‘De kinderen spelen Jood en Palestijn en bestoken elkaar met papieren raketten’

EEN PALESTIJNS MEISJE VAN 9 JAAR overleefde een Israëlische luchtaanval op haar huis. Haar moeder, twee zussen, een oom en een neef zijn omgekomen. © FOTO'S NARCISO CONTRERAS

Ook in Gaza zullen de scholen straks weer beginnen. Alleen zitten die nog altijd vol burgers die niet naar hun vernielde huizen kunnen terugkeren. In de klaslokalen slapen minstens 30 mensen naast elkaar, maar in de barre omstandigheden blijft de vechtlust overeind: ‘Dit keer zijn we bereid te sterven. Liever dat dan opgeven.’

Haar jurken voor speciale gelegenheden hangen nog altijd in de slaapkamerkast. Ongedeerd. De rest eromheen ligt in puin. Het bed in de hoek is bezaaid met brokstukken. In de muur een gapend gat. De sofa hangt half buiten, een wit kinderhemdje bengelt onder aan een van de poten. Net niet naar beneden gestort. ‘Hoe wrang’, zegt Naam Masri. ‘We zijn alles kwijt, behalve mijn feestkleren. Het laatste wat ik nodig heb.’ Ze is vandaag voor het eerst teruggekeerd naar haar huis – of wat er nog van over is. Het appartementsblok in de platgebombardeerde stad Beit Hanun, Noord-Gaza, staat eenzaam overeind. De andere huizen in de straat zijn tot aan de fundamenten vermorzeld. Ruim 50.000 inwoners vluchtten naar Gaza-Stad voor de bombardementen van het Israëlische leger de voorbije weken.

Half augustus, en het is een paar dagen rustig in de Gazastrook. Het zoveelste staakt-het-vuren is opnieuw verlengd. Duizenden bewoners hebben er vandaag weer wat hoop in gekregen en keren terug naar hun wijk om te zien of hun huis de beschietingen heeft overleefd. ‘Het is veel erger dan ik dacht’, zegt Naam stil. ‘Ik herken mijn eigen straat niet meer.’ Maar ze hebben geluk gehad, vindt ze. Ze kon met haar man en kinderen op tijd wegraken. Ze zijn weliswaar alles kwijt, maar ze leven nog. ‘Gazanen zijn taai. We beginnen gewoon opnieuw, elke keer opnieuw. Geen denken aan dat we vertrekken. Dit is ons land, onze buurt, ons huis. Dat laat ik niet achter. Nooit.’ Ze wijst naar de zwartgeblakerde restanten van de huizen aan de overkant. Je ruikt het vuur nog. Net als de reuk van de lijken die onder het puin zijn blijven liggen. Naam neemt haar zoontje op haar arm en pakt de hand van haar echtgenoot vast. ‘Het is te ver gegaan, dit keer’, zegt ze. ‘We zijn de oorlogen, de bezetting, de restricties, de vernederingen kotsbeu. Daarom steunen we het nationale verzet meer dan ooit.’

18 jaar achteruit

De overtuiging van Masri is tekenend voor de overgrote meerderheid van de Gazanen op dit moment. Wat niet wil zeggen dat steun aan het verzet ook per definitie steun aan Hamas inhoudt – hoewel de populariteit van de beweging de afgelopen weken fors is toegenomen. Hamas is erin geslaagd om het eenheidsgevoel onder de Palestijnen flink op te vijzelen. ‘Hamas is de enige die iets doet voor ons’, horen we overal.

‘Gewapend verzet maakt ons sterk’, vindt Mohammed Helles, die in Beit Hanun woont. ‘Het Palestijnse verzet en Hamas in het bijzonder laten de wereld zien dat we zelf wapens kunnen maken, ook al zijn die minder effectief en sterk dan die van Israël. Hamas toont de wereld dat we in staat zijn om ons te verdedigen en niet opgeven. We zijn bereid te sterven, echt waar. Er móét een einde komen aan de economische blokkade van Gaza. Als dat betekent dat we moeten blijven vechten en raketten afvuren, dan is dat maar zo.’

De oorlog die op 8 juli begon, weegt loodzwaar op de inwoners van Gaza. Het is de derde oorlog in vijf jaar tijd. De verwoestingen van 2012 waren nog niet eens allemaal opgeruimd. En nu zitten ze er weer middenin, heviger dan ooit. Aan Palestijnse kant vielen meer dan 2040 doden, aan Israëlische zijde stierven tot vorige week 67 mensen, van wie 64 militairen. Volgens de Verenigde Naties werden tijdens Operation Protective Edge meer dan 10.690 woningen in Gaza vernield en moesten ruim 485.000 burgers een ander onderkomen zoeken (cijfers tot 5 augustus). Het zou achttien jaar kosten om de levensstandaard, waarbij 70 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft, terug te brengen tot het niveau van voor 8 juli 2014. De Palestijnse regering heeft het over een totale kostprijs van 4,5 miljard euro. Aan Israëlische kant zou de oorlog ruim 45 miljoen euro per dag kosten, bericht de Israëlische krant Haaretz.

‘En wie zal al die oorlogsschade betalen?’ gaat Mohammed Helles verder. ‘De Golfstaten en de VN. Israel plays, the community pays. Ja, ook wij schieten raketten af, wij zijn zeker geen heilige boontjes. Maar de gevolgen van deze oorlog voor de Palestijnen zijn niet te vergelijken met die van Israël. Zij hebben geen duizenden burgerslachtoffers, geen compleet vernielde woonwijken en fabrieken, geen families waarvan nog maar één lid over is, geen kinderen die het elke nacht opnieuw in hun broek doen van angst door de bommen.

Nooit meer kind zijn

Ongeacht of het nu wel of niet Hamas was dat de beschietingen begon en daarmee de tegenpartij provoceerde tot een gewelddadige tegenreactie: de verhalen die we in de zwaarst getroffen wijken van Beit Hanun en Gaza-Stad horen zijn stuk voor stuk diep tragisch. ‘Tijdens de eerste week van de bombardementen zaten we op een nacht met de hele familie bij elkaar’, vertelt Alaa Hassan, een studente uit Beit Hanun. ‘Overal hoorden we de raketten en bommen donderen. Afschuwelijk angstaanjagend. Je zit daar maar in je huis en je kunt niets doen, behalve wachten en hopen dat je niet geraakt wordt. Dicht bij ons huis werden vlak na elkaar twee bommen uit een F-16 gedropt. De grond beefde, de ramen sprongen, de grote kast in onze woonkamer viel om. De derde is voor ons, dachten we allemaal. We zaten in een kring en hielden elkaars hand vast, vertelden aan elkaar dat we spijt hadden van de domme dingen die we hadden gedaan, en dat we elkaar vergaven. Intussen hoopten we vurig dat we niet geraakt zouden worden door tankbeschietingen, want dat betekende dat niet iedereen zou sterven, sommigen zouden gewond raken en konden voor de rest van hun leven verlamd zijn. Als het dan toch moest gebeuren, dan het liefst door een F-16-bombardement. Dan waren we in elk geval in één klap met z’n allen dood.’

Maar het gebeurde niet, de familie bleef in leven, niemand raakte gewond. Sindsdien zit de angst er diep in, zegt Hassan. ‘Mijn vijf neefjes en nichtjes kruipen elke nacht bij hun moeder in bed. Ze klampen zich aan haar vast, het is de enige bescherming die ze hebben. Telkens als er een bom valt, beginnen ze te huilen. De kleinste is vijf. Sinds de oorlog durft ze niet meer alleen naar de wc of naar de keuken te gaan. Ze plast nog liever in haar broek dan dat ze in haar eentje een stap moet verzetten. En je moet ze eens horen praten onder elkaar. Kinderen van acht en tien jaar vertellen elkaar over Hamas, Netanyahu, over staakt-het-vuren en blokkades. Alsof je volwassenen hoort. Ze spelen Jood en Palestijn, nemen elkaar gevangen, ze maken raketten na van stukken papier en gooien die naar elkaar. En ze vragen hun moeder hoe het komt dat de Egyptenaren en Syriërs hen niet komen helpen, want dat zijn toch ook Arabieren?’

Maar haar neefjes en nichtjes hebben elkaar en hun ouders tenminste nog, zegt Alaa Hassan. Ze mogen niet klagen. Ze neemt ons mee naar het Shifaziekenhuis in Gaza-Stad. Daar liggen kinderen die minder geluk hadden. Zoals de zevenjarige Maha: verlamd vanaf de nek, ze kan alleen haar hoofd nog bewegen. Op 20 juli werd haar huis getroffen tijdens beschietingen in Shujaiyeh, in het oosten van Gaza-Stad. In een uur tijd werd de wijk getroffen door ongeveer 600 granaten. In één nacht vielen er meer dan 80 doden. Sayah is de zus van Maha. Ze staat naast het bed. ‘Het begon ’s nachts’, vertelt ze. ‘De bombardementen gingen achter elkaar door, er zat geen minuut rust tussen. We waren heel bang. We hadden ons in de gang bij de trap verscholen, daar voelden we ons het veiligst. Samen met mijn broers en zusjes hielden we ons vast aan onze vader. Plots gebeurde het. Een enorme knal. De trap, de muren, de vloer: alles daverde. We zagen niets meer door het stof, het was aardedonker. Ik durfde me niet te bewegen, ik wilde mijn vader niet loslaten. Toen we weer iets konden zien, zagen we Maha op de vloer liggen. Onder het bloed.’

Maha ligt erbij en kijkt ons aan. Ze praat niet. Ze kreunt en zucht, schudt haar hoofd van links naar rechts en huilt af en toe. ‘Er zijn veel journalisten aan haar bed geweest’, weet Sayah. ‘Die beloven allemaal dat ze iets voor haar zullen doen. Er waren ook heel veel steunbetuigingen op Facebook. Maar er is nog altijd niets gebeurd. Omdat de grenzen van Gaza gesloten waren, kon Maha niet naar een ziekenhuis in het buitenland worden gebracht. Ze klaagt over hevige hoofdpijn, maar of dat een fysieke of een mentale reactie is, weten we niet. De artsen zeggen dat Maha een hopeloze zaak is. Ze zal voor de rest van haar leven verlamd blijven, ze kunnen niets meer voor haar doen. Daarom moet ze weg uit het ziekenhuis, het bed is nodig voor andere gewonden. Ze kan eigenlijk niet naar huis want dat is vernield, ze zal moeten slapen in het deel dat nog overeind staat. Maar misschien is er nog hoop. Niet al haar zenuwbanen zijn kapot. Als ze naar een ziekenhuis in Turkije kan, kunnen ze hopelijk iets voor haar doen. Daar houden we ons voorlopig aan vast.’

Schieten op ambulances

Een verdieping hoger ligt Akram Ahmad Abdulatif, een 39-jarige ambulancechauffeur uit Gaza-Stad. Het is al zijn derde oorlog in die functie. Het personeel van de ziekenwagens wordt in Gaza op handen gedragen. Of zoals een arts het zei: ‘Dit zijn de echte helden van de oorlog. Ze nemen zware risico’s omdat ze meteen ter plaatse moeten zijn bij een bombardement. Vaak volgen er nog meer beschietingen. En ook de ziekenwagens worden aangevallen.’

Akram Abdulatif slaat het laken van zich weg en toont zijn benen. Zijn rechterbeen is geamputeerd tot aan de knie, het linkerbeen zit volledig in het verband. Zijn armen en borst staan vol littekens en wonden. Abdulatif was een van de slachtoffers van wat bekendstaat als het bloedbad van de markt in Shujaiyeh, op 30 juli. Er vielen 25 doden en 170 gewonden.

‘We kregen een oproep over de aanval in Shujaiyeh en gingen er meteen naartoe. De chaos was enorm. Overal lagen gewonden en doden, sommigen helemaal uiteengereten. De beschietingen gingen non-stop voort, we probeerden ons zo goed mogelijk te beschermen. Maar al snel werd ik geraakt. Een korte, vlammende pijn in mijn been. Ik zag een diepe snee en besefte meteen dat het ernstig was. Ik bond mijn been af, en probeerde uit alle macht bij bewustzijn te blijven. Maar dat lukte niet, op zeker moment moet ik even “weg” geweest zijn. Toen ik bijkwam, zag ik alleen maar lichamen rond me. Sommigen waren onthoofd, van anderen lagen de hersenen letterlijk op straat. Vreselijk. Ik hoorde schreeuwen, krijsen, doodsrochels, gehuil. Het is gedaan, dacht ik, ik ga dood. Mijn kruis stond vol bloed, daar was ik ook geraakt. In het ziekenhuis zeiden de dokters dat ik mijn laatste gebed moest opzeggen voor ze me zouden opereren. Ze dachten dat ik het niet zou halen. Maar na een uur of twee werd ik wakker. Tot mijn verbazing lag ik op de afdeling gynaecologie.’ Hij lacht even, wordt dan weer serieus. ‘Het eerste wat ik zag, was mijn been. Geamputeerd tot aan de knie. Ik had het zo vaak gezien bij de gewonden die ik vervoerde. Nu was ik het zelf. Heel onwezenlijk.

‘Wat voor soort artillerie het Israëlische leger gebruikte, weet ik niet. Ik, en velen met mij, werden geraakt door een plat stuk metaal, scherp als een zwaard. Wij noemen het cd-bommen omdat ze daarop lijken. Door de kracht waarmee ze worden afgeschoten, klieven ze dwars door iemand heen.

‘Maar ik wist dat dit zou gebeuren, vroeg of laat. Als ambulancier is het onvermijdelijk dat je zelf ooit slachtoffer wordt. Toch had ik nooit gedacht dat het op deze manier zou gaan, dat ik gehandicapt zou worden. Ik was liever dood geweest dan dit. Elke nacht lig ik wakker, piekerend over de toekomst. Psychische problemen, ja. Maar ik heb besloten dat ik er alles aan zal doen om weer ambulancier te worden. Als ik de kans krijg om goed te revalideren, dan kan ik straks met een prothese weer autorijden. Ik red mensen, ik help anderen: dat is mijn bestaansreden, mijn identiteit. En het zal nodig zijn. We zijn er nog lang niet van af. Ook al wordt er straks een overeenkomst bereikt, oorlog komt er toch. We kunnen het ondergaan, we kunnen toegeven of juist in opstand komen, maar het zal weinig helpen. De ene schiet met grotere raketten, de andere met een heleboel kleinere. Maar wie is uiteindelijk de sterkste? Daar kent voorlopig niemand het antwoord op.’

Een Belgische artilleriespecialist die anoniem wenst te blijven vertelt aan de telefoon dat de zogenaamde cd-bommen zo goed als zeker van een prefragmentated high-explosive grenade afkomstig zijn, een voorgevormde tankbom met kervingen. Zodra de granaat iets raakt en explodeert, spatten die kervingen stuk voor stuk ook nog eens uiteen. Daar komen onder meer messcherpe stukken metaal van af die zware verwondingen veroorzaken, tot onthoofdingen toe.

Economie onder vuur

Behalve doelgerichte aanvallen van het Israëlische leger op leiders en sleutelfiguren van Hamas worden ook heel wat economische doelen getroffen. Sinds de oorlog begon, zijn er meer dan 360 fabrieken verwoest, waarvan een aantal doelbewust – al is dat niet altijd makkelijk te bewijzen. In het geval van de al-Awdafabriek, de grootste van Gaza, lijkt het echter een duidelijke zaak. Van het enorme gebouw in Deir al-Balah, in Centraal-Gaza, is bijna niets over. De huizen, werkplaatsen en de moskee die op nog geen twintig meter van de fabriek staat, zijn allemaal onbeschadigd.

Al-Awda is een begrip in Gaza. Iedereen kent de wafels, koekjes en de ijsjes die er gemaakt worden. Eigenaar Mohammed al-Telbani richtte de fabriek in 1977 op en maakte er een bijzonder succesvolle onderneming met zo’n 500 werknemers van. Tot 2000 exporteerde al-Awda onder andere naar Rusland en Saudi-Arabië. Maar ook na het exportverbod van Israël wist al-Awda zich perfect staande te houden. Tot eind juli.

‘We werden totaal onverwachts aangevallen met mortieren en raketten’, vertelt al-Telbani. ‘Eerst gingen de buitenmuren eraan. Drie dagen later schoten ze met brandende projectielen, maar dankzij ons brandafweersysteem hadden we het onder controle. De dag nadien ging het mis. Ze schoten midden in onze opslagplaatsen, vol olie, boter en andere brandbare materialen. In een mum van tijd stond alles in lichterlaaie. Intussen bleven de Israëli’s schieten. Alles moest er kennelijk aan, want ze vuurden links, in het midden en rechts op de fabriekshallen. Zelfs toen de brandweer ter plaatse was, bleven ze schieten. Pas toen alles compleet in brand stond, hielden ze ermee op. Vier dagen heeft het gebrand. Door de chemische materialen had de brandweer er geen vat op. Alles brandde af. Van de tien productielijnen valt alleen de wafelproductie nog te repareren. Van de rest is niets over.’

Al-Telbani schat dat het zeker 23 miljoen euro zal kosten om de fabriek weer operationeel te maken. De 500 werknemers zitten voorlopig zonder baan. In totaal zouden meer dan 3000 fabrieksarbeiders in Gaza werkloos geworden zijn door de oorlog. Ook de landbouw is zwaar getroffen. De VN hebben het over zo’n 17.000 hectare verwoeste grond.

Moffeed al-Hassina is de nieuwe minister van Openbare Werken en Woningen. Hij heeft de gigantische taak om Gaza na de oorlog weer op te bouwen. De nieuwe Palestijnse regering van nationale eenheid werd begin juni opgericht. De ministersploeg huist in Ramallah op de bezette Westelijke Jordaanoever en bestaat uit zeventien man. Volgens president Mahmoud Abbas gaat het om technocraten die politiek ongebonden zouden zijn. Niemand van de regering is aangesloten bij Hamas.

‘Ik kom oorspronkelijk uit Gaza’, zegt minister al-Hassina in zijn kantoor in Gaza-Stad. ‘Maar ik ben er al jaren weg.’ Hij kwam gisteren pas voor het eerst deze zomer in Gaza aan, en is zich naar eigen zeggen rot geschrokken. ‘Ik ben een Palestijn, hoe kan ik hier onbewogen onder blijven? De spiraal van geweld moet doorbroken worden.’

Het is de laatste dag van het laatste staakt-het-vuren, half augustus. Vanavond om 23.00 uur loopt het ultimatum af, en het ziet er niet goed uit. Hamas eist de onmiddellijke opheffing van de blokkade. Israël wil daaraan tegemoetkomen in ruil voor een complete ontwapening van Hamas. Wat de Palestijnse beweging niet ziet zitten.

‘Ik zie het somber in’, bekent de minister. ‘Als het bestand wordt opgeheven vannacht, gaan we terug naar af. Terwijl de situatie onhoudbaar is. Ik kom juist van een van de scholen waar de bewoners van de getroffen wijken hun toevlucht zoeken. Ze zitten boven op elkaar gepropt. Overal waar ik kom, klampen de mensen zich aan me vast met de vraag wat ik voor hen kan doen. Het eerlijke antwoord is: ik weet het niet. Eigenlijk heb ik een bloedhekel aan politiek. Ik haat het zelfs. Want het houdt in dat je de schone schijn moet ophouden. Maar ik heb deze taak aangenomen omdat ik mijn mensen wil helpen. De scholen beginnen straks weer, waar moeten al die gevluchte bewoners daarna heen? We kunnen onmogelijk in zo’n korte tijd nieuwe woningen neerzetten. Er zijn gesprekken met humanitaire organisaties om prefabwoningen te plaatsen. Die kunnen heel snel in elkaar worden gezet, en het biedt een voorlopig alternatief. Het probleem is dat Gaza overvol is. We leven met 1,8 miljoen mensen op 360 vierkante kilometer. Moeten we de zee op, misschien? Er zijn nauwelijks bulldozers om al het puin op te ruimen, op de verwoeste plekken kunnen we niet veel doen. Daar gaat het om: we willen kunnen léven. Dat is een basisrecht, geen eis. Een menswaardig leven, met normaal onderwijs voor de kinderen, stromend water en elektriciteit. Eén op de vier gewonden, vooral jonge mensen, zullen een blijvende handicap overhouden aan deze oorlog. Het is allemaal erg deprimerend. Ik probeer een lichtpuntje te zoeken, maar de waarheid is: dat is er niet. Er gaapt alleen een groot zwart gat.’

‘Niets te maken met de IS’

Een paar uren voor het einde van het bestand horen we de bommen vallen aan de grens. Hamas zou als eerste een raket afgevuurd hebben, Israël antwoordde prompt met een reeks tegenaanvallen. De bewoners die juist naar hun huizen waren teruggekeerd, maken pijlsnel rechtsomkeert naar de scholen in Gaza-Stad. De hele nacht daveren de bommen en razen de gevechtsvliegtuigen.

Wanneer we twee dagen later op de begrafenis zijn van de vrouw en het zoontje van Mohammed Deif, leider van de Qassambrigades – zelf werd hij niet getroffen -, roept een man plots luid naar ons in het Frans: ‘Leve Hamas, leve de IS in Irak!’

Vorige week vergeleek de Israëlische premier Benjamin Netanyahu Hamas met de Islamitische Staat. Hamas doet de vergelijking af als klinkklare onzin, en als een manier om de mislukte liquidatie van Mohammed Deif te verdoezelen.

‘De IS? Niemand die daar iets mee te maken wil hebben’, horen we van verschillende kanten in Gaza-Stad. ‘Ze zijn hier niet, en ze komen wat ons betreft nooit binnen’, roept onze tolk fel. ‘Wij willen een menswaardig bestaan in Gaza. En dat staat mijlenver van die moordenaars die zich moslims durven te noemen.’

De straten van Gaza-Stad zijn alweer dagenlang verlaten na 8.00 uur ’s avonds. Iedereen zit binnen en wacht af. Studente Alaa Hassan belt: er is een zware bom ontploft, vlak voor hun huis. ‘Mijn neefje wil later ook bommenmaker worden, zegt hij nu. Om de Joden te kunnen raken. En dat is nu net wat moet stoppen: de kinderen mogen niet opgroeien met haat voor de ander. Niet in Israël, en niet in Palestina. De jeugd zal het moeten bewijzen in de toekomst. Zonder haat.’

DOOR JOANIE DE RIJKE IN GAZA, FOTO’S NARCISO CONTRERAS

‘Ik herken mijn eigen straat niet meer. We zijn alles kwijt, behalve mijn feestkleren. Het laatste wat ik nodig heb.’

‘De IS? Niemand die daar iets mee te maken wil hebben. Ze zijn hier niet, en ze komen wat ons betreft nooit binnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content