Bruno Vanobbergen

‘Een overheid moet haar plicht ten aanzien van haar jongste burgers opnemen’

Bruno Vanobbergen Kinderrechtencommissaris

Op de 27ste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag zijn kinderrechten belangrijk op alle beleidsniveaus, schrijft kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen. Maar we zijn er nog niet. ‘Ons beleid schiet op sommige momenten hopeloos tekort.’

Aan de vooravond van de 27ste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag, kunnen we stellen dat kinderrechten duidelijk zichtbaar zijn in onze samenleving. Zo vormen ze een belangrijke kapstok voor het beleid. En dat op alle niveaus.

Op Europees niveau speelt de Raad van Europa een centrale rol. In het voorjaar van 2016 keurde de Raad de nieuwe Strategy for the Rights of the Child voor de periode 2016-2021 goed. Diezelfde Raad van Europa maakte de voorbije jaren werk van de ontwikkeling van richtlijnen rond kindvriendelijke justitie en gezondheidszorg.

Op federaal niveau staat men de komende maanden voor een belangrijke oefening. Voor de zomer van 2017 verwacht het VN-Kinderrechtencomité het nieuwe officiële rapport van ons land.

Op Vlaams niveau is er het Vlaamse Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan. Dat plan zoekt nog wat zijn weg in het Vlaamse beleid, maar het is wel duidelijk dat steeds meer beleidsdomeinen er een plek in vinden. Zo bekleedt mobiliteit voor het eerst een volwaardige plek in het plan.

Op het lokale niveau zien we tot slot hoe er, onder meer door het label voor kindvriendelijke steden en gemeenten, er een groeiend besef is dat het Kinderrechtenverdrag ook hier een fundament voor het beleid kan vormen.

‘Ik hoor regelmatig mensen vragen of kinderen vandaag niet te véél rechten hebben’

Kinderrechten vinden niet alleen ingang in het beleid, ze hebben ook in ons gewone, dagelijkse leven een plek, al doet de combinatie kinderrechten en opvoeding veel volwassenen vaak nog steeds naar adem happen. Niet dat ouders en leerkrachten de rechten van kinderen niet belangrijk vinden, maar zij menen in de aandacht voor kinderrechten soms een te eenzijdig perspectief te zien. ‘Hoe zit dat met de plichten van kinderen?’ of ‘Hebben kinderen vandaag niet te veel rechten?’ zijn verzuchtingen die ik regelmatig hoor.

Ondanks een duidelijke zichtbaarheid van kinderrechten in onze samenleving is er in Vlaanderen nog altijd een grote groep kinderen en jongeren die in de kou blijft staan. Niet zomaar even, vaak lang. Te lang. Ons beleid schiet op sommige momenten hopeloos tekort.

Het is niet dat men het niet ziet. Het is dat men er niet radicaal voor kiest om een eind te maken aan vaak heel precaire situaties waarin kinderen en jongeren zich bevinden. Dat onrecht maakt mij kwaad. En mij niet alleen. Ik kreeg dit jaar tientallen mails van professionals die niet begrijpen hoe het komt dat een structureel antwoord op een dwingende problematiek uitblijft.

Neem deze brief van een schooldirecteur.

Via deze weg wil ik u attenderen op een (allicht zoveelste) verhaal van een leerling in Vlaanderen, maar nu in onze scholengemeenschap die gedurende enige tijd illegaal in het land verbleef nadat de asielaanvraag afgewezen was en nu plots uit onze school is verdwenen.

Een arrestatie, confronterende beelden en ervaringen voor medeleerlingen en leerkrachten: een vriend, leerling die in ons midden was, is plotsklaps en heel bruut weggerukt uit onze school, onze gemeenschap.

Medeleerlingen, vrienden die hem al jaren kenden -hij verbleef reeds ca. 6 jaar in België!- en leerkrachten die hem jaren succesvol hebben begeleid, zijn zwaar onder de indruk van deze gebeurtenissen en kunnen dit niet of moeilijk plaatsen.

Na deze beschouwing: wat kunnen we als school nog voor een dergelijke leerling betekenen? Welke mogelijkheden van protest zijn er?

Het is belangrijk om weten dat op een kinderombudsdienst ook dit soort signalen binnenkomen. Dat zijn geen klachten van klanten, maar van burgers. Ik probeer dat laatste te verduidelijken.

Op bladzijde 2 van het Vlaamse regeerakkoord staat: ‘Ons doel is een kleinere, slagkrachtige overheid: minder administratieve lasten en meer klantvriendelijkheid.’ Ik heb het lastig met een beleid dat mensen enerzijds als klant en anderzijds als burger aanspreekt. In de rol van klant zijn we dan voornamelijk mensen met rechten en in de rol van burger voornamelijk mensen met plichten.

Op het ogenblik dat te veel kinderen en jongeren zich in een kwetsbare positie bevinden, ligt de bal niet bij de burger, maar bij de overheid

Vandaag lijkt het soms wel of de klant in ons in bedwang moet worden gehouden door de burger die we ook horen te zijn. Kijk naar voorstellen om alle burgers een burgerschapsverklaring te laten ondertekenen of naar de roep om burgerschap absoluut een plek in de nieuwe eindtermen te geven. Ze suggereren een deficit van de burger. Het mooie aan bovenstaande getuigenis is dat ze dit vermeende deficit tegenspreken en net een voorbeeld vormen van een zeer betrokken burgerschap, een burgerschap dat aandacht vraagt voor de kwetsbaarheid van de ander en eist dat de overheid met een gepast antwoord komt.

Laten we ons dus niet verleiden tot discussies over de nood aan een burgerschapsverklaring ten gevolge van een vermeend democratisch deficit, maar laat ons veel liever discussiëren over de verplichtingen die het ondertekenen van het kinderrechtenverdrag voor een overheid met zich meebrengt.

Op het ogenblik dat te veel kinderen en jongeren zich in een kwetsbare positie bevinden, ligt de bal niet bij de burger, maar bij de overheid. Op zulke momenten hebben we geen nood aan een overheid die de bevolking meedeelt dat er minder overheid nodig is. Het enige gepaste antwoord een overheid die krachtdadig haar plicht ten aanzien van haar jongste burgers opneemt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content