Vrije Tribune

‘We moeten voor onze gezondheid de aanpak van nieuwe producten omdraaien: eerst testen, dan ontwikkelen’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘De steeds hogere snelheid waarmee nieuwe producten op de markt komen contrasteert sterk met de trage vernieuwing van veiligheidstesten.’ Aldus Greet Schoeters, hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en University of Southern Denmark.

Creatieve chemici en productontwerpers hebben – met niks dan goede bedoelingen – ervoor gezorgd dat we producten hebben die ons het leven erg comfortabel maken. Plastics zijn soepel; meubilair, tapijten, kleding zijn brandveilig en vlekafstotend; cosmetica en verzorgingsproducten bewaren goed.

Helaas heeft elke medaille een keerzijde. Vandaag blijkt dat sommige van de creatieve chemische stoffen de werking van hormonen imiteren of remmen.

Een aantal van van deze stoffen komt eenvoudig vrij uit plastics en zet zich vast op huisstof waardoor we de stoffen kunnen inademen. Andere stoffen bereiken dan weer via verpakkingen onze voeding en worden zo opgenomen.

We moeten voor onze gezondheid de aanpak van nieuwe producten omdraaien: eerst testen, dan ontwikkelen.

Kortom, hormoonverstorende stoffen vind je overal, zelfs in speelgoed kan men ze aantreffen. Maar ” Maar hormoonverstoorders zijn niet altijd synthetisch. Ook natuurproducten zoals soja en broccoli bevatten stoffen die het vrouwelijk hormoon nabootsen. De hoeveelheden zijn klein, maar onze opsporingsapparatuur wordt steeds gevoeliger.

Maar synthetische stoffen worden momenteel aangetroffen in ieder van ons – zelfs de foetus wordt ongevraagd blootgesteld.

Er rijzen hierbij twee vragen: kan dit kwaad voor onze gezondheid en hoe is het zover kunnen komen?

Onderzoek

De controverse over de veiligheid van hormoonverstorende stoffen loopt hoog op en verdeelt wetenschappers. Naast de industriële belangen die ongetwijfeld mee een rol spelen zijn er ook de gegevens zelf die niet steeds éénduidig zijn en onzekerheid zaaien.

Onderzoek naar veiligheid van stoffen is nauwkeurig gereglementeerd en gebeurt al jaren op dezelfde wijze. Centraal bij de beoordelingen staan de resultaten van proefdiertesten die volgens strikte voorwaarden nauwgezet moeten worden uitgevoerd en die al meer dan vijftig jaar volgens hetzelfde stramien verlopen.

De testen zijn duur en worden door gespecialiseerde bedrijven uitgevoerd. Elke stof wordt afzonderijk getest. Dit is wereldvreemd, de realiteit is immers dat we allemaal voortdurend aan coctails van stoffen worden blootgesteld. Om combinaties te evalueren zijn er echter nog steeds geen goede methoden beschikbaar.

Effecten van hormoonverstorende stoffen worden in proefdieren vaak slechts bij hoge concentraties gevonden die niet relevant zijn voor de lage gehalten die gemeten worden in de mens. Verder worden veel aspecten betrokken bij het ontstaan van chronische ziektes niet getest in proefdieren.

Nieuwe paradigma’s: een lange weg naar aanvaarding

Ondertussen is de wetenschap geëvolueerd en mede dankzij grote – door de Europese Unie gesubsidieerde – onderzoeken, zijn er nieuwe methoden en testen ontwikkeld om de werking van stoffen te onderzoeken.

Bij het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten werden al meer dan 1800 stoffen door geautomatiseerde robots getest in snelle, op cellen gebaseerde, tests. Op deze manier zijn we te weten gekomen dat er honderden stoffen hormoonverstorende eigenschappen bezitten, sommigen zijn krachtig, anderen veel minder. Maar de aanvaarding van deze nieuwe methoden en implementatie in de regelgeving botst op veel weerstand en gebeurt nauwelijks.

De verschuiving van metingen in water, lucht en voeding, naar wat werkelijk opgenomen is in onze biologie leidt tot andere inzichten.

Een ander spoor zijn de bevolkingsonderzoeken of humane biomonitoring. Nieuwe grootschalige studies, ook in Vlaanderen, wijzen aan dat vrijwel iedereen voortdurend aan tientallen chemische stoffen is blootgesteld.

Een humaan biomonitoringsprogramma zal vanaf 2017 voor het eerst op grote schaal uitgerold worden in Europa om de aanwezigheid van milieupolluenten of verontreinigende stoffen in de Europese bevolking te meten.

De verschuiving van metingen in water, lucht en voeding, naar wat werkelijk opgenomen is in onze biologie leidt tot andere inzichten over de chemische risico’s en hun belang bij het ontstaan van ziektes.

Terwijl bevolkingsonderzoeken vroeger vooral beschrijvend epidemiologisch waren, laten ze nu toe om in de mens zelf na te gaan hoe molecules van buiten of binnen genen aan- of uitzetten en lichaamsfuncties verstoren. Meerdere van deze onderzoeken, uitgevoerd door experten in verschillende landen en regio’s, tonen een verband tussen hormoonverstorende stoffen en een wijd gamma van gezondheidseffecten gaande van fertiliteitsproblemen en obesitas tot verstoring van afweermechanismen en neurologische en gedragsproblemen.

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat stoffen met een hormoonverstorende werking vooral impact hebben voor de geboorte. We begrijpen ook steeds beter hoe dit kan. In de foetale periode worden onze organen gevormd. Vooral de ontwikkeling van de hersenen neemt een hele tijd in beslag en volgt een nauwkeurig patroon onder hormonale controle. Wanneer dat patroon ontregeld wordt, geeft dit aanleiding tot blijvende merktekens die de communicatie tussen cellen in de hersenen en cellen in het lichaam blijvend kunnen verstoren en een voorbode zijn van een verhoogd risico op chronische ziektes op latere leeftijd.

Dit soort onderzoeken wordt niet op standaard proefdiertesten uitgevoerd en de resultaten van de humane studies worden niet standaard meegenomen bij de beoordeling van veiligheid van stoffen.

Beslisingen nemen als je niet helemaal zeker bent

De verbanden tussen hormoonverstorende stoffen en aandoeningen zoals fertiliteitsproblemen of obesitas zijn meestal zwak, maar ze kunnnen wel aangetoond worden in studies met een paar honderd deelnemers. Als we weten dat miljoenen mensen worden blootgesteld is dit zorgwekkend.

Wanneer zijn we zeker genoeg om over te gaan tot actie?

Vermits niet alle populatieonderzoeken steevast dezelfde resultaten geven, en dat er naast de chemische stoffen ook andere levensstijlgebonden risicofactoren deze effecten kunnen veroorzaken is er ruimte voor twijfel. Honderd percent sluitende bewijzen zijn er niet en zullen er ook niet snel komen.

Dan is de vraag dus hoe lang en hoe hard we moeten twijfelen. Wanneer zijn we zeker genoeg om over te gaan tot actie? Hoe moeten we omgaan met de stoffen die nog niet uitvoerig getest werden. Hoeveel tijd en geld moeten we nog spenderen voor onderzoeken om de onzekerheid verder te verkleinen?

Wetenschappelijk onderzoek kan hierop het definitieve antwoord niet geven. Zero risico bestaat niet, maar hoe voorzichtig willen we zijn? Het is een maatschappelijke verantwoordelijkheid om die keuzes te maken en zorgzaam te zijn.

Beter voorkomen dan genezen?

Een aantal stoffen met hormoonverstorende eigenschappen zijn reeds geweerd en mogen niet meer geproduceerd worden.

Stoffen waarvan minder dan een ton per jaar geïmporteerd of op de markt gebracht wordt, moeten helemaal niet geregistreerd en getest worden.

PCBs werden bijna honderd jaar geleden ontwikkeld en gebruikt in rubber, verven, en brandwerende middelen. DDT werd na de tweede wereldoorlog op de markt gebracht als wondermiddel om insectenplagen te bestrijden en was ogenschijnlijk onschadelijk voor zoogdieren. Ondertussen weten we beter, lage gehalten van deze stoffen bedreigden het bestaan van vogelsoorten omdat ze zich haast niet meer konden voortplanten – onder andere omdat de schaal rond hun eieren dunner werd en brak. DDT werd in de jaren zeventig verboden in Europa, PCBs in de jaren tachtig.

Maar toch krijgt anno 2017 elke pasgeborene deze stoffen nog altijd mee van de moeder. Ook bij de huidige hoeveelheden zien we effecten op de groei van pasgeborenen, op hun afweersysteem en gedrag. En toch worden hieruit heel weinig lessen getrokken.

De steeds hogere snelheid waarmee nieuwe producten op de markt komen contrasteert sterk met de trage vernieuwing van veiligheidstesten.

Stoffen waarvan minder dan een ton per jaar geïmporteerd of op de markt gebracht wordt, moeten helemaal niet geregistreerd en getest worden. Van de 100.000 stoffen die geregistreerd zijn, werd minder dan 1 percent getest.

Als bij de ontwerpfase van nieuwe producten slechts een fractie van de inventiviteit en creativiteit voor productontwikkeling zou geïnvesteerd worden in de selectie van de meest veilige molecules zouden we al heel wat problemen kunnen voorkomen.

Productontwikkelaars zijn daar echter niet voor opgeleid, en toxicologen moeten achteraf zonder voorkennis, als detectives, proberen te achterhalen welke molecules gebruikt werden en of ze veilig blijken. Het is hoog tijd om de zaken om te draaien en eerst te testen om dan pas te ontwikkelen.

Greet Schoeters is hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en University of Southern Denmark.

Partner Content