Olivier Boehme

‘Europa gaat alleen vooruit als we uit onze monoculturen breken’

Olivier Boehme Historicus en auteur van 'De welvaart en trots van naties' en 'Grensnaties, een geschiedenis van Europa'

‘Twijfel over de wenselijkheid en haalbaarheid van globalisering heeft weer de kop opgestoken, net als scepsis over de integratie van zelfs maar een deel van de globe: Europa. Toch is Europese integratie onze enige optie op een leefbare toekomst, maar om vooruit te komen moeten we een stapje terug in de tijd zetten’, schrijft Olivier Boehme.

Europa was er altijd in veelvoud. Het Europa van Karel de Grote is niet dat van het mediterrane bekken, noch Mitteleuropa, Byzantium, Scandinavië of de Britse eilanden. Toch groeide uit die en nog veel grotere verscheidenheid iets van een Europese idee. In de tweede helft van de twintigste eeuw mondde dat uit in de Europese Unie. Haar ambitie om ‘een steeds inniger unie’ te worden kan uitgroeien tot een continentale variant van het nationalisme, maar evengoed iets meer en net iets anders.

De staat is de taal

De nieuwe gecentraliseerde staat die vanaf de zeventiende eeuw echt de wind in de zeilen kreeg, moest het onder meer hebben van één dominante nationale taal. Voor links en rechts, de richtingaanwijzers in het ideologische verkeer van na de Franse Revolutie, bleef taaleenheid tot in de eenentwintigste eeuw een evidentie. Hoezeer ze elkaar ook bevochten, ze deden dat in talen en taalgebieden die zij in hun uniformiteit als vanzelfsprekend aannamen.

De grootste uitzondering op dat principe was het Oostenrijks-Hongaarse Rijk van de Habsburgs. Duits deed daar weliswaar dienst als prestigieuze verbindingstaal, maar nog een tiental andere talen kregen uiteindelijk erkenning. Als relict uit voormoderne tijden ging het zich identificeren met precies zijn culturele veelkleurigheid. Zijn opvolgerstaten Tsjecho-Slowakije, Hongarije, Polen, Roemenië en Joegoslavië van na 1918 waren evenmin afgeronde natiestaten en die kleine ‘Donaumonarchieën’ wisten daar nog minder raad mee dan hun voorganger. De Tweede Wereldoorlog bood het Duitse naziregime de gelegenheid zijn oplossing voor culturele heterogeniteit op ongekend wrede en meedogenloze wijze door te drukken. Etnische zuiveringen die al voor 1914 de Balkan hadden geteisterd, bleken slechts een voorspel.

De bevrijding van het nazisme betekende echter niet het einde van de ‘etnische schoonmaak’. Van 1944 tot 1948 werden tussen de twintig en dertig miljoen mensen in Centraal en Oost-Europa verjaagd omdat ze niet geacht werden bij de nationale identiteit van de herstelde staten te horen. De grootste groep onder die gedeporteerden waren zo’n 13 miljoen Duitstaligen, de afstammelingen van bevolkingsgroepen die vaak al eeuwenlang in Oost- en Centraal Europa leefden. Kennelijk geloofden ook de geallieerde overwinnaars niet in de leefbaarheid van talig en cultureel heterogene staten. Joegoslavië ontsnapte onder Maarschalk Josip Broz Tito aan dat fatum, maar meteen nadat het IJzeren Gordijn in 1989 omlaag gehaald was begonnen de inwoners elkaar alweer etnisch uit te zuiveren.

(Lees verder onder de preview.)

Een grens zijn

Als de Europese Unie vandaag zich beroemt op culturele verscheidenheid, dan gaat het daarbij vooral om anderstaligen die elkaar over hun landsgrenzen heen de hand reiken. Slechts de multiculturele samenlevingen die zich in al die natiestaten nestelen, zonder dat dat het vooropgezette plan was geweest, dagen de Europeanen weer echt uit om te gaan met door elkaar verweven verschillen. Eén land schijnt het nog als zijn identiteit te beschouwen een grens te zijn. Die grens heet België. En toch, het opdelen van het land in de homogene taalblokken Vlaanderen en Wallonië was uiteindelijk ook een versie van het monoculturalisme: deze grensnatie werd een assemblage van twee ‘homogene’ taalgebieden, al herinnerde Brussel eraan dat dat niet altijd wilde lukken.

Het EU-ideaal van internationale uitwisseling neemt evenwel niet weg, maar impliceert dat het delen van verschillen slechts denkbaar is als er eerst verschillen bestaan. Alleen afzonderlijke culturen kunnen praten met elkaar. Bemiddelen gaat niet zonder substantie. Het was nog een andere Britse historicus, Mark Mazower, die minder lang geleden eraan herinnerde dat effectief internationalisme berust op effectief nationalisme.

Dat inzicht kan helpen om het debat over de nationaal dan wel internationaal te bewandelen wegen enigszins te depolariseren. Al lijkt de Europese Unie net te overleven door vooral niet in te gaan op ideeën over naties en identiteiten. Culturele toenadering blijkt nog steeds niet haar kernactiviteit te zijn, die ontplooit ze daar waar het bij het verdrag van Rome in 1957 allemaal om begonnen was: de economie. En als Europeeërs dan toch de basis waarop markt en munt gebaseerd zijn willen benoemen, verwijzen ze nog het liefst naar de christelijk-humanistische waarden en de laatste tijd meer nog naar de Verlichting. Dat blijven fundamenten van hoe we denken, voelen en zijn.

(Lees verder onder de preview.)

Zolang we er ons maar rekenschap van geven dat ze minder eenduidig uitvallen dan soms te snel en te sloganesk voorgesteld. Onszelf levensbeschouwelijk afgrenzen zal nooit eenvoudig zijn, onze grenzen letterlijk en figuurlijk vrijwaren evenmin. Maar het poreuze karakter van grenzen kenmerkt Europa zeker. Het heeft grenzen, maar is ook een grens.

Een Europese toekomst?

We zullen Europees zijn of niet zijn, op wereldschaal zijn er geen afzonderlijke grote Europese landen meer. Maar als we willen leven en handelen volgens het inzicht dat er niet teveel, maar nog te weinig Europa is, moeten we ook een stap terugzetten. Een stap terug naar de tijd waarin landen nog niet zo krampachtig eentalige massief gesloten hulzen probeerden te zijn.

De Engelse lingua franca en de kennis van minstens de taal van onze buurlanden kan samen met de omgang met andere Europeanen en een opgefrist historisch besef een cultureel en mentaal draagvlak creëren voor een inniger samenleven en samenwerken op vele terreinen. Paneuropese partijen en een EU-kieskring kunnen daar een krachtigere democratische dimensie aan geven. Want Europa is meer dan een economische markt, en die is zelf een cultureel en politiek fenomeen.

Olivier Boehme is historicus en auteur van o.m. Europa, een geschiedenis van grensnaties (2016) en Scepsis. Over wankelend vooruitgangsgeloof (2023).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content