBLux-onderzoek opgestart via een parketdossier over de toenmalig gedelegeerd bestuurder Jan Thielemans van Almanij, toenmalig KBC-voorzitter Jan Huygebaert en anderen? En werd dit dossier later herdoopt op naam van Richard Vandergoten?

MICROFICHES

In de KBLux-affaire blijft ook onduidelijkheid bestaan over documenten aangaande een driehonderdtal KBC/KBL-klanten die de Belgische fiscus in 1997 heeft aangepakt. En over een dertigtal, ook bij de KBL gestolen microfiches, waarvan onderzoeksrechter Leys het bestaan pas in februari 1999 signaleerde aan het parket, hoewel ze al jaren in zijn dossier zaten. Het waren die microfiches uit 1993/1994 die in 1999 in België verrassend snel leidden tot het innen van zo’n 136 miljoen euro achterstallige belastingen en boetes bij zo’n 9000 Belgische KBL-klanten.

Andere klanten zwichtten niet zomaar voor de fiscus en kregen op 28 juni 2002 al een eerste keer gelijk van een Brusselse rechtbank. Die oordeelde dat ‘de gegevens waarover de administratie in casu beschikt, niet kunnen beschouwd worden als zekere en vaststaande feiten (temeer omdat zij; nvdr.) toegeeft dat het een analyse is en een samenvatting van niet voortgebrachte documenten…’ Het Brusselse gerecht heeft trouwens – evenals sommige journalisten- zelf vastgesteld hoe makkelijk dergelijke ‘bewijzen’ te vervalsen zijn.

De Belgische fiscus bezorgde zijn Nederlandse collega’s eind oktober 2000 een kopie van de microfiches aangaande 10.200 Nederlandse KBL-klanten. Sommige onder hen betwisten de aanslag van de Nederlandse fiscus voor de rechtbank in Amsterdam. En die gebood op 12 september 2002 de officier van Justitie ‘relevante informatie’ in België in te winnen omtrent het Brusselse onderzoek. De Amsterdamse rechtbank vreest immers dat ‘door een mogelijk gebrek in de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek verdachte is geschaad…’ Uitkijken of de staatsraison die Brussel inroept om te zwijgen, de rechtbank in Amsterdam zal overtuigen.

Anderzijds gaf het hof van beroep in Luxemburg op 2 april 2003 alvast vijf Belgische KBL-klanten gelijk die aanvoerden dat de Kredietbank Luxembourg haar discretieplicht niet nakwam. Elk van die vijf klanten krijgt nu 25.000 euro morele schadevergoeding. Weinig in verhouding tot de 847.050 euro achterstallige belastingen en boetes die zij moeten betalen. Maar als nog meer klanten hun voorbeeld volgen, kan de hele zaak de KBLux nog veel geld kosten.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content