Leven en werken in Parijs, Brussel, Londen en… Zaltbommel

Tien bierovergoten dagen in Parijs leidden tot een levenslange vriendschap tussen Marx en Engels.

Karl Marx vertoefde zowat heel zijn leven in ballingschap. Zijn politieke analyses maakten het voor hem onhoudbaar om Pruisisch staatsburger te blijven. Als zoon van een tot het lutheranisme bekeerde Joodse familie wonend in Trier diende de Pruisische wetgeving gevolgd te worden.

Sinds het Europees vredesverdrag van het Congres van Wenen in 1815 was Rijnland-Palts (met Eifel en de huidige Belgische Oostkantons) onderdeel van het koninkrijk Pruisen geworden. Strategisch interessant omdat het dichter bij Frankrijk lag en vooral belangrijk als industriegebied voor het rurale Pruisen. De Pruisische staatspolitie hield toezicht op politieke onrustzaaiers in de liberale Rijnlandse industriestadjes. Een van de mannen die in de gaten werd gehouden was Karl Marx.

Nach Paris (1843-1845)

In 1842 begon hij, na het behalen van zijn doctorstitel, in Keulen als redacteur bij de liberale krant Rheinische Zeitung te werken. Als hoofdredacteur kapittelde hij niet alleen de koning van Pruisen, maar in feite iedereen. Absolutistische heersers hadden voorrang, en toen Marx tsaar Nicolaas I beledigde, vroeg die om een verschijningsverbod, wat in 1843 daadwerkelijk werd opgelegd. Marx zou met zijn vrouw naar Parijs gaan om er te werken voor het nieuwe tijdschrift Deutsch-Französische Jahrbücher. De keuze voor Parijs boven Brussel, waar de persvrijheid toch veel groter was, werd vooral ingegeven door de grote kolonie Duitsers daar (zo’n 85.000). Die waren niet allemaal onbemiddeld en ze konden hun leeshonger stillen in Duitse boekhandels, die in Brussel ontbraken. Leven van de paar Duitse toeristen die naar de Belgische kust trokken, vond de stichter van het jaarboek, Arnold Ruge, geen optie.

Toen met de revoluties van 1848 de censuur en de dagbladbelasting wegvielen, stortte de enorme leeshonger van de bevolking zich op de vloed aan blaadjes, kranten en pamfletten. Aquarel De verkoop van de waarheid, door Johann Nepomuk Höfer.
Toen met de revoluties van 1848 de censuur en de dagbladbelasting wegvielen, stortte de enorme leeshonger van de bevolking zich op de vloed aan blaadjes, kranten en pamfletten. Aquarel De verkoop van de waarheid, door Johann Nepomuk Höfer.

Samen met de twee andere redacteuren stichtte Marx een phalanstère, een arbeiderscommune volgens de ideeën van de Franse utopische socialist Charles Fourier, in de rue Vanneau. De leefgemeenschap en het tijdschrift vielen door onenigheid snel uit elkaar. Marx zat evenwel niet stil en begon te schrijven voor Vorwärts, een tweewekelijkse communistische krant die door Duitse ballingen werd uitgegeven. Hierin begon hij zijn gedachten over de politieke economie die hij decennia later in Das Kapital zou publiceren, vorm te geven. In augustus 1844 kwam Friedrich Engels hem daar opzoeken, het begin van een levenslange vriendschap en samenwerking. Maar ook in deze krant moesten gekroonde hoofden het ontgelden. De Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV werd door Marx in Vorwärts aangevallen waardoor de Pruisische gezant in Parijs in januari 1845 de majesteitsschennis bij de Franse koning Louis-Philippe aanklaagde. Het blad werd direct verboden en Marx kreeg het bevel Frankrijk te verlaten.

In Brussel (1845-1848)

In het liberalere België was Marx welkom, mits hij niet zou publiceren over de actuele politieke situaties. Die belofte hield hij voorlopig, hij begon met Friedrich Engels aan een uitgebreide brievencampagne met socialistische groepjes in heel Europa. Hun Communistisch Correspondentie Comité vergaderde bij de Grote Zavel, in de Bodenbroekstraat 8. Daar woonde de secretaris van deze vereniging, Philippe Gigot, een medewerker van het nabijgelegen Rijksarchief. In 1847 was hun brievenclub een onderdeel van de Bond der Communisten in Londen geworden. In Brussel werd ondertussen ook werk gemaakt van de oprichting van een communistische vereniging, de Deutsche Arbeiterverein. Marx werkte sinds januari 1847 mee aan de spreekbuis van deze vereniging, de wekelijks verschijnende krant Deutsche Brüsseler Zeitung. Daarmee had hij zijn ballingsvoorwaarde in feite al geschonden. De Duitstalige krant verscheen tussen 1 januari 1847 en 27 februari 1848 en had een oplage van hoogstens 300 exemplaren. De krant was niet alleen de spreekbuis van de Deutsche Arbeiterverein, maar later ook van de Association Démocratique.

Huis De Zwaan op de Grote Markt in Brussel. De plaats om Marx tegen het lijf te lopen, zeker op woensdag en zondag.
Huis De Zwaan op de Grote Markt in Brussel. De plaats om Marx tegen het lijf te lopen, zeker op woensdag en zondag.

Het bestuur van de Londense Bond der Communisten vroeg Marx om in een pamflet de grondbeginselen van hun vereniging uit te schrijven. In januari 1848 werd – in zijn huis in Elsene – het beroemde pamflet Manifest der Kommunistischen Partei geschreven. In februari werd het gepubliceerd, bijna tegelijk met het uitbreken van burgerrevoluties in talrijke steden in Europa. De Belgische regering reageerde doortastend en beval Marx om het land te verlaten. De internationale verspreiding van het manifest kon niet onbeantwoord blijven. Hij had daardoor immers de basisvoorwaarde van zijn asiel geschonden.

Lezing-discussie-bier

Daarmee kwam een eind aan enkele jaren verblijf in Brussel. In de loop van die jaren had hij met zijn gezin op vijf verschillende locaties gewoond. De eerste kortstondige verblijfplaats was het Hôtel du Saxe. Daarna verhuisden ze naar het goedkopere pension Le Bois Sauvage op het Sint-Goedeleplein, waar ze nog een paar keer terug kwamen. Tussendoor verbleef men in de Pachécostraat in Brussel, de Verbondsstraat in Sint-Joostten-Node en de Orléansstraat in Elsene. De straten waar Marx en zijn familie ooit woonden, zijn bijna allemaal verdwenen. Alleen in Elsene heeft de straat de stedenbouwkundige plannen overleefd. De Orléansstraat werd hernoemd tot Jean d’Ardennestraat, waar het gezin op nummer 50 woonde. Daar schreef Marx het Communistisch Manifest.

Bodenbroekstraat 8 bij Philippe Gigot, secretaris van het Communistische Correspondentie Comité, bij de Grote Zavel in Brussel.
Bodenbroekstraat 8 bij Philippe Gigot, secretaris van het Communistische Correspondentie Comité, bij de Grote Zavel in Brussel.

Naast op zijn woonadressen en in het vergaderlokaal van het Communistisch Correspondentie Comité op de Grote Zavel was Marx ook veel te vinden in de cafés op de Grote Markt van Brussel. Geen bruine volkscafés maar net wat beter. In herberg De Zwaan kwam de door Marx opgerichte Deutsche Arbeitersverein samen. Op woensdagavond was er steeds een lezing gevolgd door discussies bij een pint bier. Op zondagavond kwamen de leden ook samen in De Zwaan voor hun ontspanning, samen met hun vrouwen. Op oudejaarsavond 1847 vierde Marx met hen het nieuwjaarsfeest. Dat werd toen samen met de Association Démocratique georganiseerd. Zoveel aandacht voor de verheffing van de arbeidersklasse maakte van De Zwaan een symbolische plaats waar op 6 april 1885 de Parti Ouvrier Belge-Belgische Werkliedenpartij werd opgericht.

Ook in andere gildeherbergen liet Marx zich opmerken. In het Maison des Meuniers, vlakbij de Grote Markt, hield Marx in januari 1848 een scherpe toespraak voor de Association Démocratique over vrijhandel. Het thema van de talrijke tolrechten die nog bestonden beroerde vooral de liberale middenstand.

Finale halte: Londen (1849-1883)

Uit sociale overwegingen was Marx tegenstander van vrijhandel omdat dit het kapitaal bevoordeelde. Maar hij pleitte er juist vóór omdat dit de kortste route naar de beslissende sociale revolutie zou zijn. Op een dergelijk elan kon het moeilijk anders of het Communistisch Manifest zou een stomende verklaring worden.

De Parijse revolutionaire regering nodigde Marx in februari 1848 uit om naar Parijs terug te komen, maar na een maand vertrok hij naar Keulen om er de revolutie te helpen met een nieuwe krant, de Neue Rheinische Zeitung. De agitatie en kritieken op de heersende staatsstructuur zorgden ervoor dat de krant bij het neerslaan van de revolutionaire beweging ook werd verboden. In mei 1849 werd Marx het land uitgezet. Als statenloze keerde hij terug naar Parijs, waar het nieuwe bewind hem in juni 1849 verbande naar het departement Morbihan in Bretagne, gevreesd voor de malaria. Geen gezonde plaats om te gaan wonen voor een jong gezin met drie kinderen en een vierde op komst. Op 27 augustus 1849 nam het gezin Marx de boot naar Groot-Brittannië.

Zicht op de Stormstraat en het Sint-Goedeleplein voor de St-Michiel en St Goedelekathedraal in Brussel, waar Marx verschillende perioden woode. Schilderij van Raphaël Dubois, 1917. (Collectie Brussels Parlement)
Zicht op de Stormstraat en het Sint-Goedeleplein voor de St-Michiel en St Goedelekathedraal in Brussel, waar Marx verschillende perioden woode. Schilderij van Raphaël Dubois, 1917. (Collectie Brussels Parlement)

Ook in Londen diende het gezin van het ene huis naar het andere appartement te verhuizen om aan zijn belagers te ontkomen. Alhoewel statenloos volgde de Pruisische geheime politie toch nog altijd zijn doen en laten. In een rapport naar Berlijn omschreef een agent: ‘Marx woont zo ongeveer in de slechtste en goedkoopste wijk van Londen, huist daar in twee kamers. In geen van de kamers een schoon of behoorlijk meubelstuk, alles is kapot, versleten, in flarden en er kleeft vingerdik stof op… manuscripten, boeken en kranten liggen door elkaar naast speelgoed en lapjes uit de naaimand van zijn vrouw, kapotte kopjes, vuile lepels… een inktpot, pijpen, as – alles in een vreselijke chaos op dezelfde tafel. Men riskeert zijn broek als men het waagt te gaan zitten. Maar al deze dingen storen Marx noch zijn vrouw. Men wordt zeer hartelijk ontvangen… en meteen ontstaat een intelligent en stimulerend gesprek dat alle huishoudelijke misère goedmaakt en het ongemak draaglijk.’

Het werk aan zijn magnum opus stokte geregeld. Als man met een groot eerzuchtig ego verspeelde hij veel tijd door polemieken met andere politieke vluchtelingen uit te vechten. Zijn financiële situatie verbeterde lichtjes vanaf 1852 als Europees correspondent voor de Amerikaanse New York Daily Tribune. De Pruisische agent omschreef dan ook dat ‘Marx het bestaan leidt van een echte intellectuele bohémien…hoewel hij vaak dagen achter elkaar niets uitvoert, zal hij met een onvermoeibaar uithoudingsvermogen dag en nacht doorwerken als hij veel te doen heeft. Hij heeft geen vaste tijden om te gaan slapen of op te staan. Hij blijft vaak de hele nacht op om dan ’s middags geheel gekleed op de sofa te gaan liggen en tot de avond te slapen, onbekommerd over het reilen en zeilen in de wereld’. In 1856 verhuisde het gezin naar het beter gelegen Grafton Terrace 46, dichter bij Hampstead Heath, de favoriete zondagse wandeling van Karl Marx.

Grafton Terrace 9 (nu 46), woonplaats van Marx 1856-1864, dichtbij het park van Hampstead Heath.
Grafton Terrace 9 (nu 46), woonplaats van Marx 1856-1864, dichtbij het park van Hampstead Heath.

Banneling in Londen zijn, betekende niet dat Marx niet meer naar het continent kwam. In de lente van 1861 toerde hij door Duitsland, in de hoop om geld bij elkaar te krijgen om – na de amnestie afgekondigd door de nieuwe Pruisische koning Wilhelm I – met een nieuwe krant te kunnen beginnen. Ondanks alles werd het een mislukking en vanaf 1862 begon Marx terug te gaan om aan het corpus van Das Kapital te werken.

Contacten met Zaltbommel

De geestelijke vader van het marxisme muntte naast intens intellectueel studiewerk vooral uit in het verkwisten van geld. Deze paradox zorgde voor een spannend bohémienleven waarbij bedelen een belangrijke filosofie was. Naast giften van vrienden – met de rijke mecenas Friedrich Engels als summum – probeerde Marx vooral om zijn ouderlijke erfenis zo snel mogelijk in de wacht te slepen. Die queeste voerde hem – per brief en persoonlijk – geregeld naar Nederland. Familie uit Duitsland, Zuid-Afrika én Nederland en vrienden die op bezoek kwamen werden gastvrij onthaald, maar belemmerden werk en bezwaarden de huishoudelijke financiën. Marx verstond en las vlot Nederlands. Spreken ging moeizamer. Niet moeilijk te begrijpen, zijn moeder, Henriëtte Presburg, was immers geboren in Nijmegen. Als volwassene, zeker in zijn Brusselse jaren, ging Karl geregeld op bezoek bij oom Lion Philips en tante Sophie Presburg en onderhield contacten met zijn neven en nichten in Zaltbommel en Maastricht. Als socialistisch ideoloog wel een bijzondere relatie, want oom Philips, de grootvader van de stichters van het gelijknamige elektronicaconcern, was een rijke tabakshandelaar en belegger. Maar oom Lion was evenwel ook beheerder van de nalatenschap van vader Marx. Toen Heinrich in 1838 overleed, stelde de weduwe Marx haar schoonbroer aan als bewindvoerder over de erfenis. Zoon Karl, bekendstaand als een notoir potverteerder, mocht van haar slechts met mondjesmaat iets van zijn erfdeel uitbetaald krijgen. Na 1850 kreeg Karl evenwel geen voorschotten meer omdat de revoluties van 1848 de handel en dus de financiële armslag van oom Lion hadden beknot.

Marx probeerde geregeld werk te vinden. In 1862 solliciteerde hij tevergeefs als bediende bij de spoorwegmaatschappij Great Western. Hij werd niet aangenomen vanwege zijn abominabele handschrift. In 1863 overleed weduwe Marx, Henriëtte Presburg, en kreeg Karl eindelijk de lang verhoopte erfenis uitbetaald. De financiële zorgen waren even van de baan. De erfenis bedroeg minder dan hij verhoopt had, maar toch genoeg om er in Londen even van te kunnen leven als een zelfvoldane middle class gentleman. Het gezin verhuisde in 1864 dan ook naar een passender woning, in Maitland Park Road.

MEER WETEN?

Walter Weyns, Marx begrijpen. Een actuele inschatting van zijn denken. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2018

Rachel Holmes, Eleanor Marx. A Life. Londen, 2014

Edward De Maesschalck, Marx in Brussel. Leuven, 2005

IISG (https://socialhistory. org) met (in oktober 2018) 8.291 hits voor Karl Marx

Partner Content