Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Pascale Marthine Tayou over het krotisme : de vlekken van de panter en van de mens.

Wie de De Rode Poort betreedt, gaat kopje onder in de golven van een vuilniszee, oprijzend boven een met losse bakstenen samengesteld grondpatroon van een krottenwijk. Hier en daar zijn krachtige kreten aangebracht : ?Kapital is Shit ! / Je m’en fous de l’art ! J’ai l’impression de me perdre…? Ze zijn van de hand van de Kameroense kunstenaar Pascale Marthine Tayou (30). Maar te midden van die rommel vaart een schip van touwtjes, vis in de netten en kratten vol geheimzinnige waar. We moeten tot mest terugkeren om elkaar in liefde te ontmoeten, is Tayou’s boodschap voor de beschaving. Hij schreef daartoe een manifest van het krotisme ( taudisme).

Op welke stoel zit ik hier ?

PASCALE MARTHINE TAYOU : Op de stoel van de kunst.

Maar op de grond heeft u gekribbeld dat u lak heeft aan kunst. Dat lijkt dus niet zo evident.

TAYOU : Ja, het is niet evident en nochtans is alles evident. Om te beginnen is er de te serieuze kant van de kunst die een beetje op de zenuwen werkt. Ik denk : om beter het principe kunst te penetreren moet je het ook verwerpen. De verwerping is het zoeken van een nieuw persoonlijk dynamisme in de manier van dingen te doen, van zich uit te drukken. Kunst kan je zeggen is vandaag een vrij gecatalogeerd, verstard gezichtspunt geworden. Ik denk dat dit gevaarlijk is voor het overleven zelf van de kunst. Dus moet je om de kunst te doen leven, haar ook een beetje negeren. Je moet wat meer geest gebruiken om de evolutieve, processionele kant van de kunst te vinden. Kunst is immers een kwestie van kisten geworden, van voorwerpen die men zeer zorgvuldig inpakt waarbij men vaak de emotie vergeet, de spontaneïteit, de oorspronkelijke kant zelf van de creatie. En dat is vervelend.

U gaat vrij ver. U bent niet bang van vuiligheid. Uw werk is echt een provocatie. Op het eerste gezicht.

TAYOU : Ja, dat is het eerste aspect. En het is de zoveelste keer dat ik de uitdrukking provocatie hoor uit iemands mond. Maar ik denk dat het dat niet is. Of liever : ik denk dat het woord provocatie niet moet geaccepteerd worden zoals het woordenboek definieert. Provocatie is een nieuw elan, het dynamisme in feite. Het provoceert, waarom ? Omdat het het starre concept waar ik het daarnet over had, wegveegt, buitenspel zet. Ik denk niet dat ik bij voorbeeld in dit werk kunst wil. Ik geloof dat al wat hier getoond is dingen zijn die men kent, die men overal ziet, om het even waar.

En die men wegwerpt. Men kijkt niet naar oude bakstenen, oude zakken…

TAYOU : Zo is het. Ik kan het in enkele woorden uitleggen, simpelweg. Wat blijft van de inspanningen van een mens… het toppunt van de inspanningen van een mens is het afval. Als een mens dingen doet… al wat zijn geschiedenis meevoert, al wat hij ook heeft kunnen doen is hetgeen de aanblik biedt van wat vernietigd is.

U toont de mens doorheen zijn afval ?

TAYOU : Doorheen zijn afval.

Dat houdt ook in : verspilling, mislukking, wat geen stand gehouden heeft. Het is niet de piramide van Cheops. Het zijn de stenen die men niet meer nodig had.

TAYOU : Er is een soort afval wat blijft, wat niet gebruikt wordt. Het moet opnieuw gedefinieerd worden. Waarom is het afval ? Omdat het als onbruikbaar beoordeeld wordt. Maar ik integendeel probeer afval te vinden wat lange tijd gebruikt is. Omdat ik doorheen dit afval een hele geschiedenis zie, een hele relatie met mensen.

Ah ja !

TAYOU : Zie je… Het is een beetje als een geur. Je kan een mens herkennen aan zijn geur. En de ware geur van een mens is de geur die hij verbergt, die hij niet toont. Het is wat zich soms in zijn latrine bevindt, onder zijn bed. Zie je gewoon, in onze huizen van hier ontvangen wij de mensen altijd in onze salons. Terwijl wij in werkelijkheid in onze kamers zijn. Ik weet dat er moed voor nodig is om werkelijk te tonen wat men is. En onze manier is de mensen die komen kijken de kans te geven een stukje vrijheid van expressie te zien. Geen losbandigheid pas op, want ik probeer te tonen wat vandaag noodzakelijk getoond moet worden. Want indien men er in slaagt om in elkaars ogen te kijken, en elkaar werkelijk te herkennen doorheen onze meest verborgen aspecten, dan kan men wat bescheidener en wat waardiger zijn.

Tegelijk creëert u het poëtische beeld van een schip dat kisten vervoert. Blijft het centrale punt van iemand die de kunst verwerpt en toch kunstenaar is : het maken van kunst, verbonden met schoonheid ?

TAYOU : Als ik zeg : je m’n fous de l’art, is dat ook een manier om te zeggen : elk mens is kunstenaar, ieder mens kan iets maken wat het bekijken waard is. Vandaag helaas hebben we de indruk dat onze definitie van kunst verdeeld in hedendaagse en klassieke kunst en toegepast op per periode gecatalogeerde objecten de kunst vernietigt, de essentie van kunst zelf. En voor mij is elk gebaar van de mens, elk woord van de mens, elke expressie van de mens, iets om te bekijken, op een bescheiden manier.

Nu, kisten in een net… Een van mijn bedoelingen is een hommage te brengen aan die kisten die zoveel dingen vervoeren, en die verwijderd worden op het moment dat de dingen getoond worden. Voor mij zijn de kisten de broers, poppenbroers van die handschoenen, van die sokken, van die versleten schoenen, van de dingen die altijd aan de kant geschoven worden omdat er kennelijk gepriviligieerde dingen zijn en dingen die niet moeten bekeken worden. Ik denk dat je elk ding de kans moet geven om op een bepaalde manier bekeken te worden. Je moet ze aan de blik van de mens aanbieden. Je moet begrijpen dat ik het doe doorheen een professie die men kunst noemt, dat wil zeggen de klassieke expressie. Ik zou een zekere overeenstemming moeten kunnen vinden in deze manier van doen en in wat ik aanbied. Dat is soms niet erg moeilijk, maar je moet er toe komen om het te doen.

Het blijven zeer primitieve vormen.

TAYOU : Ik denk het. En ik denk dat degene die kijkt zelf ook afval is. Dat is de resultante, de eerste afleiding van al die afvalstoffen. Als ik een handschoen zie, als ik een sok zie, dan is dat mijn creatie. Voor alles wat eruit volgt, ben ik verantwoordelijk. Dus als het afval afval blijft, dan wil dat zeggen dat ik zelf afval blijf. Maar als ik doorheen het afval de curve van mijn bewustzijn een nieuw elan kan geven, met het oog op de toekomst, dan denk ik dat het afval zich tot schat kan transformeren. Dat is het. Men heeft me soms, bij het bekijken van mijn werken, gezegd dat het leek op een wereld in volle destructie. Ik zeg : luister, ik ben niet pessimistisch, ik zou graag hebben dat men doorheen dit aspect van het vernielde, begrijpt dat de toekomst nog rooskleurig is, dat men nog dingen kan doen.

Ja door…

TAYOU : … zich bewust te worden. Want ik zeg : zich bewust worden van een kwaal is de eerste remedie tegen de kwaal. Dat is het.

En de stenen liggen in een patroon voor een huis dat misschien nog te bouwen valt. Zoals iemand die zijn huis vernield zag door enigerlei catastrofe, en op het punt staat om het herop te bouwen.

TAYOU : Ik denk dat die stenen een weerspiegeling zijn van een zekere spontaneïteit, van een zekere emotie die ik gevoeld heb op het ogenblik waarop ik bakstenen gezien heb. Ik dacht, bakstenen, ze zijn nu bestemd voor iets anders, en nochtans enkele seconden geleden… Ik dacht bij mezelf, je moet niet tegen de aard der dingen vechten, je moet ermee leren leven. Wat doe ik dan, ik geef ze een ander beeld, ik geef een andere betekenis, ik gebruik ze anders, en doorheen die recuperatie toon ik dat men nog kan transformeren. Wie heeft de indruk niet transformeerbaar te zijn ? Men kan het nog doen. Dat is het. En voor mij is het ook een idee, ik weet het niet, van zuinig te zijn in de wijze, in de keuze van mijn materiaal.

Tussen al de troep hangt ook het kunstmagzine Flash Art. Als dat geen provocatie is… the flashy side of life ?

TAYOU : Het is geen provocatie. Het is het boekje dat ik in mijn handen had toen ik aan het werk ging, want in één van de nummers heeft men het over mij. Ik ben niet tegen de kunst, ik ben voor de kunst. Want kunst is de bron van vreugde, van ontmoetingen…

Maar u bent tegen Flash Art ?

TAYOU : Ik ben niet tegen Flash Art, integendeel : ik breng hommage aan Flash Art door het in mijn werk te gebruiken…

( Lachend.) Aan het Kapitaal brengt u zeker geen hommage. Uw werk staat bij de kassa aan de ingang, en u schrijft : Kapitaal is shit !

TAYOU : Voilà. Dat is compleet tegenstrijdig. Het is ook een manier om de tegenstrijdige kant van het leven te tonen. Soms zeg ik : het ware kapitaal is niet datgene wat men denkt dat het is. Ik denk dat we het kapitaal anders gedefinieerd hebben : kapitaal, dat zijn niet de geldspeciën. Ik denk dat het kapitaal de mentaliteit is.

En kapitaal is ook drek, in uw filosofie : het begin en de conditie van de mens.

TAYOU : Voilà. Ik heb vastgesteld dat het kapitaal een soort kist geworden is : iedereen loopt achter het kapitaal aan, men sluit zich op in zijn eigen gevangenis. We hebben het kapitaal gecreëerd als…

… onze gevangenis.

TAYOU : Ja, en als je vandaag vaststelt dat er links of rechts of waar dan ook een probleem is, dan zie je dat er aan de oorsprong ligt : het belang, en het belang is geadministreerd en gedefinieerd als zijnde het geld. Het geld, wat een creatie is van de mens, zoals dit hier een creatie van mij is, heeft de geest van de mens gedomineerd. Het heeft de essentie zelf vernield, het heeft het zijn vernield. Als ik erop spuw wil dat niet zeggen dat ik er geen gebruik van maak. Ik bedien me van het kapitaal, maar ik ben geen kapitalist. Ik kan me niet buiten een bepaalde maatschappij plaatsen, maar je moet er toch over spreken, op een bepaalde manier.

U heeft een manifest van het krotisme (?taudisme?) geschreven. Is dat de rode draad door uw werken ?

TAYOU : Ik wou van het krotisme geen filosofie of school maken. Het is iets wat gekomen is zoals wat je daar ziet, door de spontaneïteit. Het is een blik die ik op de maatschappij geworpen heb, als mens, heel naïef. Ik heb me daar beelden bij voorgesteld, om een bepaalde sensatie te creëren, in verhouding tot degenen die lezen, die kijken, die kunnen spreken. Ik dacht, je moet vertrekken van de bekende definities. Dat zou kunnen zijn : een ongezonde omgeving, slecht onderhouden, als een krot, en daar doorheen het concrete aspect in een abstract aspect verlengen. Het concrete aspect is wat je ziet : slecht onderhouden logementen bij voorbeeld, wat voor mij rampenwoningen zijn en die ik direct doorverwijs naar datgene wat die rampen produceert. En wat die rampen produceert is slechts de weerschijn van onze reflecties.

We denken na, we doen dingen, en wat we doen creëert consequenties natuurlijk. Aan de ene kant heb je de consequenties, aan het andere eind de belangen. Hoe nu de beide verenigen, zodat je ermee kunt leven ? Ik moest daar een thema voor vinden, ik heb dat het krotisme genoemd, dat wil zeggen : ertoe komen om eerst zijn eigen innerlijk te ontdekken om te hopen, ik weet het niet, op een verandering, een dialoog : het ware probleem van de mens was geen probleem van economische crisis, maar van mentale crisis. En voor mij is het krotisme iets wat je konkreet ziet in de maatschappij en wat innerlijk beleefd wordt. Het is zoals iemand zei : de panter heeft zijn vlekken aan de buitenkant, de mens heeft de zijne vanbinnen. En voor mij, de vlekken van de mens… het krotisme, mentaal gedacht, dat zijn die vlekken daar. Ik vind, je moet die tonen, want als je er niet naar kijkt, als je ze niet ziet, is het moeilijk om je fouten te kennen. Met de ogen open zou men beter leven. Het defaitisme dat kennelijk in onze zeden zit, zal slechts uit weerkaatsingen bestaan… we zullen dat allemaal overwinnen. Maar om er te geraken moet iedereen al inzien wat hij gedaan heeft.

U geeft de kijker daartoe een kaakslag.

TAYOU : Maar ik verkoop mezelf een kaakslag, pas op, niet de bezoeker ! Ik voel me geïncarneerd in de bezoeker. Het is niet makkelijk om dat te doen. We zijn duidelijk. Ik zou graag een mooie auto hebben, een vliegtuig, helder zijn, puur, artificieel zoals iedereen, of minimalistische schilderijen maken. Dat is zeer puur en zeer mooi om te zien, maar ik doe het niet, want het is niet nodig. De mensen zijn heel bedaard, ik geloof dat het tijd is dat ze zich wat zorgen maken : dat ze de dingen recht in het gezicht kijken, en dat ze, ik weet niet, de curve van de liefde tussen de mensen opnieuw lanceren. De mensen moeten elkaar graag zien.

Een ietwat utopische boodschap misschien ?

TAYOU : Helaas. Je kan er helaas slechts geraken voor jezelf. Het krotisme, moet je horen : dat is gewoon een weerspiegeling van mijn hele weg. Want doorheen het krotisme zie ik iets anders, zoals de gekrulde mutatie van de geesten tussen individuen, die ik probeer te ontwikkelen. Dat wil zeggen dat ik een manier heb om de wereld te bekijken, die ik moet voorstellen aan anderen. Het is nodig om ze samen te brengen, zoals die fameuze nationale soevereine conferentie in Afrika die iets had kunnen zijn wat meer Afrikaans was. Dat was helaas niet het geval omdat er belangen zijn, gelieerd met het kapitaal, met de grote mogendheden die alles van onderen uit kapotmaken. Dat moet getoond worden. Niet voor je eigen belang maar voor het belang van de hele wereld. Want wij vergissen ons elke dag, wij trekken elke dag de pij van monnik aan. Helaas moeten monniken pijen hebben…

Pardon ?

TAYOU : Elke dag trekken we onze pij van monnik aan, zonder dat we monnik zijn. En ik zei : helaas is het noodzakelijk dat monniken pijen aan hebben… Ik geloof dat monnikspijen werkelijk voor monniken zouden moeten zijn.

Raakt dat aan het mystieke aspect van het werk ?

TAYOU : Het is niet mystiek. Niets is mystiek.

Er is een mystiek die ook vertrekt van het besef van drek, transcenderend tot schoonheid…

TAYOU : Ik moet u zeggen dat ik bij voorbeeld van drek houd. De mensen knijpen hun neus dicht, maar ik zeg : als ik mijn drek maak in de latrine, draai ik me altijd om, ik adem die geur in. Er is een sculptuur die ik op een onbewuste manier creëer in de po. En dat ben ik, ik jubel als ik dat gedaan heb. Tegelijk heb ik het gevoel dat ik dingen afstoot die ik niet wil zien.

Ik ondervond iets gelijkaardigs, zij het amper twee dagen geleden. Of misschien was het gisteren.

TAYOU : ( Lacht). Soms probeer ik de apologie van de stront te maken. Ik vind er mezelf in terug. Waarom ? Omdat ik lange tijd vermeden heb om de eigen geuren op te snuiven, ik heb lange tijd vermeden om in mijn donkere kamer te kijken, ik heb lange tijd geweigerd om onder mijn bed te loeren, ik heb lange tijd mijn gasten de toegang tot mijn kamer ontzegd… Vandaag zeg ik, ik nodig u uit, kijk wat ik in mijn kamer heb. Ziedaar wat ik ben. En zo kan ik voortaan vrij over straat lopen, zonder problemen. Want ik verberg niets meer, ik ben te biechten geweest. En als ik mijn biecht doe is het niet om zijn zonden maar om mijn onnozelheden te erkennen en om doorheen die onnozelheden hetgeen wat goed was te vinden, en te verwerpen wat slecht was. Dat is compleet abstract. En het hangt van iedereen persoonlijk af. Daarom zeg ik altijd : de mutatie van de geesten tussen individuen is eerst een enkelvoudige mutatie. Ik doe het eerst zelf, en daarna stel ik het anderen voor. En ondertussen wordt het meervoudig, en vindt overal plaats, rond een tafel, om het even waar, in de wereld. De mensen moeten elkaar liefhebben. Het essentiële per slot, dat zijn niet de objecten die je ziet, het zijn de mensen.

Jan Braet

De Rode Poort, tot 2.2.96, Museum van Hedendaagse Kunst, Citadelpark Gent.

Pascale Marthine Tayou : Provocatie is een nieuw elan.

Het werk van Tayou voor De Rode Poort : de kisten zijn de poppenbroers van de handschoenen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content