Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Als er geen extra maatregelen getroffen worden, zou het bij de invoering van de euro wel eens aardig kunnen mislopen. Dat zegt professor Innovatietechnologie Ludo Van der Heyden.

‘Stel dat er bij een hold-up een zwaargewonde of een dodelijk slachtoffer valt’, zegt Ludo Van der Heyden. ‘De waardentransportfirma’s gaan massaal in staking en halen geen frank meer op of bezorgen geen pakketje euro’s meer. In een mum van tijd stapelen de voorraden nationale munten en biljetten in de warenhuizen zich op. Op hun beurt worden zij het doelwit van een reeks bloedige overvallen. De situatie wordt onhoudbaar. De hele distributiesector valt stil.’

Een niet erg gepaste profetie. Maar Van der Heyden, professor aan het Parijse Insead en luis in de pels van centrale bankiers en andere Europese autoriteiten, meent het. In zijn rapport over E-day van mei 2001 analyseert hij de landing in euroland van winkels en distributieketens, en het ziet er niet bepaald rooskleurig uit. Hij waarschuwt voor een grote chaos. Als er niet snel kleine eurobiljetten onder het publiek worden verspreid, wordt de toestand volgens hem onoverzichtelijk. Tot op vandaag blijft hij ijverig voor een aanpassing van het invoeringsscenario pleiten. Daarin wordt hij gevolgd door tal van europarlementsleden, de waardentransporteurs en de hele distributiesector. Ook minister van Financiën Didier Reynders (PRL), die de vraag in september vorig jaar tijdens een bijeenkomst van de eurogroep in Versailles stelde, steunt hem.

Zijn zwartgallige scenario’s stoelt Van der Heyden op de logica van de geldeconomie. Als er één schakel in de geldbevoorradingsketen van de euro ontbreekt, stort de supply chain als een kaartenhuisje in elkaar. Elke partij heeft dan ook zijn eigen verantwoordelijkheid. ‘Maar zowel banken als warenhuizen, winkels, waardentransporteurs en consumenten in de verschillende Europese landen ontkennen vandaag nog steeds de ware toedracht van het probleem.’ Doordat de overgang naar de euro de consument op vraag van de ECB niets mag kosten en er sowieso kosten mee gemoeid zijn, schuift iedereen de zwartepiet zoveel mogelijk door.

Aan de kant van de banken blijft het bijvoorbeeld opvallend stil. Financiële instellingen zetten de rekeningen van hun klanten in euro’s om. Daarnaast krijgen ze hopen geld uit spaarsokken en enveloppen vol Europese bankbiljetten binnen om voor euro’s in te ruilen. Meer werk dus, en dat moeten ze terugverdienen. Dat ze hun rol van bankier dan voor één keer aan een andere partij doorgeven, daar liggen ze niet van wakker. ‘Kleine coupures en euromunten verspreiden, een arbeidsintensieve en dure operatie, laten ze aan de distributie over’, zegt Van der Heyden. Wie tijdens de eerste weken van volgend jaar inkopen doet, wordt immers in euro’s terugbetaald. Kruideniers, warenhuizen, hamburgerrestaurants en pizzaketens ontpoppen zich dan twee maanden lang tot minibankiers. Veel keuze hebben ze trouwens niet. De vraag is echter of ze ook genoeg geld zullen aanvragen.

ZE ZIJN LEEG

‘Grote winkels, die normaal minder dan 15 procent van hun totale dagomzet in cash geld hebben, zullen in de transitieperiode een veelvoud daarvan moeten inslaan. Minimum 10 tot 25 keer de normale hoeveelheid contanten zou nodig kunnen zijn’, aldus Van der Heyden. ‘En als de waardentransporteurs niet in een dagelijkse bevoorrading met nieuwe munten slagen, kan dat zelfs tot honderd keer het normale bedrag oplopen.’ Dat is geld waarin vooraf moet worden geïnvesteerd – als het al veilig en zonder veel kosten kan worden opgeslagen.

Hij beseft het zelf niet, maar de consument speelt in dat hele proces een doorslaggevende rol. Hij is het die de winkelier van baar geld voorziet. Wat die aan zijn klanten terugbetaalt, is wat anderen voordien bij hem hebben neergeteld. In de transitieperiode zal dat echter anders zijn. Een kruideniersredenering, maar ze klopt: wanneer verschillende klanten na elkaar geen euro’s op zak hebben of hun kranten of sigaretten met een groot biljet betalen, krijgt de winkelier geen wisselgeld binnen en zal hij zijn eigen voorraad pasmunten moeten aanspreken.

Alles hangt natuurlijk af van het soort coupures dat de banken in hun automaten stoppen. ‘Stel dat ze aan de vooravond van 1 januari beslissen hun automaten alleen met grote bankjes te bevoorraden, om er genoeg geld in kwijt te kunnen. Voor de distributiesector betekent dit dat ze nog meer munten en kleine bankjes in euro’s nodig hebben. Vullen ze hun automaten echter met kleine bankbriefjes, dan lopen die binnen de kortste keren leeg. En dat net op het moment dat ze massaal worden gebruikt.’ De Europese Commissie moedigt de verdeling van kleinere bankjes bij de lancering alvast aan. In België zal alleen de BBL de automaten met biljetten van vijf euro bevoorraden. Volgens de commissaris-generaal voor de Euro, Jan Smets, zullen de banken ook worden aangepord om via de loketten voldoende kleine coupures te verdelen.

Maar zal alles daarmee van een leien dakje lopen? De kans is klein. Vóór iedereen de nodige euro’s in zijn portefeuille heeft, zijn we wellicht al in de tweede week van de maand. Maar wie zal daarvan wakker liggen? Consumenten met een betaalkaart lappen het misschien wel allemaal aan hun laars. De kans bestaat wel dat we vroeger zullen moeten opstaan: door de lange wachtrijen bij de bakker, in de stations, bij de krantenman en noem maar op.

In het ene land zal alles al wat sneller gaan dan in het andere. Dat blijkt uit een rapport van de Europese Commissie. Als we ervan uitgaan dat er in de eerste week van januari aan bankloketten en automaten 20 procent meer geld wordt afgehaald dan normaal, zou op 1 januari minder dan een tiende van de Belgen over eurobankjes beschikken. Voor de Ieren is dat dan al één op de vier. De verspreiding verloopt er volgens het rapport trouwens uiterst vlot. Op 3 januari zullen alle Ieren al bij de bakker met eurobriefjes staan zwaaien, in België nog maar een op de drie mensen. Pas op 5 januari zal de helft van de Belgen de eurobiljetten voor het eerst hebben betast. Vanaf de achtste of de negende dag zal het aantal Belgische franken dat over de toonbank rolt nog slechts marginaal zijn.

EEN WANHOOPSDAAD

‘Het grote probleem voor België schuilt in de lange periode van dubbele geldomloop’, zegt Ludo Van der Heyden. ‘Hoe langer ze de consumenten toelaten om in Belgische frank te betalen, hoe moeilijker het wordt voor de detailhandel. Die zal opdraaien voor het feit dat de consumenten niet naar de banken gaan. De overgangsperiode moest de consumenten de tijd geven om aan de nieuwe munt te wennen, maar het zal er hen alleen maar van weerhouden zich sneller voor te bereiden.’

‘Aanvankelijk hadden de Europese autoriteiten zelfs aan een periode van zes maanden gedacht. Maar toen hebben ze ingezien dat dat een wanhoopsdaad was en hebben ze het scenario veranderd tot een maximum van twee maanden, zoals we het in België zullen toepassen. De Duitsers vonden zelfs dát niet haalbaar, en zij opteerden voor een big bang-scenario. Voor hen is er slechts één legale munt. Op 31 december is dat de mark, op 1 januari de euro. Het voordeel is dat zo’n scenario duidelijk is. De banken zullen op 1 januari open zijn om de verspreiding vlotter te laten verlopen. Ook in België zouden de consumenten zich moeten gedragen alsof ze meteen in euroland zijn. Nu zullen ze nog te vaak en te lang met oude munten komen aanzetten.’

De operatie-Spaarpot had enige redding kunnen brengen. ‘Nu is het louter een signaal naar de bevolking dat de overheid met de problematiek bezig is. Maar voor de detailhandel zal dat het verschil niet uitmaken. Wat uit de spaarpotten komt, is immers geen geld dat in de economie circuleert. Wat wordt binnengebracht – en niemand weet hoeveel -, gaat bovendien rechtstreeks naar de bankrekening. Als ze in de plaats daarvan dat geld in eurobiljetten en -munten zouden omzetten, was het probleem van de frontloading al gedeeltelijk opgelost.’ De consument zou niet extra moeten investeren in geld dat hij niet meteen kan aanwenden. De Belgische franken die hij thuis had opgepot, zijn gewoon in euro’s omgezet. Maar omdat de Europese Centrale Bank alsnog geen frontloading van bankbiljetten voor particulieren toelaat, is dat niet mogelijk.

De inlevering van oude munten en biljetten zorgt wel voor een andere meevaller. Samen met zijn collega, professor Arnd Huchzermeier van de universiteit van Koblenz, berekende Ludo Van der Heyden dat de invoering extra winst kan opleveren voor de centrale banken van de twaalf eurolanden. Zoals het verleden leert, worden immers niet álle munten en biljetten teruggebracht. De omruiling zou in totaal 6 miljard euro (242 miljard frank) opleveren. Voor België zou dat ongeveer op een opbrengst van 220 miljoen euro (8,87 miljard frank) kunnen neerkomen. Maar voorlopig krijgen de regeringen niets. In 2002 zou er nog geen geld aan de overheden worden gestort.

Van der Heyden zou het geld al anders hebben aangewend: ‘Als ze vooraf een duidelijk kostenplaatje voor de invoering van de euro hadden opgemaakt, kon een percentage van die windfall profit worden aangewend om de overgang te vergemakkelijken. En de instellingen te compenseren die de grootste kosten dragen. Misschien was de banksector dan wel sterker betrokken geweest.’

Nu komt het er voor Van der Heyden vooral op aan de frontloading van kleine biljetten te realiseren. Hij is hoopvol. ‘Op de top van Gent in oktober wordt de vraag weer gesteld. Minister Reynders zou er een doorslaggevende rol kunnen spelen.’ Hij zal daar het idee van een beperkte frontloading voorstellen, die zou bestaan uit een test van de geldautomaten in de laatste dagen voor E-day. Komt die frontloading er niet, dan komen we in een chaos terecht. ‘Onze taak is om zo snel mogelijk naar de euro over te schakelen’, aldus Van der Heyden. En wat als iedereen zijn kop in het zand steekt? Een gebrek aan Europese burgerzin, noemt Van der Heyden dat. Maar wie voelt zich vandaag een Europese burger?

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content